Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
Opschrift en zegengroet |
1 DE1 ouderling aan de 2uitverkoren 3vrouwe en aan haar kinderen, 4die ik 5in waarheid liefheb, en niet alleen ik, maar ook 6allen die 7de waarheid gekend hebben, |
| 1 Zo noemt zichzelven de apostel Johannes, óf vanwege zijn ambt, gelijk ook Petrus, 1 Petr. 5:1, óf vanwege zijn hogen ouderdom; alsof hij zeide: De oude. |
| 1 Petr. 5:1 DE ouderlingen die onder u zijn, vermaan ik, die een medeouderling en getuige van het lijden van Christus ben, en deelachtig der heerlijkheid die geopenbaard zal worden: |
| 2 Zo noemt hij haar naar het oordeel der liefde, naar welke allen die Christus belijden, voor uitverkorenen moeten gehouden worden. Zie dergelijke vers 13. Filipp. 4:3. 1 Thess. 1:4. 2 Thess. 2:13. 1 Petr. 1:2. |
| vers 13 U groeten de kinderen van uw zuster, de uitverkorene. Amen. Filipp. 4:3 En ik bid ook u, gij mijn oprechte metgezel, zijt dezen vrouwen
behulpzaam, die met mij gestreden hebben in het Evangelie, ook met Clemens en de andere mijn medearbeiders, welker namen zijn in het boek des levens. 1 Thess. 1:4 Wetende, geliefde broeders, uw verkiezing van God. 2 Thess. 2:13 Maar wij zijn schuldig altijd God te danken over u, broeders, die van den Heere bemind zijt, dat u God van den beginne verkoren heeft tot zaligheid, in heiligmaking des Geestes en geloof der waarheid; 1 Petr. 1:2 De uitverkorenen naar de voorkennis van God den Vader, in de heiligmaking des Geestes, tot gehoorzaamheid en besprenging des bloeds van Jezus Christus: Genade en vrede zij u vermenigvuldigd. |
| 3 Gr. kyria, dat is, herin, gelijk ook vers 5; waardoor betekend wordt niet een van het vrouwelijk geslacht alleen, maar een voortreffelijke, aanzienlijke, machtige vrouwe. |
| vers 5 En nu bid ik u, uitverkoren vrouwe, niet als u schrijvende een nieuw gebod, maar hetgeen wij gehad hebben van den beginne, namelijk
dat wij elkander liefhebben. |
| 4 Namelijk zo de moeder als de kinderen, gelijk uit het Griekse woord blijkt. |
| 5 Dat is, oprechtelijk, gelijk 1 Joh. 3:18. |
| 1 Joh. 3:18 Mijne kinderkens, laat ons niet liefhebben met het woord, noch met de tong, maar met de daad en waarheid. |
| 6 Namelijk die in die plaats wonen en u kennen. |
| 7 Dat is, de ware leer des Heiligen Evangelies. Zie 2 Tim. 2:25. 1 Joh. 2:21; 3:19. |
| 2 Tim. 2:25 Met zachtmoedigheid onderwijzende degenen die tegenstaan; of God hun te eniger tijd bekering gave tot erkentenis der waarheid, 1 Joh. 2:21 Ik heb u niet geschreven omdat gij de waarheid niet weet, maar omdat gij die weet, en omdat geen leugen uit de waarheid is. 1 Joh. 3:19 En hieraan kennen wij dat wij uit de waarheid zijn, en wij zullen onze harten verzekeren voor Hem. |
|
2 8Om der waarheid wil, die 9in ons blijft en met ons zal zijn in der eeuwigheid: |
| 8 Namelijk heb ik hen lief, dewijl zij dezelve aangenomen hebben, belijden en beleven. |
| 9 Namelijk door de genade en naar de beloften Gods, dat Hij ons in dezelve altijd zal bewaren. Zie Matth. 24:24. Joh. 10:28. Filipp. 1:6. 1 Petr. 1:5. 1 Joh. 5:4, 5. |
| Matth. 24:24 Want er zullen valse christussen en valse profeten opstaan en zullen grote tekenen en wonderheden doen, alzo dat zij (indien het mogelijk ware) ook de uitverkorenen zouden verleiden. Joh. 10:28 En Ik geef hun het eeuwige leven; en zij zullen niet verloren gaan in der eeuwigheid, en niemand zal dezelve uit Mijn hand rukken. Filipp. 1:6 Vertrouwende ditzelve, dat Hij Die in u een goed werk begonnen heeft, dat
voleindigen zal tot op den dag van Jezus Christus; 1 Petr. 1:5 Die in de kracht Gods bewaard wordt door het geloof tot de zaligheid, die bereid is om geopenbaard te worden in den laatsten tijd. 1 Joh. 5:4 Want al wat uit God geboren is, overwint de wereld; en dit is de overwinning die de wereld overwint, namelijk
ons geloof. 1 Joh. 5:5 Wie is het die de wereld overwint, dan die gelooft dat Jezus is de Zone Gods? |
|
3 10Genade, barmhartigheid, vrede 11zij met ulieden van God den Vader, en van den Heere Jezus Christus, den Zoon des Vaders, 12in waarheid en liefde. |
| 10 Zie dergelijke groetenis 1 Tim. 1:2. |
| 1 Tim. 1:2 Aan Timótheüs, mijn oprechten zoon in het geloof: Genade, barmhartigheid, vrede zij u van God onzen Vader en Christus Jezus onzen Heere. |
| 11 Gr. zal zijn. |
| 12 Dat is, tot versterking en vermeerdering van de kennis der waarheid en van de liefde. Of: met waarheid en liefde. |
Wandelen in de waarheid en de liefde |
4 Ik ben zeer verblijd geweest dat ik 13van uw kinderen gevonden heb die 14in de waarheid wandelen, gelijk wij een gebod ontvangen hebben 15van den Vader. |
| 13 Dat is, sommigen van uw kinderen. |
| 14 Dat is, de ware leer des Evangelies belijden, en hun leven daarnaar aanstellen, volgens de geboden Gods. |
| 15 Namelijk door den Zoon, Joh. 15:15. |
| Joh. 15:15 Ik heet u niet meer dienstknechten, want de dienstknecht weet niet wat zijn heer doet; maar Ik heb u vrienden genoemd, want al wat Ik van Mijn Vader gehoord heb, dat heb Ik u bekendgemaakt. |
|
5 En nu bid ik u, uitverkoren vrouwe, aniet als u schrijvende 16een nieuw gebod, maar hetgeen wij gehad hebben van den beginne, namelijk
bdat wij elkander liefhebben. |
| a 1 Joh. 2:7. |
| 1 Joh. 2:7 Broeders, ik schrijf u geen nieuw gebod, maar een oud gebod, dat gij van den beginne gehad hebt. Dit oude gebod is het woord dat gij van den beginne gehoord hebt. |
| 16 Zie de aantt. op 1 Joh. 2:7, 8. |
| 1 Joh. 2:7 (kt.) Broeders, ik schrijf u geen nieuw gebod, maar een oud gebod, dat gij van den beginne gehad hebt. Dit oude gebod is het woord dat gij van den beginne gehoord hebt. 1 Joh. 2:8 (kt.) Wederom schrijf ik u een nieuw gebod: Hetgeen waarachtig is in Hem, zij ook in u waarachtig; want de duisternis gaat voorbij, en het waarachtige licht schijnt nu. |
| b Joh. 13:34; 15:12. Ef. 5:2. 1 Thess. 4:9. 1 Petr. 4:8. 1 Joh. 3:23; 4:21. |
| Joh. 13:34 Een nieuw gebod geef Ik u, dat gij elkander liefhebt; gelijk Ik u liefgehad heb, dat ook gij elkander liefhebt. Joh. 15:12 Dit is Mijn gebod, dat gij elkander liefhebt, gelijkerwijs Ik u liefgehad heb. Ef. 5:2 En wandelt in de liefde, gelijkerwijs ook Christus ons liefgehad heeft en Zichzelven voor ons heeft overgegeven tot een offerande en een slachtoffer Gode, tot een welriekenden reuk. 1 Thess. 4:9 Van de broederlijke liefde nu hebt gij niet van node dat ik u schrijf; want gij zelven zijt van God geleerd om elkander lief te hebben. 1 Petr. 4:8 Maar vooral hebt vurige liefde tot elkander; want de liefde zal menigte van zonden bedekken. 1 Joh. 3:23 En dit is Zijn gebod, dat wij geloven in den Naam van Zijn Zoon Jezus Christus, en elkander liefhebben, gelijk Hij ons een gebod gegeven heeft. 1 Joh. 4:21 En dit gebod hebben wij van Hem, namelijk dat die God liefheeft, ook zijn broeder liefhebbe. |
|
6 cEn 17dit is de liefde, dat wij wandelen naar Zijn geboden. Dit is het gebod, gelijk gijlieden 18van den beginne gehoord hebt, dat gij 19in hetzelve zoudt wandelen. |
| c Joh. 15:10. |
| Joh. 15:10 Indien gij Mijn geboden bewaart, zo zult gij in Mijn liefde blijven, gelijkerwijs Ik de geboden Mijns Vaders bewaard heb en blijf in Zijn liefde. |
| 17 Dat is, hierin bestaat de rechte liefde tot God en den naaste. Of: hiermede wordt zij betoond. |
| 18 Als u de leer des Evangelies eerst is gepredikt geweest, 1 Joh. 2:7. |
| 1 Joh. 2:7 Broeders, ik schrijf u geen nieuw gebod, maar een oud gebod, dat gij van den beginne gehad hebt. Dit oude gebod is het woord dat gij van den beginne gehoord hebt. |
| 19 Dat is, alzo uw leven daarnaar aanstelt. |
Standvastig jegens dwaalleraars |
7 dWant er zijn vele verleiders in de wereld gekomen, 20die niet belijden 21dat Jezus Christus in het vlees gekomen is. Deze is de verleider en 22de antichrist. |
| d Matth. 24:5, 24. 2 Petr. 2:1. 1 Joh. 4:1. |
| Matth. 24:5 Want velen zullen komen onder Mijn Naam, zeggende: Ik ben de Christus; en zij zullen velen verleiden. Matth. 24:24 Want er zullen valse christussen en valse profeten opstaan en zullen grote tekenen en wonderheden doen, alzo dat zij (indien het mogelijk ware) ook de uitverkorenen zouden verleiden. 2 Petr. 2:1 EN er zijn ook valse profeten onder het volk geweest, gelijk ook onder u valse leraars zijn zullen, die verderfelijke ketterijen bedektelijk invoeren zullen, ook den Heere, Die hen gekocht heeft, verloochenende, en een haastig verderf over zichzelven brengende. 1 Joh. 4:1 GELIEFDEN, gelooft niet een iegelijken geest, maar beproeft de geesten of zij uit God zijn; want vele valse profeten zijn uitgegaan in de wereld. |
| 20 Zie de aantt. op 1 Joh. 2:22; 4:2. |
| 1 Joh. 2:22 (kt.) Wie is de leugenaar, dan die loochent dat Jezus is de Christus? Deze is de antichrist, die den Vader en den Zoon loochent. 1 Joh. 4:2 (kt.) Hieraan kent gij den geest Gods: Alle geest die belijdt dat Jezus Christus in het vlees gekomen is, die is uit God; |
| 21 Gr. Jezus Christus in het vlees komende. Zie dergelijke wijze van spreken 1 Joh. 4:2. |
| 1 Joh. 4:2 Hieraan kent gij den geest Gods: Alle geest die belijdt dat Jezus Christus in het vlees gekomen is, die is uit God; |
| 22 Zie ook 1 Joh. 4:3. |
| 1 Joh. 4:3 En alle geest die niet belijdt dat Jezus Christus in het vlees gekomen is, die is uit God niet; maar dit is de geest van den antichrist, welken geest gij gehoord hebt dat komen zal, en is nu alrede in de wereld. |
|
8 23Ziet toe voor uzelven, 24dat wij niet verliezen hetgeen wij gearbeid hebben, maar een 25vol 26loon mogen ontvangen. |
| 23 Dat is, hebt acht op uw eigen zaligheid, van dewelke gij zoudt vervallen, zo gij u van hen laat verleiden. Zie Hand. 20:28. |
| Hand. 20:28 Zo hebt dan acht op uzelven, en op de gehele kudde, over dewelke u de Heilige Geest tot opzieners gesteld heeft, om de gemeente Gods te weiden, welke Hij verkregen heeft door Zijn eigen bloed. |
| 24 Dat is, opdat wij, namelijk apostelen, die u tot de kennis der waarheid gebracht hebben, de vrucht van onzen arbeid aan u niet verliezen. Of: dat gij (gelijk anderen lezen), namelijk die de ware leer eens aangenomen hebt en naar dezelve uw leven hebt aangesteld, de vrucht van uw belijdenis en wandel, welke is het eeuwige leven, niet verliest, door verleiding tot afval gebracht zijnde. |
| 25 Dat is, overvloedig. |
| 26 Namelijk wij apostelen van onzen arbeid, als die aan u niet tevergeefs zal aangewend zijn. Zie Filipp. 4:1. 1 Thess. 2:19. Of gij gelovigen, als gij tegen de verleiding standvastig blijft bij de ware leer des Evangelies. |
| Filipp. 4:1 ZO dan, mijn geliefde en zeer gewenste broeders, mijn blijdschap en kroon, staat alzo in den Heere, geliefden. 1 Thess. 2:19 Want welke is onze hoop of blijdschap of kroon des roems? Zijt gij die ook niet voor onzen Heere Jezus Christus in Zijn toekomst? |
|
9 Een iegelijk 27die overtreedt en niet blijft in de leer van Christus, 28die heeft God niet; die in de leer van Christus blijft, deze 29heeft beide den Vader en den Zoon. |
| 27 Namelijk door afvallen van de leer des Evangelies, gelijk de volgende woorden verklaren. |
| 28 Dat is, die heeft geen gemeenschap met God. |
| 29 Dat is, heeft gemeenschap met Beiden. Zie 1 Joh. 1:3. |
| 1 Joh. 1:3 Hetgeen wij dan gezien en gehoord hebben, dat verkondigen wij u, opdat ook gij met ons gemeenschap zoudt hebben, en deze onze gemeenschap ook zij
met den Vader en met Zijn Zoon Jezus Christus. |
|
10 eIndien iemand 30tot ulieden komt en 31deze leer niet 32brengt, 33ontvangt hem niet in huis, en zegt tot hem niet: 34Zijt gegroet. |
| e Rom. 16:17. 2 Tim. 3:5. Tit. 3:10. |
| Rom. 16:17 En ik bid u, broeders, neemt acht op degenen die tweedracht en ergernissen aanrichten tegen de leer die gij van ons geleerd hebt, en wijkt af van dezelve. 2 Tim. 3:5 Hebbende een gedaante van godzaligheid, maar die de kracht derzelve verloochend hebben. Heb ook een afkeer van dezen. Tit. 3:10 Verwerp een ketters mens na de eerste en tweede vermaning, |
| 30 Namelijk in uw huis, of anderszins, om u te leren en te onderwijzen. |
| 31 Namelijk dat Jezus Christus in het vlees gekomen is, vers 7, en die wij apostelen u geleerd hebben. |
| vers 7 Want er zijn vele verleiders in de wereld gekomen, die niet belijden dat Jezus Christus in het vlees gekomen is. Deze is de verleider en de antichrist. |
| 32 Dat is, leert en voorstelt. |
| 33 Dat is, houdt met hem geen broederlijke gemeenschap of nauwen omgang. |
| 34 Gr. Chairein, dat is, blijde zijn. Zie de aant. op Jak. 1:1. |
| Jak. 1:1 (kt.) JAKOBUS,
een dienstknecht van God en van den Heere JEZUS CHRISTUS, aan de twaalf stammen die in de verstrooiing zijn: Zaligheid. |
|
11 Want die tot hem zegt: Zijt gegroet, 35die heeft gemeenschap aan zijn 36boze werken. |
| 35 Dat is, die hoort zijn valse leer, waardoor hij de mensen verleidt, en stelt zichzelven in gevaar om van hem ook verleid te worden; en geeft anderen ergernis, alsof hij de valse leer toestond, overmits hij zulke gemeenschap houdt met de valse leraars. |
| 36 Namelijk die hij doet in het verleiden der mensen van de ware leer. |
Besluit |
12 Ik heb 37veel aan ulieden te schrijven, doch ik heb niet gewild 38door papier en inkt; maar ik hoop tot ulieden te komen en 39mond tot mond met u te spreken, opdat 40onze blijdschap 41volkomen moge zijn. |
| 37 Namelijk aangaande deze zaken. |
| 38 Dat is, door een brief die met inkt op het papier geschreven wordt. Dit zegt hij niet omdat hij enige zaken de zaligheid aangaande, gehad heeft, die hij het papier niet zou hebben willen toevertrouwen; want al die zaken heeft hij in zijn Evangelie genoegzaamlijk beschreven, Joh. 20:31; maar omdat hij hoopte haast bij hen te komen, en hun die zaken mondeling zou verklaren. |
| Joh. 20:31 Maar deze zijn geschreven, opdat gij gelooft dat Jezus is de Christus, de Zone Gods, en opdat gij gelovende het leven hebt in Zijn Naam. |
| 39 Dat is, tegenwoordig bij u zijnde. Zie dergelijke 1 Kor. 13:12. |
| 1 Kor. 13:12 Want wij zien nu door een spiegel in een duistere rede, maar alsdan zullen wij
zien
aangezicht tot aangezicht; nu ken ik ten dele, maar alsdan zal ik kennen gelijk ook ik gekend ben. |
| 40 Namelijk die ontstaan zal uit mijn tegenwoordigheid. |
| 41 Gr. vervuld, dat is, overvloedig. |
|
13 U groeten de kinderen van uw zuster, 42de uitverkorene. Amen. |
| 42 Zie vers 1. |
| vers 1 DE ouderling aan de uitverkoren vrouwe en aan haar kinderen, die ik in waarheid liefheb, en niet alleen ik, maar ook allen die de waarheid gekend hebben, |