Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
Het Lam en Zijn vrijgekochten |
1 EN ik zag, en zie, het Lam stond op den berg Sion, en met Hem ahonderd vier en veertig duizend, hebbende den Naam Zijns Vaders geschreven aan hun voorhoofden. a Openb. 7:4. |
a Openb. 7:4 En ik hoorde het getal dergenen die verzegeld waren: honderd vier en veertig duizend waren verzegeld uit alle geslachten der kinderen Israëls. |
2 En ik hoorde een stem uit den hemel, als been stem veler wateren en als een stem van een groten donderslag. En ik hoorde een stem cvan citerspelers, spelende op hun citers; b Openb. 1:15. c Openb. 5:8. |
b Openb. 1:15 En Zijn voeten waren blinkend koper gelijk, en gloeiden als in een oven; en Zijn stem als een stem van vele wateren. c Openb. 5:8 En als Het het boek genomen had, vielen de vier dieren en de vier en twintig ouderlingen voor het Lam neder, hebbende elk citers en gouden fiolen, zijnde vol reukwerk, welke zijn de gebeden der heiligen. |
3 En zij zongen als deen nieuw gezang voor den troon en voor de vier dieren en de ouderlingen; en niemand kon het gezang leren dan de honderd vier en veertig duizend, die van de aarde gekocht waren. d Openb. 5:9. |
d Openb. 5:9 En zij zongen een nieuw lied, zeggende: Gij zijt waardig het boek te nemen en zijn zegelen te openen; want Gij zijt geslacht, en hebt ons Gode gekocht met Uw bloed, uit alle geslacht en taal en volk en natie; |
4 Dezen zijn het die met vrouwen niet bevlekt zijn, ewant zij zijn maagden. Dezen zijn het die het Lam volgen, waar Het ook heen gaat. Dezen zijn gekocht uit de mensen, tot
eerstelingen Gode en het Lam. e 2 Kor. 11:2. |
e 2 Kor. 11:2 Want ik ben ijverig over u met een ijver Gods; want ik heb ulieden toebereid om u als een reine maagd aan één Man voor te stellen, namelijk aan Christus. |
5 fEn in hun mond is geen bedrog gevonden, want zij zijn gonberispelijk voor den troon Gods. f Zef. 3:13. g Ef. 5:27. |
f Zef. 3:13 De overgeblevenen van Israël zullen geen onrecht doen, noch leugen spreken, en in hun mond zal geen bedrieglijke tong gevonden worden; maar zij zullen weiden en nederliggen, en niemand zal hen verschrikken. g Ef. 5:27 Opdat Hij haar Zichzelven zou heerlijk voorstellen, een gemeente die geen vlek of rimpel heeft of iets dergelijks, maar dat zij zou heilig zijn en onberispelijk. |
Aankondigingen van het oordeel |
6 En ik zag een anderen engel, vliegende in het midden des hemels, en hij had het eeuwig Evangelie, om te verkondigen dengenen die op de aarde wonen, en aan alle natie en geslacht en taal en volk, |
7 Zeggende met een grote stem: Vreest God en geeft Hem heerlijkheid, want de ure Zijns oordeels is gekomen; en aanbidt Hem hDie den hemel en de aarde en de zee en de fonteinen der wateren gemaakt heeft. h Gen. 1:1. Ps. 33:6; 124:8; 146:6. Hand. 14:15; 17:24. |
h Gen. 1:1 IN den beginne schiep God den hemel en de aarde. Ps. 33:6 Door het Woord des HEEREN zijn de hemelen gemaakt, en door den Geest Zijns monds al hun heir. Ps. 124:8 Onze hulp is in den Naam des HEEREN, Die hemel en aarde gemaakt heeft. Ps. 146:6 Die den hemel en de aarde gemaakt heeft, de zee en al wat in dezelve is; Die trouwe houdt in der eeuwigheid; Hand. 14:15 En zeggende: Mannen, waarom doet gij deze dingen? Wij zijn ook mensen van gelijke bewegingen als gij, en verkondigen ulieden dat gij u zoudt van deze ijdele dingen bekeren tot den levenden God, Die gemaakt heeft den hemel en de aarde en de zee en al hetgeen in dezelve is; Hand. 17:24 De God Die de wereld gemaakt heeft en alles wat daarin is, Deze zijnde een Heere des hemels en der aarde, woont niet in tempelen met handen gemaakt; |
8 En er is een andere engel gevolgd, zeggende: iZij is gevallen, zij is gevallen, Babylon, kdie grote stad, omdat zij uit den wijn des toorns harer hoererij alle volken heeft gedrenkt. i Jes. 21:9. Jer. 51:8. Openb. 18:2. k Openb. 16:19; 17:5; 18:10, 21. |
i Jes. 21:9 En zie nu, daar komt een wagen mannen en
een paar ruiters. Toen antwoordde hij en zeide: Babel is gevallen, zij is gevallen, en al de gesneden beelden harer goden heeft Hij verbroken tegen de aarde. Jer. 51:8 Schielijk is Babel gevallen en verbroken; huilt over haar, neemt balsem tot haar pijn, misschien zal zij genezen worden. Openb. 18:2 En hij riep krachtiglijk met een grote stem, zeggende: Zij is gevallen, zij is gevallen, het grote Babylon, en is geworden een woonstede der duivelen, en een bewaarplaats van alle onreine geesten, en een bewaarplaats van alle onrein en hatelijk gevogelte; k Openb. 16:19 En de grote stad is in drie delen gescheurd, en de steden der heidenen zijn gevallen. En het grote Babylon is gedacht geworden voor God, om haar te geven den drinkbeker van den wijn des toorns Zijner gramschap. Openb. 17:5 En op haar voorhoofd was een naam geschreven, namelijk
Verborgenheid, het grote Babylon, de moeder der hoererijen en der gruwelen der aarde. Openb. 18:10 Van verre staande uit vrees van haar pijniging, zeggende: Wee, wee de grote stad Babylon, de sterke stad! Want uw oordeel is in één ure gekomen. Openb. 18:21 En een sterke engel hief een steen op als een groten molensteen, en wierp dien in de zee, zeggende: Aldus zal de grote stad Babylon met geweld geworpen worden, en zal niet meer worden gevonden. |
9 En een derde engel is hen gevolgd, zeggende met een grote stem: Indien iemand het beest aanbidt en zijn beeld, en ontvangt het merkteken aan zijn voorhoofd of aan zijn hand, |
10 Die zal ook drinken uit den wijn van den toorn Gods, die ongemengd lingeschonken is min den drinkbeker Zijns toorns; en zal ngepijnigd worden omet vuur en sulfer voor de heilige engelen en voor het Lam. l Openb. 18:6. m Openb. 16:19. n Openb. 20:10. o Openb. 19:20. |
l Openb. 18:6 Vergeldt haar gelijk als zij ulieden vergolden heeft, en verdubbelt haar dubbel naar haar werken; in den drinkbeker waarin zij geschonken heeft, schenkt haar dubbel. m Openb. 16:19 En de grote stad is in drie delen gescheurd, en de steden der heidenen zijn gevallen. En het grote Babylon is gedacht geworden voor God, om haar te geven den drinkbeker van den wijn des toorns Zijner gramschap. n Openb. 20:10 En de duivel, die hen verleidde, werd geworpen in den poel des vuurs en sulfers, alwaar het beest en de valse profeet zijn; en zij zullen gepijnigd worden dag en nacht in alle eeuwigheid. o Openb. 19:20 En het beest werd gegrepen, en met hetzelve de valse profeet, die de tekenen in de tegenwoordigheid van hetzelve gedaan had, door welke hij verleid had die het merkteken van het beest ontvangen hadden, en die deszelfs beeld aanbaden. Deze twee zijn levend geworpen in den poel des vuurs, die met sulfer brandt. |
11 pEn de rook van hun pijniging gaat op in alle eeuwigheid, en zij hebben geen rust dag en nacht, die het beest aanbidden en zijn beeld, en zo iemand het merkteken zijns naams ontvangt. p Openb. 19:3. |
p Openb. 19:3 En zij zeiden ten tweeden male: Hallelujah. En haar rook gaat op in alle eeuwigheid. |
12 qHier is de lijdzaamheid der heiligen; hier zijn zij die de geboden Gods bewaren en het geloof van Jezus. q Openb. 13:10. |
q Openb. 13:10 Indien iemand in de gevangenis leidt, die gaat zelf in de gevangenis; indien iemand met het zwaard zal doden, die moet zelf met het zwaard gedood worden. Hier is de lijdzaamheid en het geloof der heiligen. |
13 En ik hoorde een stem uit den hemel, die tot mij zeide: Schrijf, zalig zijn de doden die in den Heere sterven, van nu aan. Ja, zegt de Geest, opdat zij rusten mogen van hun arbeid; en hun werken volgen met hen. |
De koren- en de wijnoogst |
14 En ik zag, en zie, een witte wolk, en op de wolk was Een gezeten, rdes mensen Zoon gelijk, hebbende op Zijn hoofd een gouden kroon, en in Zijn hand een scherpe sikkel. r Ez. 1:26. Dan. 7:13. Openb. 1:13. |
r Ez. 1:26 En boven het uitspansel hetwelk was boven hun hoofden, was de gelijkenis eens troons, als de gedaante van een saffiersteen; en op de gelijkenis des troons was de gelijkenis als de gedaante eens mensen, daar bovenop zijnde. Dan. 7:13 Verder
zag ik in de nachtgezichten, en zie, er kwam Een met de wolken des hemels, als eens mensen Zoon, en Hij kwam tot den Oude van dagen, en zij deden Hem voor Denzelven naderen. Openb. 1:13 En in het midden van de zeven kandelaren Een, den Zoon des mensen gelijk zijnde, bekleed met een lang kleed tot de voeten, en omgord aan de borsten met een gouden gordel; |
15 En een andere engel kwam uit den tempel, roepende met een grote stem tot Dengene Die op de wolk zat: sZend Uw sikkel en maai; want de ure om te maaien is voor U gekomen, dewijl de oogst der aarde is rijp geworden. s Joël 3:13. Matth. 13:39. |
s Joël 3:13 Slaat de sikkel aan, want de oogst is rijp geworden; komt aan, daalt henen af, want de pers is vol en de perskuipen lopen over; want hunlieder boosheid is groot. Matth. 13:39 En de vijand die hetzelve gezaaid heeft, is de duivel; en de oogst is de voleinding der wereld; en de maaiers zijn de engelen. |
16 En Die op de wolk zat, zond Zijn sikkel op de aarde, en de aarde werd gemaaid. |
17 En een andere engel kwam uit den tempel die in den hemel is, hebbende ook zelf een scherpe sikkel. |
18 En een andere engel kwam uit van het altaar, die macht had over het vuur; en hij riep met een groot geroep tot dengene die de scherpe sikkel had, zeggende: Zend uw scherpe sikkel en snijd af de druiventakken van den wijngaard der aarde, want zijn druiven zijn rijp. |
19 En de engel zond zijn sikkel op de aarde en sneed de druiven af van den wijngaard der aarde, en wierp ze in den groten wijnpersbak van tden toorn Gods. t Openb. 19:15. |
t Openb. 19:15 En uit Zijn mond ging een scherp zwaard, opdat Hij daarmede de heidenen slaan zou. En Hij zal hen hoeden met een ijzeren roede; en Hij treedt den wijnpersbak van den wijn des toorns en der gramschap des almachtigen Gods. |
20 En vde wijnpersbak werd buiten de stad getreden, en er is bloed uit den wijnpersbak gekomen, tot aan de tomen der paarden, duizend zeshonderd stadiën ver. v Jes. 63:3. |
v Jes. 63:3 Ik heb de pers alleen getreden en er was niemand van de volken met Mij, en Ik heb hen getreden in Mijn toorn en heb hen vertrapt in Mijn grimmigheid, en hun kracht is gesprengd op Mijn klederen en al Mijn gewaad heb Ik bezoedeld. |