Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
1 De apostel verklaart dat hij dezen tweeden zendbrief heeft geschreven om hen daardoor op te wekken tot betrachting der profetische en apostolische leer. 3 En waarschuwt hen tegen de spotters, die in de laatste tijden de toekomst van Christus ten oordeel en de voleinding der wereld zullen loochenen. 5 En wederlegt hen met redenen genomen van de schepping en onderhouding der wereld. 6 En van den zondvloed. 7 En leert, gelijk de eerste wereld vergaan is door het water, dat alzo deze vergaan zal door het vuur. 8 Dat de toekomst van Christus ten oordeel wel om der uitverkorenen wil uitgesteld wordt. 10 Maar dat zij onvoorziens zal komen. 11 Waaruit hij een vermaning trekt tot betrachting van oprechte godzaligheid. 13 En leert dat er een nieuwe hemel en een nieuwe aarde zal zijn. 15 Welk alles hij bevestigt met de getuigenis van den apostel Paulus, wiens zendbrieven sommigen verdraaien. 17 Eindelijk besluit hij met een herhaling van de vermaning om zich te wachten van de valse leraren en spotters, en met een lofzegging tot Christus. |
Spotters met den jongsten dag |
1 DEZEN tweeden zendbrief, geliefden, schrijf ik nu aan u, in welke 1beide ik a2door vermaning uw 3oprecht 4gemoed opwek; | | 1 Dit woord moet daarbij gedaan worden, omdat de apostel spreekt in het meervoud, van beide zijn zendbrieven. |
a 2 Petr. 1:13. 2 Petr. 1:13 En ik acht het recht te zijn, zolang ik in dezen tabernakel ben, dat ik u opwek door vermaning; |
2 Gr. in vermaning of indachtigmaking. |
3 Namelijk in de leer des Evangelies. |
4 Of: verstand. |
2 Opdat gij gedachtig zijt aan de woorden die van de heilige profeten 5tevoren gesproken zijn, en aan ons 6gebod, wij die des Heeren en Zaligmakers apostelen zijn; | | 5 Namelijk van den Messias en den staat Zijns Rijks in het Nieuwe Testament. |
6 Dat is, aan onze leer, die wij u geleerd hebben, niet uit ons eigen goeddunken of autoriteit, maar als apostelen van den Heere Christus. Zie 2 Petr. 1:21. Beide deze worden zeer bekwamelijk bijeengesteld, als zijnde tezamen de grond der christelijke leer. Zie dergelijke Ef. 2:20. 2 Petr. 1:21 Want de profetie is voortijds niet voortgebracht door den wil eens mensen, maar de heilige mensen Gods, van den Heiligen Geest gedreven zijnde, hebben ze
gesproken. Ef. 2:20 Gebouwd op het fundament der apostelen en profeten, waarvan Jezus Christus is de uiterste Hoeksteen; |
3 bDit 7eerst wetende, dat 8in het laatste der dagen 9spotters komen zullen, die 10naar hun eigen begeerlijkheden zullen wandelen, | | b 1 Tim. 4:1. 2 Tim. 3:1. Jud. vs. 18. 1 Tim. 4:1 DOCH
de Geest zegt duidelijk, dat in de laatste tijden sommigen zullen afvallen van het geloof, zich begevende tot verleidende geesten en leringen der duivelen, 2 Tim. 3:1 EN
weet dit, dat in de laatste dagen ontstaan zullen zware tijden. Jud. vs. 18 Dat zij u gezegd hebben dat er in den laatsten tijd spotters zullen zijn, die naar hun goddeloze begeerlijkheden wandelen zullen. |
7 Dat is, voornamelijk. |
8 Dat is, in de laatste dagen. Zie 2 Tim. 3:1. 2 Tim. 3:1 EN
weet dit, dat in de laatste dagen ontstaan zullen zware tijden. |
9 Namelijk die spotten zullen, zo met de voorzeggingen Gods in Zijn Woord, voornamelijk van het laatste oordeel en van het einde der wereld, alsook met degenen die dezelve geloven, houdende hen voor slechte en al te licht gelovende lieden. Zie van dezelve Ps. 1:1. Jes. 22:13. Ps. 1:1 WELGELUKZALIG is de man die niet wandelt in den raad der goddelozen, noch staat op den weg der zondaren, noch zit in het gestoelte der spotters. Jes. 22:13 Maar zie, er is vreugde en blijdschap met runderen te doden en schapen te kelen, vlees te eten en wijn te drinken, en te zeggen: Laat ons eten en drinken, want morgen zullen wij sterven. |
10 Dat is, volgende de kwade lusten huns vleses, in alle ongebondenheid des levens. Gelijk de Nikolaïeten en hunner gelijken deden. |
4 En 11zeggen: cWaar 12is de belofte 13Zijner toekomst? Want van dien dag dat 14de vaders 15ontslapen zijn, blijven alle dingen 16alzo gelijk van het begin der schepping. | | 11 Namelijk spotswijze. |
c Ez. 12:22. Ez. 12:22 Mensenkind, wat is dit voor een spreekwoord dat
gijlieden hebt in het land Israëls, zeggende: De dagen zullen verlengd worden, en al het gezicht zal vergaan? |
12 Dat is, blijft de vervulling dezer belofte en voorzegging? Dit vragen is zoveel als ontkennen. |
13 Namelijk om te oordelen de levenden en de doden, en de wereld te vernieuwen. |
14 Dat is, de voorouders. |
15 Dat is, gestorven. Zie Matth. 9:24. 1 Kor. 11:30. 1 Thess. 4:13. Dit woord schijnen zij ook spotswijze te gebruiken, alsof het wel tijd ware dat de vaders uit den slaap zouden opgewekt worden, zo daar een opstanding der doden en een laatste oordeel zijn zou. Matth. 9:24 Zeide Hij tot hen: Vertrekt; want het dochtertje is niet dood, maar slaapt. En zij belachten Hem. 1 Kor. 11:30 Daarom zijn onder u vele zwakken en kranken, en velen slapen. 1 Thess. 4:13 Doch, broeders, ik wil niet dat gij onwetende zijt van degenen die ontslapen zijn, opdat gij niet bedroefd zijt gelijk als de anderen, die geen hoop hebben. |
16 Of: alzo gelijk het van het begin der schepping aan geweest is. Dit is hun reden, die zij stellen tegen de zekerheid der voorzeggingen van het laatste oordeel en de voleinding der wereld: dewijl men ziet dat nu zo lange jaren nadat de voorzeggingen geschied zijn, men geen vervullingen derzelve verneemt, maar dat alles blijft gelijk het altijd geweest is, dat het dan niet gelofelijk is dat dezelve immermeer zullen vervuld worden. |
5 Want 17willens is dit hun onbekend, dat 18door het woord Gods de hemelen van overlang geweest zijn, den de aarde 19uit het water en 20in het water bestaande; | | 17 Dat is, zij willen dit niet weten en aanmerken. |
18 Dat is, door Zijn kracht en bevel. Zie Gen. 1:3. Ps. 33:9. Hebr. 1:3. Daarmede beantwoordt en wederlegt Petrus het voorgeven van de spotters, en bewijst dat het bestaan en vergaan van hemel en aarde alleen staat aan den wil, het bevel en de kracht Gods; waardoor gelijk Hij ze geschapen heeft, alzo onderhoudt Hij ze ook zolang het Hem belieft, en kan ze ook tenietmaken door hetzelfde woord, als het Hem belieft. Gen. 1:3 En God zeide: Daar zij licht. En daar werd licht. Ps. 33:9 Want Hij spreekt, en het is er; Hij gebiedt, en het staat er. Hebr. 1:3 Dewelke, alzo Hij is het Afschijnsel Zijner heerlijkheid, en het uitgedrukte Beeld Zijner Zelfstandigheid, en alle dingen draagt door het woord Zijner kracht, nadat Hij de reinigmaking onzer zonden door Zichzelven teweeggebracht heeft, is gezeten aan de rechter hand der Majesteit in de hoogste hemelen, |
d Gen. 1:9. Ps. 24:2. Gen. 1:9 En God zeide: Dat de wateren van onder den hemel in één plaats vergaderd worden en dat het droge gezien worde. En het was alzo. Ps. 24:2 Want Hij heeft ze gegrond op de zeeën, en heeft ze gevestigd op de rivieren. |
19 Namelijk uitstekende, waarmede ze eerst bedekt was, Gen. 1:9. Gen. 1:9 En God zeide: Dat de wateren van onder den hemel in één plaats vergaderd worden en dat het droge gezien worde. En het was alzo. |
20 Gr. door. Hetwelk ook altemet in betekent, gelijk 1 Tim. 2:15, alzo ook hier, dewijl de wateren zijn als de vastigheid waarin de aarde is en vast staat. Zie Ps. 24:2. 1 Tim. 2:15 Doch zij zal zalig worden in kinderen te baren, zo zij blijft in het geloof, en liefde, en heiligmaking, met matigheid. Ps. 24:2 Want Hij heeft ze gegrond op de zeeën, en heeft ze gevestigd op de rivieren. |
6 e21Door welke 22de wereld die toen was, met het water van den zondvloed 23bedekt zijnde, vergaan is. | | e Gen. 7:10, 21. Gen. 7:10 En het geschiedde na die zeven dagen, dat de wateren des vloeds op de aarde waren. Gen. 7:21 En alle vlees dat zich op de aarde roerde, gaf den geest, van het gevogelte en van het vee en van het wild gedierte en van al het kruipend gedierte, dat op de aarde kroop, en alle mens. |
21 Namelijk hemel en aarde. Want die hebben beide hun wateren tot den zondvloed gebracht, gelijk uitdrukkelijk getuigd wordt Gen. 7:11. Gen. 7:11 In het zeshonderdste jaar des levens van Noach, in de tweede maand, op den zeventienden dag der maand, op dezen zelven dag zijn alle fonteinen des groten afgronds opengebroken en de sluizen des hemels geopend. |
22 Dat is, de mensen en beesten die toen in de wereld waren en leefden; uitgenomen die in de ark behouden werden. |
23 Namelijk door het woord en bevel Gods. De apostel wil daarmede bewijzen dat gelijk God, als het Hem beliefd heeft, door Zijn kracht de eerste wereld heeft doen vergaan met het water, dat Hij ook de tweede en tegenwoordige wereld met het vuur kan en zal doen vergaan, wanneer het Hem zal believen; gelijk in het volgende vers verklaard wordt. |
7 fMaar de hemelen die nu zijn, en de aarde, zijn door hetzelfde woord 24als een schat weggelegd, gen worden 25ten vure bewaard tegen den dag 26des oordeels en der verderving der goddeloze mensen. | | f vers 10. Ps. 102:27. Jes. 51:6. Hebr. 1:11. vers 10 Maar de dag des Heeren zal komen als een dief in den nacht, in welken de hemelen met een gedruis zullen voorbijgaan, en de elementen branden zullen en vergaan, en de aarde en de werken die daarin zijn, zullen verbranden. Ps. 102:27 Die zullen vergaan, maar Gij zult staande blijven, en zij alle zullen als een kleed verouden, Gij zult ze veranderen als een gewaad, en zij zullen veranderd zijn. Jes. 51:6 Heft ulieder ogen op naar den hemel en aanschouwt de aarde beneden; want de hemel zal als een rook verdwijnen, en de aarde zal als een kleed verouden, en haar inwoners zullen desgelijks sterven; maar Mijn heil zal in eeuwigheid zijn,
Mijn gerechtigheid zal niet verbroken worden. Hebr. 1:11 Dezelve zullen vergaan, maar Gij blijft altijd; en zij zullen alle als een kleed verouden; |
24 Dat is, bewaard, gelijk men een schat weglegt in de schatkamer, om te zijner tijd, als het ons belieft, uitgegeven en besteed te worden. |
g 2 Thess. 1:8. 2 Thess. 1:8 Met vlammend vuur wraak doende over degenen die God niet kennen, en over degenen die het Evangelie van onzen Heere Jezus Christus niet gehoorzaam zijn; |
25 Namelijk om daardoor verbrand te worden. Zie Ps. 50:3. 2 Thess. 1:8. Ps. 50:3 Onze God zal komen en zal niet zwijgen; een vuur voor Zijn aangezicht zal verteren, en rondom Hem zal het zeer stormen. 2 Thess. 1:8 Met vlammend vuur wraak doende over degenen die God niet kennen, en over degenen die het Evangelie van onzen Heere Jezus Christus niet gehoorzaam zijn; |
26 Dat is, des laatsten algemenen oordeels; of der verdoemenis, gelijk de volgende woorden verklaren. |
8 Doch deze ene zaak zij u niet onbekend, geliefden, h27dat één dag bij den Heere is als duizend jaren, en duizend jaren als één dag. | | h Ps. 90:4. Ps. 90:4 Want duizend jaren zijn in Uw ogen als de dag van gisteren, als hij voorbijgegaan is, en als een nachtwake. |
27 En dat derhalve wij ons niet moeten verwonderen dat de Heere, naar onze mening, zo lang vertoeft met het volbrengen Zijner belofte, alzo Hij de tijden niet rekent kort of lang naar ons dunken, overmits Hij eeuwig is en aan de tijden niet is gebonden. |
9 iDe Heere 28vertraagt de belofte niet (kgelijk enigen dat
29traagheid achten), lmaar is lankmoedig 30over ons, mniet willende dat 31enigen verloren gaan, maar dat zij 32allen 33tot bekering komen. | | i Hab. 2:3. Hab. 2:3 Want het gezicht zal nog tot een bestemden tijd zijn; dan zal Hij het op het einde voortbrengen, en niet liegen; zo Hij vertoeft, verbeid Hem, want Hij zal gewisselijk komen, Hij zal niet achterblijven. |
28 Of: vertraagt niet aangaande de belofte, dat is, stelt de volbrenging van de belofte niet uit boven den tijd dien Hij daartoe bestemd heeft. |
k vers 15. 1 Petr. 3:20. vers 15 En acht de lankmoedigheid onzes Heeren voor zaligheid; gelijkerwijs ook onze geliefde broeder Paulus, naar de wijsheid die hem gegeven is, ulieden geschreven heeft, 1 Petr. 3:20 Die eertijds ongehoorzaam waren, wanneer de lankmoedigheid Gods eenmaal verwachtte in de dagen van Noach, als de ark toebereid werd; waarin weinige (dat is acht) zielen behouden werden door het water; |
29 Dat is, uitstel boven den bestemden tijd. |
l Jes. 30:18. Rom. 2:4. Jes. 30:18 En daarom zal de HEERE wachten, opdat Hij u genadig zij, en daarom zal Hij verhoogd worden, opdat Hij Zich over ulieden ontferme, want de HEERE is een God des gerichts; welgelukzalig zijn die allen die Hem verwachten. Rom. 2:4 Of veracht gij den rijkdom Zijner goedertierenheid en verdraagzaamheid en lankmoedigheid, niet wetende dat de goedertierenheid Gods u tot bekering leidt? |
30 Namelijk die geroepen zijn tot de kennis van Christus en in Hem geloven; voor hoedanigen hij naar het oordeel der liefde houdt al degenen aan welke hij schrijft. Zie 2 Petr. 1:1. 2 Petr. 1:1 SIMEON
PETRUS, een dienstknecht en apostel van JEZUS CHRISTUS, aan degenen die even dierbaar geloof met ons verkregen hebben door de rechtvaardigheid van onzen God en Zaligmaker Jezus Christus: |
m Ez. 18:32; 33:11. 1 Tim. 2:4. Ez. 18:32 Want Ik heb geen lust aan den dood des stervenden, spreekt de Heere HEERE; daarom, bekeert u en leeft. Ez. 33:11 Zeg tot hen: Zo waarachtig als Ik leef, spreekt de Heere HEERE, zo Ik lust heb in den dood des goddelozen! Maar daarin heb Ik lust, dat de goddeloze zich bekere van zijn weg en leve. Bekeert u, bekeert u van uw boze wegen, want waarom zoudt gij sterven, o huis Israëls? 1 Tim. 2:4 Welke wil dat alle mensen zalig worden en tot kennis der waarheid komen. |
31 Namelijk uit ons, die krachtiglijk geroepen zijn en nog zullen worden. Want alzo God al wat Hij wil, doen kan en ook doet, zo kan dit niet verstaan worden van alle en een ieder mens, dewijl de Schrift en de ervaring zelve getuigen, dat alle mensen niet zalig worden, maar velen verloren gaan. |
32 Namelijk uitverkorenen, van welke hij hier spreekt, Openb. 6:11. Openb. 6:11 En aan een iegelijk werden lange witte klederen gegeven, en hun werd gezegd dat zij nog een kleinen tijd rusten zouden, totdat ook hun mededienstknechten en hun broeders zouden vervuld zijn, die gedood zouden worden gelijk als zij. |
33 Namelijk dat overzulks hun daartoe tijd gegeven worde. |
10 Maar 34de dag des Heeren zal komen n35als een dief in den nacht, 36in welken de hemelen 37met een gedruis 38zullen voorbijgaan, en 39de elementen branden zullen en 40vergaan, en de aarde en 41de werken die daarin zijn, zullen 42verbranden. | | 34 Dat is, de jongste of laatste dag, als de Heere komen zal ten oordeel. |
n Matth. 24:43, 44. 1 Thess. 5:2. Openb. 3:3; 16:15. Matth. 24:43 Maar weet dit, dat zo de heer des huizes geweten had in welke nachtwake de dief komen zou, hij zou gewaakt hebben en zou zijn huis niet hebben laten doorgraven. Matth. 24:44 Daarom, zijt ook gij bereid; want in welke ure gij het niet meent, zal de Zoon des mensen komen. 1 Thess. 5:2 Want gij weet zelven zeer wel, dat de dag des Heeren alzo zal komen gelijk een dief in den nacht. Openb. 3:3 Gedenk dan hoe gij het ontvangen en gehoord hebt, en bewaar het, en bekeer u. Indien gij dan niet waakt, zo zal Ik over u komen als een dief, en gij zult niet weten op wat ure Ik over u komen zal. Openb. 16:15 Zie, Ik kom als een dief. Zalig is hij die waakt en zijn klederen bewaart, opdat hij niet naakt wandele, en men zijn schaamte niet zie. |
35 Dat is, onvoorziens. Zie de aant. op 1 Thess. 5:2. 1 Thess. 5:2 (kt.) Want gij weet zelven zeer wel, dat de dag des Heeren alzo zal komen gelijk een dief in den nacht. |
36 Namelijk dag des Heeren. |
37 Namelijk gelijk in een groot onweder of grote storting van water gehoord wordt. |
38 Hoe dit voorbijgaan of vergaan van hemel en aarde geschieden zal, zijn verscheidene meningen, zo van oude als van nieuwe leraars. Sommigen menen dat de substantie of het wezen zelf der wereld ten enenmale zal vergaan en vernietigd worden. Anderen, dat alleen de hoedanigheden derzelve zullen vergaan en veranderd worden, en de substantie of het wezen blijven. Welke mening wel de algemeenste en waarschijnlijkste is. Zie Ps. 102:26, 27. Rom. 8:19. Ps. 102:26 Gij hebt voormaals de aarde gegrond, en de hemelen zijn het werk Uwer handen. Ps. 102:27 Die zullen vergaan, maar Gij zult staande blijven, en zij alle zullen als een kleed verouden, Gij zult ze veranderen als een gewaad, en zij zullen veranderd zijn. Rom. 8:19 Want het schepsel, als met opgestoken hoofde, verwacht de openbaring der kinderen Gods. |
39 Namelijk uit welke alle lichamelijke schepselen bestaan, dat is, het vuur, de lucht, het water en de aarde. |
40 Gr. losgemaakt of ontbonden worden. |
41 Namelijk die de aarde uit zich voortbrengt, of die de mensen op de aarde gemaakt en gebouwd hebben. |
42 Namelijk door dat vuur waarvan gesproken is vers 7. vers 7 Maar de hemelen die nu zijn, en de aarde, zijn door hetzelfde woord als een schat weggelegd, en worden ten vure bewaard tegen den dag des oordeels en der verderving der goddeloze mensen. |
Uitzien naar den jongsten dag |
11 Dewijl dan deze dingen alle 43vergaan, 44hoedanigen behoort gij te zijn in heiligen wandel en godzaligheid, | | 43 Dat is, vergaan zullen. Zie vers 10. vers 10 Maar de dag des Heeren zal komen als een dief in den nacht, in welken de hemelen met een gedruis zullen voorbijgaan, en de elementen branden zullen en vergaan, en de aarde en de werken die daarin zijn, zullen verbranden. |
44 Dat is, hoe grote vlijt behoort gij dan aan te wenden, om zodanigen te zijn in ware godzaligheid, dat gij in dien verschrikkelijken dag moogt bestaan, en plaats vinden in de toekomende wereld. |
12 45Verwachtende en 46haastende tot de toekomst van den dag 47Gods, o48in welken de hemelen, 49door vuur ontstoken zijnde, zullen vergaan, en de elementen brandende zullen versmelten! | | 45 Namelijk met lijdzaamheid. |
46 Namelijk met verlangen. |
47 Dat is, van den Heere Jezus Christus; gelijk Tit. 2:13. Of van God den Vader, Die Zijn gericht houden zal door den Zoon, Hand. 17:31. Tit. 2:13 Verwachtende de zalige hoop en verschijning der heerlijkheid van den groten God en onzen Zaligmaker Jezus Christus; Hand. 17:31 Daarom dat Hij een dag gesteld heeft, op welken Hij den aardbodem rechtvaardiglijk zal oordelen door een Man Dien Hij daartoe geordineerd heeft, verzekering daarvan doende aan allen, dewijl Hij Hem uit de doden opgewekt heeft. |
o Ps. 50:3. 2 Thess. 1:8. Ps. 50:3 Onze God zal komen en zal niet zwijgen; een vuur voor Zijn aangezicht zal verteren, en rondom Hem zal het zeer stormen. 2 Thess. 1:8 Met vlammend vuur wraak doende over degenen die God niet kennen, en over degenen die het Evangelie van onzen Heere Jezus Christus niet gehoorzaam zijn; |
48 Of: door welke, namelijk toekomst van den dag Gods. |
49 Zie hiervan vss. 7, 10. vers 7 Maar de hemelen die nu zijn, en de aarde, zijn door hetzelfde woord als een schat weggelegd, en worden ten vure bewaard tegen den dag des oordeels en der verderving der goddeloze mensen. vers 10 Maar de dag des Heeren zal komen als een dief in den nacht, in welken de hemelen met een gedruis zullen voorbijgaan, en de elementen branden zullen en vergaan, en de aarde en de werken die daarin zijn, zullen verbranden. |
13 Maar wij verwachten, pnaar Zijn belofte, 50nieuwe hemelen en een nieuwe aarde, 51in dewelke 52gerechtigheid 53woont. | | p Jes. 65:17; 66:22. Openb. 21:1. Jes. 65:17 Want zie, Ik schep nieuwe hemelen en een nieuwe aarde; en de vorige dingen zullen niet meer gedacht worden en zullen in het hart niet opkomen. Jes. 66:22 Want gelijk als de nieuwe hemel en de nieuwe aarde, die Ik maken zal, voor Mijn aangezicht zullen staan, spreekt de HEERE, alzo zal ook
ulieder zaad en ulieder naam staan. Openb. 21:1 EN
ik zag een nieuwen hemel en een nieuwe aarde; want de eerste hemel en de eerste aarde was voorbijgegaan, en de zee was niet meer. |
50 Namelijk óf van een nieuwe substantie en wezen; óf met nieuwe hoedanigheden versierd, en daardoor als vernieuwd. Zie de aant. op vers 10. vers 10 (kt.) Maar de dag des Heeren zal komen als een dief in den nacht, in welken de hemelen met een gedruis zullen voorbijgaan, en de elementen branden zullen en vergaan, en de aarde en de werken die daarin zijn, zullen verbranden. |
51 Namelijk nieuwe hemelen en aarde. Want hij spreekt in het meervoud. |
52 Dat is, mensen die van de zonde gerechtvaardigd zijn, en anders niet dan gerechtigheid zullen plegen; daar deze aarde vol is van boze en ongerechtige mensen. |
53 Dat is, wonen zal, dat is, waar de rechtvaardige mensen een vaste plaats zullen hebben, en altijd daarin blijven en gerechtigheid oefenen. |
14 Daarom, geliefden, verwachtende deze dingen, benaarstigt u dat gij 54onbevlekt en onbestraffelijk 55van Hem 56bevonden moogt worden 57in vrede; | | 54 Namelijk van de zonden en besmettingen der wereld. Want anderszins leeft niemand zonder enige vlek, 1 Kon. 8:46. Ps. 19:13. Spr. 20:9. Jak. 3:2. 1 Joh. 1:8, maar den gelovigen wordt de onbevlektheid van Christus als hun eigene toegerekend, Ef. 5:26, 27, en zij wachten zich dat de zonden over hen niet heersen, Rom. 6:12. 1 Kon. 8:46 Wanneer zij gezondigd zullen hebben tegen U (want geen mens is er die niet zondigt), en Gij tegen hen vertoornd zult zijn en hen leveren zult voor het aangezicht des vijands, dat degenen die hen gevangen hebben, hen gevankelijk wegvoeren in des vijands land, dat ver of nabij is; Ps. 19:13 Wie zou de afdwalingen verstaan? Reinig mij van de verborgen afdwalingen. Spr. 20:9 Wie kan zeggen: Ik heb mijn hart gezuiverd, ik ben rein van mijn zonde? Jak. 3:2 Want wij struikelen allen in vele. Indien iemand in woorden niet struikelt, die is een volmaakt man, machtig om ook het gehele lichaam in den toom te houden. 1 Joh. 1:8 Indien wij zeggen dat wij geen zonde hebben, zo verleiden wij onszelven, en de waarheid is in ons niet. Ef. 5:26 Opdat Hij haar heiligen zou, haar
gereinigd hebbende met het bad des waters door het Woord; Ef. 5:27 Opdat Hij haar Zichzelven zou heerlijk voorstellen, een gemeente die geen vlek of rimpel heeft of iets dergelijks, maar dat zij zou heilig zijn en onberispelijk. Rom. 6:12 Dat dan de zonde niet heerse in uw sterfelijk lichaam, om haar te gehoorzamen in de begeerlijkheden deszelven lichaams. |
55 Namelijk van den Heere Jezus Christus. |
56 Namelijk als Hij zal komen om te oordelen. Want gelijk iemand alsdan zal worden gevonden, alzo zal hij geoordeeld worden, Pred. 11:3. Matth. 24:46. Pred. 11:3 Als de wolken vol geworden zijn, zo storten zij plasregen uit op de aarde; en als de boom naar het zuiden of als hij naar het noorden valt, in de plaats waar de boom valt, daar zal hij wezen. Matth. 24:46 Zalig is die dienstknecht welken zijn heer, komende, zal vinden alzo doende. |
57 Dat is, hebbende een gerust gemoed en een goede consciëntie voor God, en met de mensen in vrede levende. |
15 qEn acht 58de lankmoedigheid onzes Heeren 59voor zaligheid; gelijkerwijs ook onze geliefde broeder Paulus, naar de wijsheid die hem gegeven is, 60ulieden geschreven heeft, | | q Rom. 2:4. Rom. 2:4 Of veracht gij den rijkdom Zijner goedertierenheid en verdraagzaamheid en lankmoedigheid, niet wetende dat de goedertierenheid Gods u tot bekering leidt? |
58 Namelijk die Hij gebruikt, Zijn toekomst ten oordeel uitstellende, om den mensen tijd te geven tot bekering. |
59 Dat is, voor een zaak die gans dienstig is tot bevordering uwer zaligheid. |
60 Namelijk gelovige Joden; hetwelk hij gedaan heeft door den zendbrief aan de Hebreeën. Zie Hebr. 6:2; 10:36, 37. Hebr. 6:2 Van de leer der dopen, en van de oplegging der handen, en van de opstanding der doden, en van het eeuwige oordeel. Hebr. 10:36 Want gij hebt lijdzaamheid van node, opdat gij, den wil Gods gedaan hebbende, de beloftenis moogt wegdragen. Hebr. 10:37 Want: Nog een zeer weinig tijds, en
Hij Die te komen staat, zal komen en niet vertoeven; |
16 Gelijk ook rin alle zendbrieven, daarin 61van deze dingen sprekende; 62in welke dingen 63sommige zwaar zijn om te verstaan, die 64de ongeleerde en 65onvaste mensen
66verdraaien, gelijk ook de andere Schriften, 67tot hun eigen verderf. | | r Rom. 8:19. 1 Kor. 15:24. 1 Thess. 4:15. Rom. 8:19 Want het schepsel, als met opgestoken hoofde, verwacht de openbaring der kinderen Gods. 1 Kor. 15:24 Daarna zal het einde zijn, wanneer Hij het Koninkrijk aan God en den Vader zal overgegeven hebben, wanneer Hij zal tenietgedaan hebben alle heerschappij en alle macht en kracht. 1 Thess. 4:15 Want dat zeggen wij u door het woord des Heeren, dat wij die levend overblijven zullen tot de toekomst des Heeren, niet zullen vóórkomen degenen die ontslapen zijn. |
61 Namelijk van welke ik u nu onderwezen en vermaand heb, namelijk van de toekomst van Christus ten oordeel, van de voleinding der wereld, van de valse leraars en spotters, die opstaan zullen, enz. |
62 Of: onder welke dingen. |
63 Namelijk dingen of spreuken. Hij zegt dan niet dat al wat in de Schrift geleerd wordt, zwaar zou zijn om te verstaan, maar alleen sommige dingen, voornamelijk die van toekomende zaken of van den raad Gods over toekomende dingen spreken; welke, hoewel zij zwaar zijn om begrepen te worden, nochtans klaar genoeg voorgesteld worden, zoveel den gelovigen daarvan ter zaligheid nodig is te weten; gelijk ook alles wat ter zaligheid nodig is te weten, in de Heilige Schrift klaarlijk genoeg geleerd en uitgedrukt wordt. Zie Deut. 29:29; 30:11. Ps. 19:8; 119:105. Spr. 6:23. 2 Kor. 4:3. 2 Petr. 1:19. Deut. 29:29 De verborgen dingen zijn voor den HEERE onzen God, maar de geopenbaarde zijn voor ons en voor onze kinderen tot in eeuwigheid, om te doen al de woorden dezer wet. Deut. 30:11 Want ditzelve gebod hetwelk ik u heden gebied, dat is van u niet verborgen en dat is niet ver. Ps. 19:8 De wet des HEEREN is volmaakt, bekerende de ziel; de getuigenis des HEEREN is gewis, den slechte wijsheid gevende. Ps. 119:105 Uw woord is een lamp voor mijn voet en een licht voor mijn pad. Spr. 6:23 Want het gebod is een lamp, en de wet is een licht, en de bestraffingen der tucht zijn de weg des levens, 2 Kor. 4:3 Doch indien ook ons Evangelie bedekt is, zo is het bedekt in degenen die verloren gaan; 2 Petr. 1:19 En wij hebben het profetische Woord, dat zeer vast is, en gij doet wel dat gij daarop acht hebt, als op een licht schijnende in een duistere plaats, totdat de dag aanlichte en de Morgenster opga in uw harten; |
64 Of: onervaren, namelijk in Goddelijke dingen. |
65 Of: onbevestigde, die in den rechten grond der christelijke leer niet zijn bevestigd. |
66 Namelijk met valse uitleggingen daarop te maken, en kwade gevolgen of consequenties daaruit te trekken. Zie Rom. 3:5, 8; 9:19; 11:1. Rom. 3:5 Indien nu onze ongerechtigheid Gods gerechtigheid bevestigt, wat zullen wij zeggen? Is God onrechtvaardig als Hij toorn over ons brengt? (Ik spreek naar den mens.) Rom. 3:8 En zeggen wij niet liever (gelijk wij gelasterd worden, en gelijk sommigen zeggen dat wij zeggen): Laat ons het kwade doen, opdat het goede daaruit kome? Welker verdoemenis rechtvaardig is. Rom. 9:19 Gij zult dan tot mij zeggen: Wat klaagt Hij dan nog? Want wie heeft Zijn wil wederstaan? Rom. 11:1 IK zeg dan: Heeft God Zijn volk verstoten? Dat zij verre; want ik ben ook een Israëliet, uit het zaad Abrahams, van den stam van Benjamin. |
67 Waarmede aangewezen wordt, niet het oogmerk dat zij daarmede voorhebben, maar de uitkomst die daarop volgen zal. |
17 Gij dan, geliefden, 68zulks tevoren wetende, 69wacht u dat gij niet door de verleiding 70der gruwelijke mensen 71medeafgerukt wordt, en 72uitvalt 73van uw vastigheid; | | 68 Namelijk dat er zulke verleiders en spotters zullen opstaan, en dat hun en hunner navolgers uitkomst zodanig zal zijn. |
69 Gr. bewaart. |
70 Namelijk der valse leraars en spotters, die geen wetten onderworpen willen zijn. |
71 Of: medeafgeleid. |
72 Namelijk verlatende de gezonde leer, en zulke dwalingen aannemende. Want hoewel het zeker is, dat het onmogelijk is dat de uitverkorenen alzo zullen kunnen verleid worden, dat zij geheel uitvallen, Matth. 24:24, zo hebben zij nochtans dusdanige vermaningen en waarschuwingen van node, om door dezelve, als gewone middelen, opgewekt en staande gehouden te worden, dat zij niet uitvallen. Zie 1 Kor. 10:12, 13. Matth. 24:24 Want er zullen valse christussen en valse profeten opstaan en zullen grote tekenen en wonderheden doen, alzo dat zij (indien het mogelijk ware) ook de uitverkorenen zouden verleiden. 1 Kor. 10:12 Zo dan, die meent te staan, zie toe dat hij niet valle. 1 Kor. 10:13 Ulieden heeft geen verzoeking bevangen dan menselijke; doch God is getrouw, Welke u niet zal laten verzocht worden boven hetgeen gij vermoogt, maar Hij zal met de verzoeking ook de uitkomst geven, opdat gij ze kunt verdragen. |
73 Dat is, van den vasten grond uws geloofs, dien gij eenmaal gelegd hebt. |
18 Maar 74wast op in de genade en kennis van onzen Heere en Zaligmaker Jezus Christus. 75Hem zij de heerlijkheid, beide 76nu en 77in den dag der eeuwigheid. Amen. | | 74 Dat is, neemt dagelijks meer en meer toe in de christelijke leer. Een gelijkenis genomen van kinderen, die allengskens opwassen tot volkomen grootte en mannelijken ouderdom. Zie van dezelve Ef. 4:13, 14. Ef. 4:13 Totdat wij allen zullen komen tot de enigheid des geloofs en der kennis van den Zone Gods, tot een volkomen man, tot de mate van de grootte der volheid van Christus; Ef. 4:14 Opdat wij niet meer kinderen zouden zijn, die als de vloed bewogen en omgevoerd worden met allen wind der leer, door de bedriegerij der mensen, door arglistigheid om listiglijk tot dwaling te brengen; |
75 Namelijk den Heere Jezus Christus. En alzo deze lofzegging alleen toekomt den enigen waren God, zo is dit een klaar bewijs van de Godheid van Christus. |
76 Dat is, in dit leven. |
77 Dat is, in den tijd na dit leven, die eeuwiglijk duren zal. |