Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
1 De apostel verklaart dat de komst van Christus ten oordeel zo haast niet zal geschieden als enigen hen zochten wijs te maken. 3 Maar dat de afval en de antichrist eerst moeten komen, wiens merktekenen hij beschrijft. 5 Betuigt dat hij hun hetzelve voordezen gezegd had, gelijk ook wat hetgene was dat hem wederhield. 8 Verklaart dat hij daarna waarlijk zal komen, en dat hij zal blijven totdat de Heere hem zal tenietdoen. 9 Hij waarschuwt hen voor de kracht van deszelfs verleiding in degenen die verloren gaan. 11 En dat door een rechtvaardig oordeel Gods over de ondankbaarheid der mensen. 13 Maar verzekert de Thessalonicenzen van hun verkiezing tot zaligheid in geloof en heiligmaking. 15 Vermaant hen daarbij vast te blijven. 16 En bidt God dat Hij hen vertrooste en versterke. |
De openbaring van den antichrist |
1 EN wij bidden u, broeders, 1door de toekomst van onzen Heere Jezus Christus en 2onze toevergadering tot Hem, | | 1 Dat is, zo zekerlijk als gij deze toekomst van Christus en onze toevergadering tot Hem gelooft en verwacht. Anderen zetten het over: wat aangaat de toekomst, enz. Namelijk waarvan hij in den voorgaanden brief, hoofdstukken 4 en 5, had gesproken; hetwelk enigen onder hen niet wel schenen verstaan te hebben, waarom hij hen daarvan hier nader onderricht. Doch het eerste komt met de Griekse woorden best overeen. |
2 Namelijk ten uitersten dage, in Zijn heerlijkheid, waarvan hij in den voorgaanden brief, 1 Thess. 4:16, had gehandeld. 1 Thess. 4:16 Want de Heere Zelf zal met een geroep, met de stem des archangels en met de bazuin Gods nederdalen van den hemel; en die in Christus gestorven zijn, zullen eerst opstaan; |
2 aDat gij niet haastelijk 3bewogen wordt 4van verstand, of 5verschrikt, noch 6door geest, noch 7door woord, noch 8door zendbrief als van ons geschreven, alsof 9de dag van Christus aanstaande ware. | | a Jer. 29:8. Matth. 24:4. Ef. 5:6. Kol. 2:18. 1 Joh. 4:1. Jer. 29:8 Want zo zegt de HEERE der heirscharen, de God Israëls: Laat uw profeten en uw waarzeggers, die in het midden van u zijn, u niet bedriegen, en hoort niet naar uw dromers, die gij doet dromen. Matth. 24:4 En Jezus antwoordende zeide tot hen: Ziet toe dat niemand u verleide. Ef. 5:6 Dat u niemand verleide met ijdele woorden; want om deze dingen komt de toorn Gods over de kinderen der ongehoorzaamheid. Kol. 2:18 Dat dan niemand u overheerse naar zijn wil in nederigheid en dienst der engelen, intredende in hetgeen hij niet gezien heeft, tevergeefs opgeblazen zijnde door het verstand zijns vleses; 1 Joh. 4:1 GELIEFDEN, gelooft niet een iegelijken geest, maar beproeft de geesten of zij uit God zijn; want vele valse profeten zijn uitgegaan in de wereld. |
3 Een gelijkenis genomen van de baren der zee, die door verscheidene winden herwaarts en derwaarts worden gedreven. |
4 Dat is, van de rechte mening over dit artikel des geloofs. Anderen nemen het voor het wezenlijk verstand der mensen zelf, die wanneer zij zulke voorgevingen van Christus’ tweede komst, met uitdrukking van dag en stonde, beginnen aan te nemen, alsdan gelijk uitzinnige mensen plegen gedreven te worden, gelijk eertijds zodanigen onder de chiliasten zijn geweest, en in onzen tijd onder enige soorten van enthousiasten. |
5 Of: ontroerd, ontzet, gelijk men pleegt over een haastig en onverwacht groot geroep van woelende mensen ontzet te worden. |
6 Dat is, door voorwending van geestelijke openbaringen, welke zulke lieden plegen voort te brengen. Zie ook 1 Joh. 4:1. 1 Joh. 4:1 GELIEFDEN, gelooft niet een iegelijken geest, maar beproeft de geesten of zij uit God zijn; want vele valse profeten zijn uitgegaan in de wereld. |
7 Of: rede, namelijk als uit mij of Timotheüs en Silas gehoord. Anderen nemen het voor enige waarschijnlijke redenen hier en daar uit Gods Woord zonder grond bijeengebracht. |
8 Namelijk van hen op onzen naam verdicht, dien zodanige lieden ook plegen tevoorschijn te brengen. |
9 Namelijk van Christus’ tweede komst ten oordeel, alsof die terstond daarna zou geschieden. |
3 Dat u niemand 10verleide in enigerlei wijze; want 11die komt niet
btenzij dat eerst 12de afval gekomen is, en dat
13geopenbaard is 14de mens der zonde, 15de zoon des verderfs, | | 10 Dit zegt de apostel omdat deze lieden de gemeenten onder zulken schijn afkeerden van hun beroep en van hun gewonen arbeid, als nu voortaan onnodig, dewijl Christus in deze Zijn komst aan alles een einde zou maken, en een hemels leven invoeren; waarvan hij in het volgende hoofdstuk breder zal spreken. Anderen werden daardoor verleid om te twijfelen aan de vastigheid van het Evangelie, aangezien zij schenen tevergeefs op de belofte dezer toekomst te wachten, gelijk van zodanigen gesproken wordt 2 Petr. 3:3, 8, 9. 2 Petr. 3:3 Dit eerst wetende, dat in het laatste der dagen spotters komen zullen, die naar hun eigen begeerlijkheden zullen wandelen, 2 Petr. 3:8 Doch deze ene zaak zij u niet onbekend, geliefden, dat één dag bij den Heere is als duizend jaren, en duizend jaren als één dag. 2 Petr. 3:9 De Heere vertraagt de belofte niet (gelijk enigen dat
traagheid achten), maar is lankmoedig over ons, niet willende dat enigen verloren gaan, maar dat zij allen tot bekering komen. |
11 Namelijk dag van Christus, waarvan hij zo-even had melding gemaakt. |
b Matth. 24:23. 1 Tim. 4:1. 1 Joh. 2:18. Matth. 24:23 Alsdan, zo iemand tot ulieden zal zeggen: Zie, hier is de Christus, of daar, gelooft het niet. 1 Tim. 4:1 DOCH
de Geest zegt duidelijk, dat in de laatste tijden sommigen zullen afvallen van het geloof, zich begevende tot verleidende geesten en leringen der duivelen, 1 Joh. 2:18 Kinderkens, het is de laatste ure; en gelijk gij gehoord hebt dat de antichrist komt, zo zijn ook nu vele antichristen geworden; waaruit wij kennen dat het de laatste ure is. |
12 Gr. apostasia, hetwelk enige oude leraars verstaan van den afval van vele koninkrijken van het Romeinse rijk, doch wordt bekwamelijker genomen voor een algemenen afval van de zuiverheid des Evangelies, welken Paulus ook voorzegt 1 Timotheüs 4. 2 Timotheüs 3; 4. Openbaring 11; 12, en elders. Alzo dit woord apostasie in het Nieuwe Testament altijd een afval van de leer betekent, en Paulus hier eigenlijk van de leer ook handelt. 1 Timotheüs 4 DOCH
de Geest zegt duidelijk, dat in de laatste tijden sommigen zullen afvallen van het geloof, zich begevende tot verleidende geesten en leringen der duivelen, 2 Timotheüs 3 EN
weet dit, dat in de laatste dagen ontstaan zullen zware tijden. 2 Timotheüs 4 IK
betuig dan voor God en den Heere Jezus Christus, Die de levenden en doden oordelen zal in Zijn verschijning en in Zijn Koninkrijk: Openbaring 11 EN mij werd een rietstok gegeven, een meetroede gelijk; en de Engel stond en zeide: Sta op, en meet den tempel Gods en het altaar, en degenen die daarin aanbidden. Openbaring 12 EN er werd een groot teken gezien in den hemel, namelijk een vrouw, bekleed met de zon, en de maan was onder haar voeten, en op haar hoofd een kroon van twaalf sterren; |
13 Dat is, zijn geestelijke heerschappij over het christendom openlijk zal hebben bekendgemaakt en bevestigd, gelijk dit woord hierna ook genomen wordt, vss. 6, 8. vers 6 En nu, wat hem
wederhoudt, weet gij, opdat hij geopenbaard worde te zijner eigen tijd. vers 8 En alsdan zal de ongerechtige geopenbaard worden, denwelken de Heere verdoen zal door den Geest Zijns monds, en tenietmaken door de verschijning Zijner toekomst; |
14 Dat is, de antichrist, de mens tot alle zonde overgegeven. Hieruit, gelijk ook uit het volgende woord de zoon, de ongerechtige, enz., willen sommigen besluiten dat de antichrist maar één persoon zou zijn, dien zij zeggen dat drie jaren en een half zal heersen, dat hij al de Joden de gehele wereld door tot zich zal trekken, den tempel te Jeruzalem wederom opbouwen, en zich daarin als God zal laten eren, en alzo alle koninkrijken der aarde onder zijn gezag brengen, enz. Doch dit zijn verdichtselen strijdende tegen alle menselijk beleid en macht, om den rechten antichrist te verduisteren, nademaal de werkingen en eigenschappen die hem hierna, en doorgaans in de Openbaring van Johannes, worden toegeschreven, van zulke verklaringen geheel vreemd zijn. Daarom hoewel de antichrist hier onder den naam van een mens wordt beschreven, zo wordt noodzakelijk daaronder niet één mens alleen, maar een langdurige successie van mensen verstaan, die de een na den ander enerlei ambt, macht en heerschappij hebben, gelijk zulke manieren van spreken in zodanige profetieën gebruikelijk zijn. Zie Jes. 10:5; 14:12. Jer. 48:40. Dan. 7:17. Hebr. 9:7, 25. 1 Joh. 4:3. Openb. 17:10. Temeer dewijl de apostel in dit hoofdstuk, vers 7, betuigt dat deze verborgenheid der ongerechtigheid nu alrede in zijn tijd begon te werken. Jes. 10:5 Wee den Assyriër, die de roede Mijns toorns is, en Mijn grimmigheid is een stok in hun hand. Jes. 14:12 Hoe zijt gij uit den hemel gevallen, o morgenster, gij zoon des dageraads! Hoe zijt gij ter aarde nedergehouwen, gij die de heidenen krenktet; Jer. 48:40 Want zo zegt de HEERE: Zie, hij zal snel vliegen als een arend, en hij zal zijn vleugels over Moab uitbreiden. Dan. 7:17 Deze grote dieren, die vier zijn, zijn vier koningen, die
uit de aarde opstaan zullen. Hebr. 9:7 Maar in den tweeden tabernakel ging alleen de hogepriester eenmaal des jaars, niet zonder bloed, hetwelk hij offerde voor zichzelven en voor des volks misdaden; Hebr. 9:25 Noch ook opdat Hij Zichzelven dikmaals zou opofferen, gelijk de hogepriester alle jaar in het heiligdom ingaat met vreemd bloed 1 Joh. 4:3 En alle geest die niet belijdt dat Jezus Christus in het vlees gekomen is, die is uit God niet; maar dit is de geest van den antichrist, welken geest gij gehoord hebt dat komen zal, en is nu alrede in de wereld. Openb. 17:10 En zijn ook zeven koningen: de vijf zijn gevallen, en de een is; de ander is nog niet gekomen, en wanneer hij zal gekomen zijn, moet hij een weinig tijds blijven. vers 7 Want de verborgenheid der ongerechtigheid wordt alrede gewrocht; alleenlijk die hem nu wederhoudt, die zal hem wederhouden, totdat hij uit het midden zal weggedaan worden. |
15 Dat is, die anderen verderft, en zelf ten verderve gaat, en daartoe door Gods rechtvaardig oordeel geschikt is. Zie Joh. 17:12. Openb. 9:11. Joh. 17:12 Toen Ik met hen in de wereld was, bewaarde Ik hen in Uw Naam. Die Gij Mij gegeven hebt, heb Ik bewaard, en niemand uit hen is verloren gegaan, dan de zoon der verderfenis, opdat de Schrift vervuld worde. Openb. 9:11 En zij hadden over zich tot een koning den engel des afgronds; zijn naam was in het Hebreeuws Abáddon, en in de Griekse taal had hij den naam Apóllyon. |
4 Die zich 16tegenstelt en 17verheft boven al wat God genaamd of als God geëerd wordt, alzo dat hij 18in den tempel Gods 19als een God zal zitten, c20zichzelven vertonende dat hij God is. | | 16 Namelijk tegen Christus en Zijn leer, waarom hij ook de antichrist, dat is, tegenchrist wordt genaamd; hetwelk verstaan wordt, niet van hetgeen hij met woorden zal voorgeven, maar dat zijn leer en daden zodanig zullen zijn, dat hij daardoor de ware leer van Christus en Zijn kerk zal zoeken te verdrukken, hoewel hij een anderen schijn zal willen hebben. Daarom worden hem twee hoornen toegeschreven, als het lam, maar hij spreekt nochtans als de draak, en doet de werken van het eerste beest, Openb. 13:11, enz. Openb. 13:11 En ik zag een ander beest uit de aarde opkomen, en het had twee hoornen, des Lams hoornen gelijk, en het sprak als de draak. |
17 Dat is, neemt meerdere autoriteit aan dan iets dat God genaamd wordt in den hemel en op de aarde. Zie Ps. 82:6; 115:3. 1 Kor. 8:5. Of: verheft tegen al. Anderen lezen: boven al wie God genoemd wordt. Ps. 82:6 Ik heb wel gezegd: Gij zijt goden, en gij zijt allen kinderen des Allerhoogsten; Ps. 115:3 Onze God is toch in den hemel, Hij doet al wat Hem behaagt. 1 Kor. 8:5 Want hoewel er ook zijn die goden genaamd worden, hetzij in den hemel, hetzij op de aarde (gelijk er vele goden en vele heren zijn), |
18 Of: tegen den tempel Gods. Waardoor de tempel van Jeruzalem niet kan verstaan worden, gelijk enigen voorgeven, overmits dezelve nu over de vijftienhonderd jaren verwoest is geweest, en ook verwoest moet blijven, naar de getuigenis van den engel, Dan. 9:27, en van Christus, Matth. 23:37, 38; 24:1, 2. Die ook, zo hij van den antichrist weder gebouwd werd, om daarin geëerd te worden, de tempel Gods niet zou kunnen genaamd worden, maar de tempel van den antichrist, of van den duivel. Maar hierdoor wordt verstaan de gemeente Gods, waar de antichrist zichzelven in of tegen zal zetten, en welke hij met zijn heerschappij zal drukken, gelijk dit woord tempel Gods ook elders in de Schrift zo wordt genomen, 1 Kor. 3:16. 2 Kor. 6:16. 1 Tim. 3:15. 1 Petr. 2:5, enz.; en gelijk het woord zitten ook van den antichrist gebruikt wordt, Openb. 17:15; 18:7. Dan. 9:27 En Hij zal velen het verbond versterken één week; en in de helft der week zal Hij het slachtoffer en het spijsoffer doen ophouden, en over den gruwelijken vleugel zal een verwoester zijn, ook tot de voleinding toe, die vastelijk besloten zijnde, zal uitgestort worden over den verwoeste. Matth. 23:37 Jeruzalem, Jeruzalem, gij die de profeten doodt, en stenigt die tot u gezonden zijn, hoe menigmaal heb Ik uw kinderen willen bijeenvergaderen, gelijkerwijs een hen haar kiekens bijeenvergadert onder de vleugelen, en gijlieden hebt niet gewild. Matth. 23:38 Zie, uw huis wordt u woest gelaten. Matth. 24:1 EN Jezus ging uit en vertrok van den tempel; en Zijn discipelen kwamen bij Hem om Hem de gebouwen des tempels te tonen. Matth. 24:2 En Jezus zeide tot hen: Ziet gij niet al deze dingen? Voorwaar zeg Ik u: Hier zal niet een steen op den anderen steen gelaten worden, die niet afgebroken zal worden. 1 Kor. 3:16 Weet gij niet dat gij Gods tempel zijt en de Geest Gods in ulieden woont? 2 Kor. 6:16 Of wat samenvoeging heeft de tempel Gods met de afgoden? Want gij zijt de tempel des levenden Gods, gelijkerwijs God gezegd heeft: Ik zal in hen wonen en Ik zal onder hen wandelen, en Ik zal hun God zijn, en zij zullen Mij een volk zijn. 1 Tim. 3:15 Maar zo ik vertoef, opdat gij moogt weten hoe men in het huis Gods moet verkeren, hetwelk is de gemeente des levenden Gods, een pilaar en vastigheid der waarheid. 1 Petr. 2:5 Zo wordt gij ook zelven, als levende stenen, gebouwd tot
een geestelijk huis, tot
een heilig priesterdom, om geestelijke offeranden op te offeren, die Gode aangenaam zijn door Jezus Christus. Openb. 17:15 En hij zeide tot mij: De wateren die gij gezien hebt, waar de hoer zit, zijn volken en scharen en natiën en tongen. Openb. 18:7 Zoveel als zij zichzelve verheerlijkt heeft en weelde gehad heeft, zo grote pijniging en rouw doet haar aan; want zij zegt in haar hart: Ik zit als een koningin, en ben geen weduwe, en zal geen rouw zien. |
19 Namelijk op aarde, zichzelven Goddelijke macht toeschrijvende. |
c Dan. 11:36. Dan. 11:36 En die koning zal doen naar zijn welgevallen, en hij zal zichzelven verheffen en groot maken boven allen god, en hij zal tegen den God der goden wonderlijke dingen spreken; en hij zal voorspoedig zijn, totdat de gramschap voleind zij; want het is vastelijk besloten, het zal geschieden. |
20 Dat is, zodanige majesteit, macht en heerschappij aannemende en oefenende, alsof hij God ware. |
5 Gedenkt gij niet dat ik nog bij u zijnde, u deze dingen gezegd heb? | | |
6 En nu, wat 21hem
22wederhoudt, 23weet gij, opdat hij geopenbaard worde 24te zijner eigen tijd. | | 21 Namelijk den antichrist. |
22 Dat is, zijn openbaring of openlijke opkomst nu nog verhindert en ophoudt. Hierdoor wordt van sommigen verstaan de zuivere predicatie des Evangelies, en de oprechtheid der leraars in de gemeente Gods, die zolang zij in Christus’ kerk zijn behouden, zulke geestelijke heerschappijzucht en dwaling hebben wederstaan en opgehouden. Doch van meest alle oude leraars en van onzen tijd wordt hierdoor verstaan de opperste autoriteit en aanzien der oude keizers in het Romeinse rijk, die door hun wereldlijke macht de opkomende geestelijke macht van den antichrist over de christenheid heeft wederhouden, totdat dezelve keizerlijke autoriteit door de saracenen en mohammedanen in het oosten, en door verscheidene barbaarse volken in het westen, zeer is gebroken, en onder den voet is gebracht, bij welke gelegenheid deze geestelijke geüsurpeerde macht in het christendom is doorgebroken, en heeft haar heerschappij zelfs over keizers, koningen, prinsen en volken openlijk bevestigd, hetwelk omtrent zeshonderd jaren na de geboorte van Christus geschied te zijn, is van velen uit de historiën van dien tijd bewezen. Wie nu deze antichrist is, die deze macht in het christendom vele honderden jaren heeft geüsurpeerd, wordt klaarlijk aangewezen Openbaring 13; 17; 18. Openbaring 13 EN ik zag uit de zee een beest opkomen, hebbende zeven hoofden en tien hoornen; en op zijn hoornen waren tien koninklijke hoeden, en op zijn hoofden was een naam van godslastering. Openbaring 17 EN een uit de zeven engelen, die de zeven fiolen hadden, kwam en sprak met mij, en zeide tot mij: Kom herwaarts, ik zal u tonen het oordeel der grote hoer, die daar zit op vele wateren; Openbaring 18 EN na dezen zag ik een anderen engel afkomen uit den hemel, hebbende grote macht, en de aarde is verlicht geworden van zijn heerlijkheid. |
23 Namelijk door de waarschuwing van mij aan u gedaan, hetwelk de apostel daarom hier niet uitdrukt, om, zo vele ouden menen, de keizers van Rome niet te zeer te vertoornen tegen de Christenen, alzo de Romeinen voorgaven dat hun heerschappij geen einde zou hebben in de wereld. |
24 Namelijk van God verordineerd, en den antichrist toegelaten, gelijk hiervoor is verklaard. |
7 Want 25de verborgenheid der ongerechtigheid wordt alrede gewrocht; alleenlijk 26die hem nu wederhoudt, die zal hem wederhouden, totdat 27hij 28uit het midden zal weggedaan worden. | | 25 Dat is, de heimelijke opkomst dezer ongerechtige antichristelijke heerschappij wordt allengskens in de kerk van Christus bevorderd, namelijk door den satan en enige van zijn instrumenten, die door begeerte van heersen (gelijk een Diotrefes daarover bestraft wordt, 3 Joh. vss. 9, 10) en door invoering van valse en bijgelovige leringen en menselijke inzettingen hierin den satan al van de tijden der apostelen af de hand hebben geboden. Zie 1 Joh. 2:18. Of: de verborgenheid der ongerechtigheid werkt alrede. 3 Joh. vs. 9 Ik heb aan de gemeente geschreven; maar Diótrefes, die onder hen zoekt de eerste te zijn, neemt ons niet aan. 3 Joh. vs. 10 Daarom, indien ik kom, zo zal ik in gedachtenis brengen zijn werken die hij doet, met boze woorden snaterende tegen ons; en hiermede niet vergenoegd zijnde, zo ontvangt hij zelf de broeders niet, en verhindert degenen die het willen doen, en werpt hen uit de gemeente. 1 Joh. 2:18 Kinderkens, het is de laatste ure; en gelijk gij gehoord hebt dat de antichrist komt, zo zijn ook nu vele antichristen geworden; waaruit wij kennen dat het de laatste ure is. |
26 Namelijk den antichrist in zijn opkomst wederhoudt, waarvan in het voorgaande vers is gesproken. |
27 Namelijk die hem wederhoudt. |
28 Dat is, alzo gebroken zal worden, en zijn kracht verliezen, dat hij deze opkomende geestelijke heerschappij niet langer zal kunnen wederstaan. Wie deze nu is, is op het voorgaande vers verklaard. |
8 En 29alsdan zal 30de ongerechtige 31geopenbaard worden, ddenwelken de Heere 32verdoen zal 33door den Geest Zijns monds, en tenietmaken 34door de verschijning Zijner toekomst; | | 29 Dat is, nadat hij nu zijn kracht van wederhouden zal verloren hebben. |
30 Dat is, de antichrist, die alzo genaamd wordt omdat hij zich aan geen wetten zou onderwerpen, maar zichzelven boven alle wetten zou roemen te zijn; gelijk het Griekse woord anomos eigenlijk zonder wet of wetteloos betekent. |
31 Zie hiervoor de aantt. op vers 3. vers 3 (kt.) Dat u niemand verleide in enigerlei wijze; want die komt niet
tenzij dat eerst de afval gekomen is, en dat
geopenbaard is de mens der zonde, de zoon des verderfs, |
d Job 4:9. Jes. 11:4. Job 4:9 Van den adem Gods vergaan zij, en van het geblaas van Zijn neus worden zij verdaan. Jes. 11:4 Maar Hij zal de armen met gerechtigheid richten en de zachtmoedigen des lands met rechtmatigheid bestraffen; doch Hij zal de aarde slaan met de roede Zijns monds, en met den adem Zijner lippen zal Hij den goddeloze doden. |
32 Of: verteren. Het Griekse woord analosei betekent eigenlijk: spijze, drank, geld, goed, allengskens ombrengen en tenietmaken. Alzo zal dan Christus te zijner tijd ook den antichrist allengskens verdoen, en zijn aanzien benemen in de christenheid. |
33 Dat is, door de zuivere predicatie van het Heilig Evangelie, waardoor de Geest des Heeren krachtig is in de harten der mensen. Zie dergelijke Jes. 11:4. Hebr. 4:12. Openb. 1:16. Jes. 11:4 Maar Hij zal de armen met gerechtigheid richten en de zachtmoedigen des lands met rechtmatigheid bestraffen; doch Hij zal de aarde slaan met de roede Zijns monds, en met den adem Zijner lippen zal Hij den goddeloze doden. Hebr. 4:12 Want het Woord Gods is levend en krachtig, en scherpsnijdender dan enig tweesnijdend zwaard, en gaat door tot de verdeling der ziel en des geestes, en der samenvoegselen en des mergs, en is een oordeler der gedachten en der overleggingen des harten; Openb. 1:16 En Hij had zeven sterren in Zijn rechterhand; en uit Zijn mond ging een tweesnijdend scherp zwaard; en Zijn aangezicht was gelijk de zon schijnt in haar kracht. |
34 Dat is, door Zijn verschijning in Zijn laatste toekomst. Want alsdan zal het beest en de valse profeet gedood en in den poel des vuurs geworpen worden, Openb. 19:20. Openb. 19:20 En het beest werd gegrepen, en met hetzelve de valse profeet, die de tekenen in de tegenwoordigheid van hetzelve gedaan had, door welke hij verleid had die het merkteken van het beest ontvangen hadden, en die deszelfs beeld aanbaden. Deze twee zijn levend geworpen in den poel des vuurs, die met sulfer brandt. |
9 Hem, zeg ik,
35wiens toekomst is enaar de werking 36des satans, f37in alle kracht en tekenen en 38wonderen der leugen, | | 35 Namelijk van den antichrist, waarvan hij in het begin van het voorgaande vers had gesproken. |
e Joh. 8:41. 2 Kor. 4:4. Ef. 2:2. Joh. 8:41 Gij doet de werken uws vaders. Zij zeiden dan tot Hem: Wij zijn niet geboren uit hoererij; wij hebben één Vader, namelijk God. 2 Kor. 4:4 In dewelke de god dezer eeuw de zinnen verblind heeft, namelijk der ongelovigen, opdat hen niet bestrale de verlichting van het Evangelie der heerlijkheid van Christus, Die het Beeld Gods is. Ef. 2:2 In welke gij eertijds gewandeld hebt, naar de eeuw dezer wereld, naar den overste van de macht der lucht, van den geest die nu werkt in de kinderen der ongehoorzaamheid; |
36 Dat is, met zodanige werking als de satan pleegt te gebruiken om de mensen te verleiden, welke werking in de volgende verzen wordt verklaard. |
f Deut. 13:1. Openb. 13:13. Deut. 13:1 WANNEER een profeet of droomdromer in het midden van u zal opstaan, en u geven een teken of wonder, Openb. 13:13 En het doet grote tekenen, zodat het ook vuur uit den hemel doet afkomen op de aarde voor de mensen; |
37 Dat is, kracht van tekenen of wonderen, die de satan zal tevoorschijn brengen om de heerschappij en valse leer van den antichrist te bevestigen. Zie Matth. 24:24. Openb. 13:13, enz. Matth. 24:24 Want er zullen valse christussen en valse profeten opstaan en zullen grote tekenen en wonderheden doen, alzo dat zij (indien het mogelijk ware) ook de uitverkorenen zouden verleiden. Openb. 13:13 En het doet grote tekenen, zodat het ook vuur uit den hemel doet afkomen op de aarde voor de mensen; |
38 Dat is, die ten dele versierd zullen zijn, ten dele van den satan teweeggebracht, om zijn dienaars in aanzien, en de arme verblinde mensen in hun valse voorgevingen en bijgeloven te houden. |
10 En in 39alle 40verleiding der onrechtvaardigheid gin degenen die verloren gaan, 41daarvoor dat zij 42de liefde der waarheid niet aangenomen hebben, om zalig te worden. | | 39 Dat is, allerlei. Want de satan heeft een bepaalde macht. |
40 Dat is, tot ongerechtige en valse leer, gelijk het woord waarheid uitwijst, dat daartegen gesteld wordt; en gelijk hierna vers 12. vers 12 Opdat zij allen veroordeeld worden die de waarheid niet geloofd hebben, maar een welbehagen hebben gehad in de ongerechtigheid. |
g 2 Kor. 2:15; 4:3. 2 Kor. 2:15 Want wij zijn Gode een goede reuk van Christus, in degenen die zalig worden, en in degenen die verloren gaan; 2 Kor. 4:3 Doch indien ook ons Evangelie bedekt is, zo is het bedekt in degenen die verloren gaan; |
41 Dat is, in vergelding dat zij, enz., hetwelk het Griekse woord medebrengt. Het is dan een rechtvaardige straf Gods over de verkeerdheid en ondankbaarheid van zulke mensen, gelijk in het volgende vers nader uitgedrukt wordt. |
42 Dat is, de waarheid niet liefgehad hebben, en dienvolgens ook niet geloofd en behouden. Zie dergelijke straf Gods over de heidenen, die de natuurlijke kennis Gods niet hebben behouden, Rom. 1:28. Rom. 1:28 En gelijk het hun niet goedgedacht heeft God in erkentenis te houden, zo heeft hen God overgegeven in een verkeerden zin, om te doen dingen die niet betamen: |
11 hEn daarom zal 43God hun zenden een kracht der dwaling, idat zij de 44leugen zouden geloven; | | h Rom. 1:24. Rom. 1:24 Daarom heeft hen God ook overgegeven in de begeerlijkheden hunner harten tot onreinheid, om hun lichamen onder elkander te onteren; |
43 Dat is, God zal den satan den toom over hen loslaten, om zijn kracht van verleiding tegen hen te gebruiken, en zal Zijn genade, die hen nog wederhield, voortaan inhouden, en hen alzo aan hun eigen begeerten overgeven, waardoor zij krachtiglijk tot dwaling zullen gebracht worden. Zie dergelijke oordelen Gods over de ondankbare mensen, Deut. 28:28. 2 Kron. 18:22. Job 12:17. Jes. 19:14. Rom. 1:24; 11:8. 2 Kor. 4:3, 4, enz. Deut. 28:28 De HEERE zal u slaan met onzinnigheid en met blindheid, en met verbaasdheid des harten; 2 Kron. 18:22 Nu dan, zie, de HEERE heeft een leugengeest in den mond van deze uw profeten gegeven, en de HEERE heeft kwaad over u gesproken. Job 12:17 Hij voert de raadsheren beroofd weg, en de rechters maakt Hij uitzinnig. Jes. 19:14 De HEERE heeft een zeer verkeerden geest ingeschonken in het midden van hen, en zij hebben Egypte doen dwalen in al zijn doen, gelijk een dronkaard zich om en om wentelt in zijn uitspuwsel. Rom. 1:24 Daarom heeft hen God ook overgegeven in de begeerlijkheden hunner harten tot onreinheid, om hun lichamen onder elkander te onteren; Rom. 11:8 (Gelijk geschreven is: God heeft hun gegeven een geest des diepen slaaps; ogen om niet te zien, en oren om niet te horen), tot op den huidigen dag. 2 Kor. 4:3 Doch indien ook ons Evangelie bedekt is, zo is het bedekt in degenen die verloren gaan; 2 Kor. 4:4 In dewelke de god dezer eeuw de zinnen verblind heeft, namelijk der ongelovigen, opdat hen niet bestrale de verlichting van het Evangelie der heerlijkheid van Christus, Die het Beeld Gods is. |
i 1 Tim. 4:1. 1 Tim. 4:1 DOCH
de Geest zegt duidelijk, dat in de laatste tijden sommigen zullen afvallen van het geloof, zich begevende tot verleidende geesten en leringen der duivelen, |
44 Dat is, versierde en valse leer. |
12 Opdat zij allen 45veroordeeld worden die 46de waarheid niet geloofd hebben, maar een welbehagen hebben gehad in de 47ongerechtigheid. | | 45 Gr. geoordeeld, dat is, veroordeeld, of verdoemd, gelijk meermaals in andere plaatsen. |
46 Namelijk des Evangelies. |
47 Dat is, valse en ongerechtige leer, gelijk hiervoor vers 10. vers 10 En in alle verleiding der onrechtvaardigheid in degenen die verloren gaan, daarvoor dat zij de liefde der waarheid niet aangenomen hebben, om zalig te worden. |
Opwekking tot standvastigheid |
13 Maar wij zijn schuldig altijd God te danken over u, broeders, die van den Heere bemind zijt, dat u God 48van den beginne verkoren heeft tot zaligheid, 49in heiligmaking des Geestes en 50geloof der waarheid; | | 48 Namelijk der wereld, gelijk Micha 5:1. Joh. 1:1. Dat is, van eeuwigheid, of: voor de grondlegging der wereld, Ef. 1:4, hoewel het enige anderen verstaan van het begin als hun het Evangelie is verkondigd, wanneer hen God door Zijn Geest uit den verdorven hoop der mensen heeft verkoren of uitgezonderd; gelijk het woord verkiezen of uitnemen ook elders wordt genomen. Zie Joh. 15:16. 1 Kor. 1:27. Maar de eerste verklaring schijnt op het volgende vers wel zo bekwamelijk te passen, dewijl de verkiezing, waarvan Paulus hier spreekt, voor de roeping gaat, gelijk ook te zien is Rom. 8:29, 30; 9:23, 24, maar de dadelijke uitverkiezing uit den verdorven hoop der mensen, die in den tijd geschiedt, volgt na de beroeping, dewijl dezelve uitzondering door de beroeping des Evangelies wordt teweeggebracht. Micha 5:1 EN gij Bethlehem Efratha, zijt gij klein om te wezen onder de duizenden van Juda? Uit u zal Mij voortkomen Die een Heerser zal zijn in Israël en Wiens uitgangen zijn vanouds, van de dagen der eeuwigheid. Joh. 1:1 IN den beginne was het Woord, en het Woord was bij God, en het Woord was God. Ef. 1:4 Gelijk Hij ons uitverkoren heeft in Hem, voor de grondlegging der wereld, opdat wij zouden heilig en onberispelijk zijn voor Hem in de liefde; Joh. 15:16 Gij hebt Mij niet uitverkoren, maar Ik heb u uitverkoren, en Ik heb u gesteld, dat gij zoudt heengaan en vrucht dragen, en dat uw vrucht blijve; opdat zo wat gij van den Vader begeren zult in Mijn Naam, Hij u dat geve. 1 Kor. 1:27 Maar het dwaze der wereld heeft God uitverkoren, opdat Hij de wijzen beschamen zou; en het zwakke der wereld heeft God uitverkoren, opdat Hij het sterke zou beschamen; Rom. 8:29 Want die Hij tevoren gekend heeft, die heeft Hij ook tevoren verordineerd den beelde Zijns Zoons gelijkvormig te zijn, opdat Hij de Eerstgeborene zij onder vele broederen. Rom. 8:30 En die Hij tevoren verordineerd heeft, dezen heeft Hij ook geroepen; en die Hij geroepen heeft, dezen heeft Hij ook gerechtvaardigd; en die Hij gerechtvaardigd heeft, dezen heeft Hij ook verheerlijkt. Rom. 9:23 En opdat Hij zou bekendmaken den rijkdom Zijner heerlijkheid over de vaten der barmhartigheid, die Hij tevoren bereid heeft tot heerlijkheid? Rom. 9:24 Welke Hij ook geroepen heeft, namelijk ons, niet alleen uit de Joden, maar ook uit de heidenen; |
49 Of: door, dat is, welke zaligheid door de heiligmaking des Geestes en het geloof wordt verkregen, en derhalve van uw eeuwige verkiezing een onfeilbaar merkteken is, Rom. 8:14. 2 Kor. 1:22. Rom. 8:14 Want zovelen als er door den Geest Gods geleid worden, die zijn kinderen Gods. 2 Kor. 1:22 Die ons ook heeft verzegeld, en het onderpand des Geestes in onze harten gegeven. |
50 Dat is, hetwelk op de waarheid des Evangelies ziet en steunt. |
14 Waartoe Hij u geroepen heeft door ons Evangelie, 51tot verkrijging der heerlijkheid van onzen Heere Jezus Christus. | | 51 Dat is, om de eeuwige heerlijkheid door Christus en met Christus te verkrijgen, Rom. 8:17. Openb. 3:21. Rom. 8:17 En indien wij kinderen zijn, zo zijn wij ook erfgenamen, erfgenamen Gods en mede-erfgenamen van Christus; zo wij anders met Hem lijden, opdat wij ook met Hem verheerlijkt worden. Openb. 3:21 Die overwint, Ik zal hem geven met Mij te zitten in Mijn troon, gelijk als Ik overwonnen heb en ben gezeten met Mijn Vader in Zijn troon. |
15 Zo dan, broeders, staat vast
ken houdt 52de inzettingen die u geleerd zijn, hetzij 53door ons woord, hetzij door onzen zendbrief. | | k 2 Thess. 3:6. 2 Thess. 3:6 En wij bevelen u, broeders, in den Naam van onzen Heere Jezus Christus, dat gij u onttrekt van een iegelijken broeder die ongeregeld wandelt, en niet naar de inzetting die hij van ons ontvangen heeft. |
52 Gr. overleveringen, overgevingen. En alzo noemt de apostel de vermaningen en leringen die zij van hem hadden ontvangen, zowel de leer als het leven aangaande, niet alleen als hij bij hen tegenwoordig was, maar ook die hij nu in deze zendbrieven heeft voorgesteld. Zie 1 Kor. 11:2. 2 Thess. 3:6. 1 Kor. 11:2 En ik prijs u, broeders, dat gij in alles mijner gedachtig zijt, en de inzettingen behoudt gelijk ik die u overgegeven heb. 2 Thess. 3:6 En wij bevelen u, broeders, in den Naam van onzen Heere Jezus Christus, dat gij u onttrekt van een iegelijken broeder die ongeregeld wandelt, en niet naar de inzetting die hij van ons ontvangen heeft. |
53 Namelijk als ik bij u tegenwoordig was. |
16 En onze Heere Jezus Christus Zelf, en onze God en Vader, Die ons heeft liefgehad, en gegeven heeft 54een eeuwige vertroosting en 55goede hoop 56in genade, | | 54 Dat is, een vaste vertroosting, gegrond op de belofte van het eeuwige leven. |
55 Namelijk van onze verlossing en eeuwige zaligheid, 1 Petr. 1:3, 4. 1 Petr. 1:3 Geloofd zij de God en Vader van onzen Heere Jezus Christus, Die naar Zijn grote barmhartigheid ons heeft wedergeboren tot een levende hoop, door de opstanding van Jezus Christus uit de doden; 1 Petr. 1:4 Tot een onverderfelijke en onbevlekkelijke en onverwelkelijke erfenis, die in de hemelen bewaard is voor u, |
56 Dat is, door Zijn genade. |
17 Vertrooste uw harten, en lversterke u in alle 57goed woord en werk. | | l 1 Thess. 3:13. 1 Thess. 3:13 Opdat Hij uw harten versterke, om onberispelijk te zijn in heiligmaking voor onzen God en Vader, in de toekomst van onzen Heere Jezus Christus met al Zijn heiligen. |
57 Dat is, geve dat gij uzelven en anderen met godzalige woorden en werken altijd moogt stichten en versterken. |