Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
De zes vrijsteden |
1 VERDER sprak de HEERE tot Jozua, zeggende: |
2 Spreek tot de kinderen Israëls, zeggende: Geeft voor ulieden de vrijsteden awaarvan Ik met ulieden gesproken heb door den dienst van Mozes. a Ex. 21:13. Num. 35:6. Deut. 19:1, 2. |
a Ex. 21:13 Doch die hem niet nagesteld heeft, maar God heeft hem zijn hand doen ontmoeten, zo zal Ik u een plaats bestellen waar hij heen vliede. Num. 35:6 De steden nu die gij aan de Levieten zult geven, zullen zijn zes vrijsteden, die gij geven zult, opdat de doodslager daarheen vliede; en boven dezelve zult gij hun twee en veertig steden geven. Deut. 19:1 WANNEER de HEERE uw God de volken zal hebben uitgeroeid, welker land de HEERE uw God u geven zal, en gij die erfelijk zult bezitten en in hun steden en in hun huizen wonen, Deut. 19:2 Zo zult gij u drie steden uitscheiden, in het midden van uw land hetwelk de HEERE uw God u geven zal om dat erfelijk te bezitten. |
3 Dat daarheen vliede de doodslager die een ziel door dwaling, niet met wetenschap, verslaat; opdat zij ulieden zijn tot een toevlucht voor den bloedwreker. |
4 bAls hij vlucht tot een van die steden, zo zal hij staan aan de deur der stadspoort en hij zal zijn woorden spreken voor de oren van de oudsten derzelver stad; dan zullen zij hem tot zich in de stad nemen en hem plaats geven, dat hij bij hen wone. b Num. 35:22, 23. Deut. 19:4, 5. |
b Num. 35:22 Maar indien hij hem metterhaast, zonder vijandschap, gestoten heeft, of enig instrument zonder opzet op hem geworpen heeft, Num. 35:23 Of onvoorziens met enigen steen waarvan men zou kunnen sterven, en hij dien op hem heeft doen vallen, dat hij gestorven zij, zo hij hem toch geen vijand was, noch zijn kwaad zoekende, Deut. 19:4 En dit zij de zaak des doodslagers die daarheen vlieden zal, dat hij leve: die zijn naaste zal geslagen hebben door onwetendheid, dien hij toch van gisteren en eergisteren niet haatte; Deut. 19:5 Als, dewelke met zijn naaste in het bos zal zijn gegaan om hout te houwen, en zijn hand met de bijl wordt aangedreven om hout af te houwen, en het ijzer schiet af van den steel en treft zijn naaste, dat hij sterft: die zal in een dezer steden vluchten en leven; |
5 En als de bloedwreker hem najaagt, zo zullen zij den doodslager in zijn hand niet overgeven, dewijl hij zijn naaste niet met wetenschap verslagen heeft en hem gisteren en eergisteren niet heeft gehaat. |
6 En hij zal in dezelve stad wonen, totdat hij sta voor het aangezicht der vergadering voor het gericht, totdat de hogepriester sterve die in die dagen zijn zal; dan zal de doodslager wederkeren en komen tot zijn stad en tot zijn huis, tot de stad vanwaar hij gevloden is. |
7 Toen heiligden zij Kedes in Galiléa op het gebergte van Naftali, en
Sichem op het gebergte van Efraïm, en
Kirjath-Arba, deze is Hebron, op het gebergte van Juda. |
8 En aan gene zijde van de Jordaan van Jericho oostwaarts, gaven zij cBezer in de woestijn, in het platte land, van den stam van Ruben; en Ramoth in Gilead, van den stam van Gad; en Golan in Basan, van den stam van Manasse. c Deut. 4:43. |
c Deut. 4:43 Bezer in de woestijn, in het effen land, voor de Rubenieten; en Ramoth in Gilead, voor de Gadieten; en Golan in Basan, voor de Manassieten. |
9 Dit nu zijn de steden die bestemd waren voor al de kinderen Israëls, en voor den vreemdeling die in het midden van henlieden verkeert, opdat derwaarts vluchte al wie een ziel slaat door dwaling; opdat hij niet sterve door de hand des bloedwrekers, totdat hij voor het aangezicht der vergadering gestaan zal hebben. |