Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
Opschrift |
1 DE1 ouderling aan den geliefden 2Gajus, 3welken ik in waarheid liefheb. |
| 1 Waarom Johannes zichzelven alzo noemt, zie 2 Joh. vs. 1. |
| 2 Joh. vs. 1 DE ouderling aan de uitverkoren vrouwe en aan haar kinderen, die ik in waarheid liefheb, en niet alleen ik, maar ook allen die de waarheid gekend hebben, |
| 2 Wie deze Gajus geweest is, wordt nergens elders verklaard, tenware dat hij een van die ware geweest waarvan men leest Hand. 19:29; 20:4. Rom. 16:23. 1 Kor. 1:14. |
| Hand. 19:29 En de gehele stad werd vol verwarring; en zij liepen met een gedruis eendrachtelijk naar de schouwplaats, met zich trekkende Gajus en Aristárchus, Macedóniërs, Paulus’ metgezellen op de reis. Hand. 20:4 En hem vergezelschapte tot in Azië Sópater van Beréa, en van de Thessalonicenzen Aristárchus en Secundus, en Gajus van Derbe, en Timótheüs, en van die van Azië Týchikus en Trófimus. Rom. 16:23 U groet Gajus, de huiswaard van mij en van de gehele gemeente. U groet Erástus, de rentmeester der stad, en de broeder Quartus. 1 Kor. 1:14 Ik dank God dat ik niemand van ulieden gedoopt heb dan Crispus en Gajus; |
| 3 Zie 2 Joh. vs. 1. |
| 2 Joh. vs. 1 DE ouderling aan de uitverkoren vrouwe en aan haar kinderen, die ik in waarheid liefheb, en niet alleen ik, maar ook allen die de waarheid gekend hebben, |
Lof over Gajus |
2 Geliefde, 4vóór alle dingen wens ik dat gij welvaart en gezond zijt, 5gelijk uw ziel welvaart. |
| 4 Of: in alles. |
| 5 Namelijk overmits zij begiftigd is met de kennis der zaligmakende en gezonde leer, en met velerlei christelijke deugden; dat, gelijk gij een gezonde ziel hebt, gij alzo ook een gezond lichaam moogt hebben. |
|
3 Want ik ben zeer verblijd geweest als de broeders kwamen en getuigden van uw 6waarheid, gelijk gij 7in de waarheid wandelt. |
| 6 Dat is, oprechtheid, 1 Joh. 3:18. |
| 1 Joh. 3:18 Mijne kinderkens, laat ons niet liefhebben met het woord, noch met de tong, maar met de daad en waarheid. |
| 7 Zie 2 Joh. vs. 4. |
| 2 Joh. vs. 4 Ik ben zeer verblijd geweest dat ik van uw kinderen gevonden heb die in de waarheid wandelen, gelijk wij een gebod ontvangen hebben van den Vader. |
|
4 Ik heb geen meerdere blijdschap dan hierin dat ik hoor dat 8mijn kinderen in de waarheid wandelen. |
| 8 Dat is, discipelen, die ik door de predicatie des Evangelies heb gebaard; gelijk Paulus spreekt van de Korinthiërs, 1 Kor. 4:15. |
| 1 Kor. 4:15 Want al hadt gij tienduizend leermeesters in Christus, zo hebt gij toch niet vele vaders; want in Christus Jezus heb ik u door het Evangelie geteeld. |
|
5 Geliefde, gij doet 9trouwelijk 10in al hetgeen gij doet aan de broederen en aan 11de vreemdelingen, |
| 9 Dat is, gelijk een getrouw uitdeler der goederen, die u de Heere te dien einde verleend heeft, betaamt. Zie Luk. 12:42. 1 Kor. 4:2. |
| Luk. 12:42 En de Heere zeide: Wie is dan de getrouwe en voorzichtige huisbezorger, dien de heer over zijn dienstboden zal zetten om hun te rechter tijd het hun bescheiden deel spijze te geven? 1 Kor. 4:2 En voorts wordt in de uitdelers vereist dat elk getrouw bevonden worde. |
| 10 Dat is, dat gij hen in uw huis ontvangt, herbergt en onderhoudt. |
| 11 Dat is, die behalve dat zij broeders en gelovigen zijn, ook om des Evangelies wil in vreemde landen zich moeten onthouden. |
|
6 Die getuigd hebben van 12uw liefde, 13in de tegenwoordigheid der gemeente; welken indien gij 14geleide doet, 15gelijk het Gode waardig is, zo zult gij wel doen. |
| 12 Dat is, uw milddadigheid, die gij uit liefde aan hen betoond hebt. |
| 13 Dat is, openlijk in de vergadering der gemeente waarin ik mij nu onthoud; welke vele oude leraars menen geweest te zijn de gemeente van Efeze. |
| 14 Dat is, niet alleen hun uitgeleide doet, een stuk weegs met hen gaande, maar hen ook verzorgende van hetgeen hun tot de reis zal nodig zijn. Zie Hand. 27:3; 28:10. |
| Hand. 27:3 En des anderen daags kwamen wij aan te Sidon. En Július vriendelijk met Paulus handelende, liet hem toe tot de vrienden te gaan om van hen bezorgd te worden. Hand. 28:10 Die ons ook eerden met veel eer, en als wij vertrekken zouden, bestelden zij ons hetgeen van node was. |
| 15 Gr. Gode waardiglijk. Zie Kol. 1:10. 1 Thess. 2:12. |
| Kol. 1:10 Opdat gij moogt wandelen waardiglijk den Heere tot alle behaaglijkheid, in alle goede werken vruchtdragende, en wassende in de kennis Gods; 1 Thess. 2:12 En betuigden dat gij zoudt wandelen waardiglijk Gode, Die u roept tot Zijn Koninkrijk en heerlijkheid. |
|
7 Want zij zijn 16voor Zijn Naam uitgegaan, 17niets nemende van de heidenen. |
| 16 Dit kan tweezins verstaan worden: óf dat deze broeders uit hun vaderland gegaan zijn in vreemde landen om daar het Evangelie te prediken onder de heidenen; óf dat zij om den dienst Gods en de belijdenis der christelijke leer uit hun vaderland hebben moeten gaan en vluchten in vreemde landen. Maar het eerste is waarschijnlijkst, uit het volgende vers. |
| 17 Namelijk voor hun dienst, maar voor niet het Evangelie predikende, om geen verhindering te geven aan het Evangelie van Christus, gelijk Paulus ook gedaan heeft, 1 Kor. 9:12. |
| 1 Kor. 9:12 Indien anderen dezer macht over u deelachtig zijn, waarom niet veelmeer wij? Doch wij hebben deze macht niet gebruikt, maar wij verdragen het alles, opdat wij niet enige verhindering geven aan het Evangelie van Christus. |
|
8 Wij dan zijn schuldig 18de zodanigen 19te ontvangen, opdat wij 20medearbeiders mogen worden der waarheid. |
| 18 Namelijk als in het voorgaande vers beschreven worden. |
| 19 Namelijk in onze huizen, te herbergen en te verzorgen van hun lijfsnooddruft. |
| 20 Daarmede ook mogen helpen bevorderen de verbreiding van de ware leer des Evangelies. |
Klacht over Diótrefes |
9 Ik heb 21aan de gemeente 22geschreven; maar Diótrefes, die onder hen 23zoekt de eerste te zijn, 24neemt ons niet aan. |
| 21 Namelijk van dewelke Gajus óf een leraar, óf een voortreffelijk lidmaat was. Welke deze gemeente geweest is, wordt nergens aangewezen. |
| 22 Namelijk aangaande deze zaak, om deze broeders aan dezelve te recommanderen. Hoewel wij dan dezen brief niet hebben, daaruit kan niet besloten worden dat er iets zou ontbreken aan de volmaaktheid der Heilige Schrift; dewijl het maar een brief is geweest van recommandatie, en zo daar iets in dien brief geschreven is geweest ter zaligheid nodig, dat wordt in andere boeken der Heilige Schrift genoeg gevonden, en Johannes zelf getuigt dat zijn Evangelie genoegzaam is om te geloven en zalig te worden, Joh. 20:31. |
| Joh. 20:31 Maar deze zijn geschreven, opdat gij gelooft dat Jezus is de Christus, de Zone Gods, en opdat gij gelovende het leven hebt in Zijn Naam. |
| 23 Dat is, die uit eergierigheid boven zijn medebroeders zich verheffende, daarnaar tracht om dezelve te overheersen en al het gezag aan zich alleen te trekken. |
| 24 Dat is, acht mij en mijn schrijven en voorspreken niet. |
|
10 Daarom, 25indien ik kom, zo zal ik 26in gedachtenis brengen 27zijn werken die hij doet, met 28boze woorden 29snaterende tegen 30ons; en hiermede niet vergenoegd zijnde, zo ontvangt hij zelf 31de broeders niet, en 32verhindert degenen 33die het willen doen, en 34werpt hen uit de gemeente. |
| 25 Namelijk tot u, gelijk ik hoop dat haast zal geschieden, vers 14. |
| vers 14 Maar ik hoop u haast te zien, en wij zullen mond tot mond spreken. |
| 26 Dat is, hemzelven voor ogen stellen, en de gemeente bekendmaken, dat zij het mogen weten en gedenken. |
| 27 Namelijk die hij hier beschrijft. |
| 28 Dat is, lasterlijke. |
| 29 Dat is, beuzelingen voortbrengende. |
| 30 Dat is, mij, gelijk ook in het voorgaande vers. |
| 31 Namelijk die beschreven worden vers 7. |
| vers 7 Want zij zijn voor Zijn Naam uitgegaan, niets nemende van de heidenen. |
| 32 Of: verbiedt. |
| 33 Dat is, die deze broeders willen ontvangen. |
| 34 Namelijk door den kerkelijken ban. |
|
11 Geliefde, avolg het 35kwade niet na, maar het goede. Die 36goed doet, is uit God; maar 37die kwaad doet, bheeft God 38niet gezien. |
| a Ps. 37:27. Jes. 1:16. 1 Petr. 3:11. |
| Ps. 37:27 Samech. Wijk af van het kwade en doe het goede, en woon in eeuwigheid. Jes. 1:16 Wast u, reinigt u, doet de boosheid uwer handelingen van voor Mijn ogen weg, laat af van kwaad te doen. 1 Petr. 3:11 Die wijke af van het kwade, en doe het goede; die zoeke vrede en jage denzelven na. |
| 35 Dat is, zo in het gemeen allerlei kwaad, als in het bijzonder dit kwade voorbeeld van Diotrefes. |
| 36 Dit kan ook verstaan worden zo in het gemeen van allerlei goed, als in het bijzonder van het goede der weldadigheid jegens de broeders, dat hij hier in Gajus prijst. |
| 37 Dat is, die zijn werk maakt van kwaad doen. Want anderszins doen de wedergeborenen ook somwijlen wel iets dat kwaad is, uit zwakheid. |
| b 1 Joh. 3:6. |
| 1 Joh. 3:6 Een iegelijk die in Hem blijft, die zondigt niet; een iegelijk die zondigt, die heeft Hem niet gezien en heeft Hem niet gekend. |
| 38 Namelijk met de ogen des waren geloofs, of: Hem niet recht gekend. Zie 1 Joh. 3:6. |
| 1 Joh. 3:6 Een iegelijk die in Hem blijft, die zondigt niet; een iegelijk die zondigt, die heeft Hem niet gezien en heeft Hem niet gekend. |
Mededelingen en groeten |
12 Aan Demétrius 39wordt getuigenis gegeven 40van allen, en 41van de waarheid zelve; en 42wij getuigen ook, en gij weet 43dat onze getuigenis waarachtig is. |
| 39 Namelijk van bijzondere godzaligheid, liefde en getrouwheid. |
| 40 Namelijk gelovigen die hem kennen. |
| 41 Dat is, deze getuigenis is gans waarachtig, alzo hij het ook met de daad en waarheid dagelijks betoont. |
| 42 Dat is, ik, Johannes; gelijk ook vss. 9, 10. |
| vers 9 Ik heb aan de gemeente geschreven; maar Diótrefes, die onder hen zoekt de eerste te zijn, neemt ons niet aan. vers 10 Daarom, indien ik kom, zo zal ik in gedachtenis brengen zijn werken die hij doet, met boze woorden snaterende tegen ons; en hiermede niet vergenoegd zijnde, zo ontvangt hij zelf de broeders niet, en verhindert degenen die het willen doen, en werpt hen uit de gemeente. |
| 43 Dat is, dat ik niet pleeg te getuigen dan wat waarachtig is, Joh. 19:35. |
| Joh. 19:35 En die het gezien heeft, die heeft het getuigd, en zijn getuigenis is waarachtig, en hij weet dat hij zegt hetgeen dat waar is, opdat ook gij geloven moogt. |
|
13 cIk had 44veel te schrijven, maar ik wil u niet schrijven met inkt en pen; |
| c 2 Joh. vs. 12. |
| 2 Joh. vs. 12 Ik heb veel aan ulieden te schrijven, doch ik heb niet gewild door papier en inkt; maar ik hoop tot ulieden te komen en mond tot mond met u te spreken, opdat onze blijdschap volkomen moge zijn. |
| 44 Namelijk aangaande deze zaken. Zie 2 Joh. vs. 12. |
| 2 Joh. vs. 12 Ik heb veel aan ulieden te schrijven, doch ik heb niet gewild door papier en inkt; maar ik hoop tot ulieden te komen en mond tot mond met u te spreken, opdat onze blijdschap volkomen moge zijn. |
|
14 Maar ik hoop 45u haast te zien, en wij zullen 46mond tot mond spreken. |
| 45 Dat is, haast bij u te zijn, of tot u te komen. |
| 46 Zie de aant. op 2 Joh. vs. 12. |
| 2 Joh. 1:12 (kt.) Ik heb veel aan ulieden te schrijven, doch ik heb niet gewild door papier en inkt; maar ik hoop tot ulieden te komen en mond tot mond met u te spreken, opdat onze blijdschap volkomen moge zijn. |
|
15 47Vrede zij u. 48De vrienden groeten u. Groet 49de vrienden 50met name. |
| 47 Dit was de gewoonlijke wijze van groeten onder de Joden of Hebreeën. Zie hiervan Joh. 20:19. |
| Joh. 20:19 Als het dan avond was op denzelven eersten dag der week, en als de deuren gesloten waren waar de discipelen vergaderd waren, om de vreze der Joden, kwam Jezus en stond in het midden en zeide tot hen: Vrede zij ulieden. |
| 48 Dat is, de gelovigen die alhier zijn. |
| 49 Dat is, de gelovigen die bij u zijn. |
| 50 Dat is, elk in het bijzonder. |