Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
1 EN er was een man van het gebergte van Efraïm, wiens naam was Micha. |
2 Die zeide tot zijn moeder: De duizend en honderd zilverlingen die u ontnomen zijn, om dewelke gij gevloekt hebt en ook voor mijn oren gesproken hebt, zie, dat geld is bij mij, ik heb dat genomen. Toen zeide zijn moeder: Gezegend zij mijn zoon den HEERE. |
3 Alzo gaf hij zijn moeder de duizend en honderd zilverlingen weder. Doch zijn moeder zeide: Ik heb dat geld den HEERE ganselijk geheiligd van mijn hand, voor mijn zoon, om een gesneden beeld en een gegoten beeld te maken; zo zal ik het u nu wedergeven. |
4 Maar hij gaf dat geld aan zijn moeder weder. En zijn moeder nam tweehonderd zilverlingen en gaf ze den goudsmid; die maakte daarvan een gesneden beeld en een gegoten beeld; dat was in het huis van Micha. |
5 En de man Micha had een godshuis; en hij maakte een efod en terafim, en vulde de hand van een uit zijn zonen, dat hij hem tot een priester ware. |
6 In diezelve dagen was er geen koning in Israël; een iegelijk deed wat recht was in zijn ogen. |
7 Nu was er een jongeling van Bethlehem-Juda, van het geslacht van Juda; deze was een Leviet en verkeerde aldaar als vreemdeling. |
8 En deze man was uit die stad, uit Bethlehem-Juda getogen om te verkeren waar hij gelegenheid zou vinden. Als hij nu kwam aan het gebergte van Efraïm tot aan het huis van Micha, om zijn weg te gaan, |
9 Zo zeide Micha tot hem: Vanwaar komt gij? En hij zeide tot hem: Ik ben een Leviet van Bethlehem-Juda, en ik wandel om te verkeren waar ik gelegenheid zal vinden. |
10 Toen zeide Micha tot hem: Blijf bij mij en zijt mij tot een vader en tot een priester; en ik zal u jaarlijks geven tien zilverlingen en orde van klederen en uw leeftocht. Alzo ging de Leviet met hem. |
11 En de Leviet bewilligde bij dien man te blijven; en de jongeling was hem als een van zijn zonen. |
12 En Micha vulde de hand van den Leviet, dat hij hem tot een priester werd; alzo was hij in het huis van Micha. |
13 Toen zeide Micha: Nu weet ik dat de HEERE mij weldoen zal, omdat ik dezen Leviet tot een priester heb. |