Statenvertaling.nl

sample header image

Ruth 4 – Statenvertaling

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenParallelZonder kanttekeningenAlleen Bijbeltekst

Ruth 4

Dit hoofdstuk voorgelezen (v):

 

Boaz handelt voor het gericht met den anderen bloedvriend, die nader was dan hij, of hij zijn recht van lossing wil gebruiken, en Ruth trouwen, of niet, vs. 1, enz. Als die dat weigerde, en zijn recht afstond, neemt Boaz het gericht en het volk tot getuigen, en met gelukwensing van alle omstanders trouwt hij Ruth, 6. Die hem baart Obed, Davids grootvader, 13. Geslachtsregister van Perez tot op David, 18.
 
Boaz als losser
1 EN Boaz ging op in de 1poort en zette zich aldaar; en zie, de losser, van welken Boaz 2gesproken had, ging voorbij; zo zeide 3hij: Wijk herwaarts, zet u hier, 4gij, zulk een. En hij week derwaarts en zette zich.
1 Waar men het gericht hield, en het volk bijeenkwam.
2 Zie Ruth 3:12. verwijsteksten
3 Boaz.
4 Hebr. peloni almoni. Een manier van spreken bij de Hebreeën wanneer zij iemand menen, wiens naam zij juist niet weten, of mogen vergeten hebben, of niet willen noemen, in plaats waarvan wij plegen te gebruiken N.N. of gij man, hoe gij dan heet. Zie ook 2 Kon. 6:8. verwijsteksten
 
2 En 5hij nam tien mannen van 6de oudsten der stad en zeide: Zet u hier. En zij zetten zich.
5 Boaz.
6 Zie 1 Kon. 21 op vers 8. verwijsteksten
 
3 Toen zeide hij tot dien losser: Het stuk land dat van onzen 7broeder Elimélech was, heeft Naómi, die uit der Moabieten land wedergekomen is, 8verkocht.
7 Dat is, bloedverwant.
8 Te weten door nood en gebrek. Zie Lev. 25:25. verwijsteksten
 
4 En ik heb 9gezegd: 10Ik zal het voor uw oor openbaren, zeggende: 11Aanvaard het in tegenwoordigheid der inwoners en in tegenwoordigheid der oudsten mijns volks; zo gij het zult lossen, los het; en zo men het ook niet zou lossen, verklaar het mij, dat ik het wete; want er is niemand behalve gij, die het losse, en ik 12na u. Toen zeide hij: Ik zal het lossen.
9 Anders: gedacht. Zie Gen. 20 op vers 11. verwijsteksten
10 Hebr. Ik zal uw oor ontdekken, dat is, ik zal het zeggen, dat gij het hoort, ik zal het u openbaren, of doen weten wat u onbekend is; opdat gij, als de naaste zijnde, u zoudt mogen verklaren. Als de oren toegedekt zijn, zo kan men kwalijk horen; daarentegen, als ze ontdekt en vrij zijn, hoort men wel. Zie gelijke manier van spreken 1 Sam. 9:15 en de aant. aldaar. Insgelijks 2 Sam. 7:27. Job 33:16. verwijsteksten
11 Anders: koop, en zo in het volgende.
12 Dat is, ik ben de naaste na u.
 
5 Maar Boaz zeide: Ten dage als gij het land aanvaardt 13van de hand van Naómi, zo zult gij het ook aanvaarden van Ruth, de Moabitische, de huisvrouw des 14verstorvenen, om den naam des verstorvenen te verwekken over zijn erfdeel.
13 Dat is, als verkocht en vervreemd zijnde, niet alleen van Naomi, maar ook van Ruth, en overzulks meteen Ruth moeten trouwen, om haar verstorven man, wiens naaste bloedverwant gij zijt, zaad te verwekken, naar de wet Deut. 25:5. verwijsteksten
14 Van Machlon, den zoon van Elimelech.
 
6 Toen zeide die losser: Ik zal het voor mij niet kunnen lossen, opdat ik mijn erfdeel niet misschien 15verderve; los gij 16mijn lossing voor u, want ik zal niet kunnen lossen.
15 Dat is, verlieze, en tegelijk mijn naam uitsterve. Want indien hij maar één zoon bij Ruth mocht gewinnen, die zou moeten gehouden worden als een zoon van den verstorvene, en zijn naam voeren, naar de wet Deut. 25:6. Zodat de naam van dezen losser daarmede als dood zou zijn. verwijsteksten
16 Dat is, hetgeen waartoe ik het recht van lossen heb.
 
7 aNu was dit 17vanouds een gewoonheid in Israël bij de lossing en bij de 18verwisseling, om de ganse zaak te bevestigen, zo trok de man 19zijn schoen uit en gaf dien aan 20zijn naaste; en dit was tot een 21getuigenis in Israël.
a Deut. 25:7. verwijsteksten
17 Of: tevoren, in voortijden.
18 Bij alle overdracht of publieke vervreemding.
19 Vgl. Deut. 25 op vers 9. verwijsteksten
20 Wien hij zijn recht overdroeg, en daarmede van hetzelve in toekomende tijden verstoken was.
21 Dat iemand het recht van enig land of erfgoed, als zijn eigen, te betreden en te bezitten, aan een ander overdroeg.
 
8 Zo zeide deze losser tot Boaz: Aanvaard gij het voor u. En 22hij trok zijn schoen uit.
22 Dewijl hier van Ruth geen mentie wordt gemaakt, en Naomi haar bevolen had dat zij zich zou stilhouden en Boaz laten begaan, Ruth 3:18; zo is daaruit af te leiden dat Ruth hier niet tegenwoordig was, noch deze zaak bij het gericht dreef, maar Boaz; daarom heeft deze man zijn schoen aan Boaz gegeven. Anders zou de wet Deut. 25:9 ongetwijfeld gevolgd zijn geweest, tenware dan dat zij door menselijk goeddunken en vermetelheid verzacht mocht geweest zijn. verwijsteksten
 
9 Toen zeide Boaz tot de oudsten en al het volk: Gijlieden zijt heden getuigen, dat ik aanvaard heb alles wat van Elimélech geweest is, en alles wat van Chiljon en Machlon geweest is, 23van de hand van Naómi.
23 Dat is, van Naomi vervreemd of verkocht zijnde; als vers 5. verwijsteksten
 
10 Daartoe 24aanvaard ik mij ook Ruth, de Moabitische, Machlons huisvrouw, tot een vrouw, om den naam des verstorvenen over zijn erfdeel te verwekken, opdat de naam des verstorvenen niet worde uitgeroeid van zijn broederen en van de poort zijner plaats; gijlieden zijt heden getuigen.
24 Hebr. koop, verkrijg, bekom.
 
11 En al het volk dat in de poort was, mitsgaders de oudsten, zeiden: Wij zijn getuigen; de HEERE make deze vrouw die in uw huis komt, als bRachel en als Lea, die beiden het huis Israëls 25gebouwd hebben; en 26handel kloekelijk in Efratha en 27maak uw naam vermaard in Bethlehem.
b Gen. 29:32, enz.; 30:24, 25; 35:17, 18. verwijsteksten
25 Dat is, het huis Jakobs vermenigvuldigd hebben, door voortbrengen van kinderen. Zie Gen. 16 op vers 2. verwijsteksten
26 Of: maak, verkrijg rijkdom, bekom vermogen, word machtig, vermogende.
27 Hebr. roep den naam uit.
 
12 En uw huis zij als het huis van cPerez 28(dien Thamar aan Juda baarde), van het zaad dat de HEERE u geven zal uit deze jonge vrouw.
c Gen. 38:29. 1 Kron. 2:4. Matth. 1:3. verwijsteksten
28 Hier en in het volgende wordt ontdekt de voornaamste oorzaak, waarom het den Heiligen Geest beliefd heeft deze ganse historie van Ruth in de canonieke boeken van de Heilige Schrift in te lijven en te bewaren; te weten, opdat blijken mocht van de waarheid der belofte Gods dat de Messias uit Juda (Gen. 49:10) zou voortkomen, Wiens geslacht (naar het vlees) in het volgende verhaald wordt tot op David; en voorts van David tot Christus, Mattheüs 1 en Lukas 3. verwijsteksten
 
Geboorte van Obed
13 Alzo nam Boaz Ruth, en zij werd hem ter vrouw en hij 29ging tot haar in; en de HEERE gaf haar, 30dat zij zwanger werd en een zoon baarde.
29 Zie Gen. 6 op vers 4. verwijsteksten
30 Hebr. ontvangenis.
 
14 Toen zeiden de vrouwen tot Naómi: 31Geloofd zij de HEERE, 32Die niet heeft nagelaten u heden een 33losser te geven; en zijn naam worde 34vermaard in Israël.
31 Hebr. gezegend.
32 Hebr. Die u heden niet heeft doen ophouden een losser.
33 Versta den zoon van Ruth, die in de plaats van zijn vader Machlon (die Naomi’s zoon geweest was) als erfgenaam zou treden, als uit het vervolg is af te leiden. Anderen verstaan het van Boaz.
34 Hebr. uitgeroepen of genoemd. Vgl. vers 11. verwijsteksten
 
15 Die zal u zijn tot een 35verkwikker der ziel en om uw ouderdom te 36onderhouden; want uw schoondochter, die u liefheeft, heeft hem gebaard, 37dewelke u beter is dan 38zeven zonen.
35 Hebr. wederbrenger der ziel; dat is, hij zal uw leven en lust herstellen, verkwikken, u als verjeugdigen. Vgl. Ps. 19 op vers 8. Ps. 23:3. Klgld. 1:11, 19. verwijsteksten
36 Of: voeden, ondersteunen. Zie gelijk gebruik van het Hebreeuwse woord Gen. 45:11; 47:12. 1 Kon. 18:4. Ps. 55:23. verwijsteksten
37 Schoondochter Ruth.
38 Dat is, dan vele zonen. Zie Gen. 4 op vers 15. verwijsteksten
 
16 En Naómi nam dat kind en zette het op haar schoot en werd zijn voedster.
17 En de naburinnen gaven hem een naam, zeggende: Aan Naómi is een zoon geboren. En zij noemden zijn naam Obed; deze is de vader van 39Isaï, Davids vader.
39 Hebr. Ischaï.
 
18 Dit nu zijn de 40geboorten van Perez: dPerez gewon 41Hezron;
40 Dat is, nakomelingen die van Perez geboren en afgekomen zijn.
d 1 Kron. 2:5. Matth. 1:3. verwijsteksten
41 Hebr. Chetsron.
 
19 En Hezron gewon Ram, en Ram gewon Amminádab;
20 En Amminádab gewon 42Nahesson, en Nahesson gewon Salma;
42 Hebr. Nachschon.
 
21 En Salmon gewon Boaz, en Boaz gewon Obed;
22 En Obed gewon Isaï, en Isaï gewon David.

Einde Ruth 4