Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
De twaalf gedenkstenen |
1 HET geschiedde nu toen al het volk geëindigd had over de Jordaan te trekken, dat de HEERE tot Jozua asprak, zeggende: a Joz. 3:12.  |
a Joz. 3:12 Nu dan, neemt gijlieden u twaalf mannen uit de stammen Israëls, uit iederen stam één man; |
2 Neemt gijlieden u twaalf mannen uit het volk, uit elken stam één man; |
3 En gebiedt hun, zeggende: Neemt voor ulieden op, vanhier uit het midden der Jordaan, uit de standplaats van de voeten der priesters, en bereidt twaalf stenen, en brengt ze met ulieden over en stelt ze in het nachtleger waar gij dezen nacht zult vernachten. |
4 Jozua dan riep die twaalf mannen die hij had doen bestellen van de kinderen Israëls, uit elken stam één man. |
5 En Jozua zeide tot hen: Gaat over vóór de ark des HEEREN uws Gods, midden in de Jordaan; en heft u eenieder één steen op zijn schouder, naar het getal der stammen der kinderen Israëls; |
6 Opdat dit een teken zij onder ulieden. Wanneer uw kinderen morgen vragen zullen, zeggende: Wat zijn u deze stenen?, |
7 Zo zult gij tot hen zeggen: bOmdat de wateren van de Jordaan zijn afgesneden geweest voor de ark des verbonds des HEEREN; als zij toog door de Jordaan, werden de wateren van de Jordaan afgesneden. Zo zullen deze stenen den kinderen Israëls ter gedachtenis zijn tot in eeuwigheid. b Joz. 3:13.  |
b Joz. 3:13 Want het zal geschieden, met dat de voetzolen der priesters die de ark des HEEREN, van den Heere der ganse aarde, dragen, in het water van de Jordaan zullen rusten, zo zullen de wateren van de Jordaan afgesneden worden, te weten de wateren die van boven afvlieten, en zij zullen op een hoop blijven staan. |
8 De kinderen Israëls nu deden alzo, gelijk als Jozua geboden had, en zij namen twaalf stenen op, midden uit de Jordaan, gelijk als de HEERE tot Jozua gesproken had, naar het getal der stammen der kinderen Israëls; en zij brachten ze met zich over naar het nachtleger en stelden ze aldaar. |
9 Jozua richtte ook twaalf stenen op, midden in de Jordaan, ter standplaats van de voeten der priesters die de ark des verbonds droegen; en zij zijn daar tot op dezen dag. |
10 De priesters nu die de ark droegen, stonden midden in de Jordaan, totdat alle ding volbracht was hetwelk de HEERE Jozua geboden had het volk aan te zeggen, naar al wat Mozes Jozua geboden had. En het volk haastte en het trok over. |
11 En het geschiedde als al het volk geëindigd had over te gaan, toen ging de ark des HEEREN over en de priesters voor het aangezicht des volks. |
12 cEn de kinderen van Ruben en de kinderen van Gad, mitsgaders de halve stam van Manasse, trokken gewapend voor het aangezicht der kinderen Israëls, gelijk als Mozes tot hen gesproken had. c Num. 32:20, 29.  |
c Num. 32:20 Toen zeide Mozes tot hen: Indien gij deze zaak doen zult, indien gij u voor het aangezicht des HEEREN zult toerusten ten strijde, Num. 32:29 En Mozes zeide tot hen: Indien de kinderen van Gad en de kinderen van Ruben met ulieden over de Jordaan zullen trekken, eenieder die toegerust is ten oorlog, voor het aangezicht des HEEREN, en als het land voor uw aangezicht zal ten onder gebracht zijn, zo zult gij hun het land Gilead ter bezitting geven. |
13 Omtrent veertigduizend toegeruste krijgslieden trokken er voor het aangezicht des HEEREN ten strijde naar de vlakke velden van Jericho. |
14 dTe dienzelven dage maakte de HEERE Jozua groot voor de ogen van het ganse Israël; en zij vreesden hem, gelijk als zij Mozes gevreesd hadden, al de dagen zijns levens. d Joz. 3:7.  |
d Joz. 3:7 Want de HEERE had tot Jozua gezegd: Dezen dag zal Ik beginnen u groot te maken voor de ogen van het ganse Israël, opdat zij weten dat Ik met u zijn zal, gelijk als Ik met Mozes geweest ben. |
15 De HEERE dan sprak tot Jozua, zeggende: |
16 Gebied den priesters die de ark der getuigenis dragen, dat zij uit de Jordaan opklimmen. |
17 Toen gebood Jozua den priesters, zeggende: Klimt op uit de Jordaan. |
18 En het geschiedde toen de priesters die de ark des verbonds des HEEREN droegen, uit het midden van de Jordaan opgeklommen waren en de voetzolen der priesters afgetrokken waren tot op het droge, zo keerden de wateren van de Jordaan weder in hun plaats en gingen als gisteren en eergisteren aan al haar oevers. |
19 Het volk nu was den tiende der eerste maand uit de Jordaan opgeklommen; en zij legerden zich te Gilgal, aan het oosteinde van Jericho. |
20 En Jozua richtte die twaalf stenen te Gilgal op, die zij uit de Jordaan genomen hadden. |
21 En hij sprak tot de kinderen Israëls, zeggende: Wanneer uw kinderen morgen hun vaders vragen zullen, zeggende: Wat zijn deze stenen?, |
22 Zo zult gij het uw kinderen te kennen geven, zeggende: Op het droge is Israël door deze Jordaan gegaan. |
23 Want de HEERE uw God heeft de wateren van de Jordaan voor uw aangezichten doen uitdrogen, totdat gijlieden er waart doorgegaan; egelijk als de HEERE uw God aan de Schelfzee gedaan heeft, die Hij voor ons aangezicht heeft doen uitdrogen, totdat wij daar doorgegaan waren; e Ex. 14:21.  |
e Ex. 14:21 Toen Mozes zijn hand uitstrekte over de zee, zo deed de HEERE de zee weggaan door een sterken oostenwind, dien gansen nacht, en maakte de zee droog, en de wateren werden gekliefd. |
24 Opdat alle volken der aarde de hand des HEEREN kennen zouden, dat zij sterk is; opdat gijlieden den HEERE uw God vreest te alle dagen. |