Statenvertaling.nl

sample header image

2 Thessalonicenzen 2 – Statenvertaling

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenParallelZonder kanttekeningenAlleen Bijbeltekst

2 Thessalonicenzen 2

Dit hoofdstuk voorgelezen (m):

 

1 De apostel verklaart dat de komst van Christus ten oordeel zo haast niet zal geschieden als enigen hen zochten wijs te maken. 3 Maar dat de afval en de antichrist eerst moeten komen, wiens merktekenen hij beschrijft. 5 Betuigt dat hij hun hetzelve voordezen gezegd had, gelijk ook wat hetgene was dat hem wederhield. 8 Verklaart dat hij daarna waarlijk zal komen, en dat hij zal blijven totdat de Heere hem zal tenietdoen. 9 Hij waarschuwt hen voor de kracht van deszelfs verleiding in degenen die verloren gaan. 11 En dat door een rechtvaardig oordeel Gods over de ondankbaarheid der mensen. 13 Maar verzekert de Thessalonicenzen van hun verkiezing tot zaligheid in geloof en heiligmaking. 15 Vermaant hen daarbij vast te blijven. 16 En bidt God dat Hij hen vertrooste en versterke.
 
De openbaring van den antichrist
1 EN wij bidden u, broeders, 1door de toekomst van onzen Heere Jezus Christus en 2onze toevergadering tot Hem,
1 Dat is, zo zekerlijk als gij deze toekomst van Christus en onze toevergadering tot Hem gelooft en verwacht. Anderen zetten het over: wat aangaat de toekomst, enz. Namelijk waarvan hij in den voorgaanden brief, hoofdstukken 4 en 5, had gesproken; hetwelk enigen onder hen niet wel schenen verstaan te hebben, waarom hij hen daarvan hier nader onderricht. Doch het eerste komt met de Griekse woorden best overeen.
2 Namelijk ten uitersten dage, in Zijn heerlijkheid, waarvan hij in den voorgaanden brief, 1 Thess. 4:16, had gehandeld. verwijsteksten
 
2 aDat gij niet haastelijk 3bewogen wordt 4van verstand, of 5verschrikt, noch 6door geest, noch 7door woord, noch 8door zendbrief als van ons geschreven, alsof 9de dag van Christus aanstaande ware.
a Jer. 29:8. Matth. 24:4. Ef. 5:6. Kol. 2:18. 1 Joh. 4:1. verwijsteksten
3 Een gelijkenis genomen van de baren der zee, die door verscheidene winden herwaarts en derwaarts worden gedreven.
4 Dat is, van de rechte mening over dit artikel des geloofs. Anderen nemen het voor het wezenlijk verstand der mensen zelf, die wanneer zij zulke voorgevingen van Christus’ tweede komst, met uitdrukking van dag en stonde, beginnen aan te nemen, alsdan gelijk uitzinnige mensen plegen gedreven te worden, gelijk eertijds zodanigen onder de chiliasten zijn geweest, en in onzen tijd onder enige soorten van enthousiasten.
5 Of: ontroerd, ontzet, gelijk men pleegt over een haastig en onverwacht groot geroep van woelende mensen ontzet te worden.
6 Dat is, door voorwending van geestelijke openbaringen, welke zulke lieden plegen voort te brengen. Zie ook 1 Joh. 4:1. verwijsteksten
7 Of: rede, namelijk als uit mij of Timotheüs en Silas gehoord. Anderen nemen het voor enige waarschijnlijke redenen hier en daar uit Gods Woord zonder grond bijeengebracht.
8 Namelijk van hen op onzen naam verdicht, dien zodanige lieden ook plegen tevoorschijn te brengen.
9 Namelijk van Christus’ tweede komst ten oordeel, alsof die terstond daarna zou geschieden.
 
3 Dat u niemand 10verleide in enigerlei wijze; want 11die komt niet btenzij dat eerst 12de afval gekomen is, en dat 13geopenbaard is 14de mens der zonde, 15de zoon des verderfs,
10 Dit zegt de apostel omdat deze lieden de gemeenten onder zulken schijn afkeerden van hun beroep en van hun gewonen arbeid, als nu voortaan onnodig, dewijl Christus in deze Zijn komst aan alles een einde zou maken, en een hemels leven invoeren; waarvan hij in het volgende hoofdstuk breder zal spreken. Anderen werden daardoor verleid om te twijfelen aan de vastigheid van het Evangelie, aangezien zij schenen tevergeefs op de belofte dezer toekomst te wachten, gelijk van zodanigen gesproken wordt 2 Petr. 3:3, 8, 9. verwijsteksten
11 Namelijk dag van Christus, waarvan hij zo-even had melding gemaakt.
b Matth. 24:23. 1 Tim. 4:1. 1 Joh. 2:18. verwijsteksten
12 Gr. apostasia, hetwelk enige oude leraars verstaan van den afval van vele koninkrijken van het Romeinse rijk, doch wordt bekwamelijker genomen voor een algemenen afval van de zuiverheid des Evangelies, welken Paulus ook voorzegt 1 Timotheüs 4. 2 Timotheüs 3; 4. Openbaring 11; 12, en elders. Alzo dit woord apostasie in het Nieuwe Testament altijd een afval van de leer betekent, en Paulus hier eigenlijk van de leer ook handelt. verwijsteksten
13 Dat is, zijn geestelijke heerschappij over het christendom openlijk zal hebben bekendgemaakt en bevestigd, gelijk dit woord hierna ook genomen wordt, vss. 6, 8. verwijsteksten
14 Dat is, de antichrist, de mens tot alle zonde overgegeven. Hieruit, gelijk ook uit het volgende woord de zoon, de ongerechtige, enz., willen sommigen besluiten dat de antichrist maar één persoon zou zijn, dien zij zeggen dat drie jaren en een half zal heersen, dat hij al de Joden de gehele wereld door tot zich zal trekken, den tempel te Jeruzalem wederom opbouwen, en zich daarin als God zal laten eren, en alzo alle koninkrijken der aarde onder zijn gezag brengen, enz. Doch dit zijn verdichtselen strijdende tegen alle menselijk beleid en macht, om den rechten antichrist te verduisteren, nademaal de werkingen en eigenschappen die hem hierna, en doorgaans in de Openbaring van Johannes, worden toegeschreven, van zulke verklaringen geheel vreemd zijn. Daarom hoewel de antichrist hier onder den naam van een mens wordt beschreven, zo wordt noodzakelijk daaronder niet één mens alleen, maar een langdurige successie van mensen verstaan, die de een na den ander enerlei ambt, macht en heerschappij hebben, gelijk zulke manieren van spreken in zodanige profetieën gebruikelijk zijn. Zie Jes. 10:5; 14:12. Jer. 48:40. Dan. 7:17. Hebr. 9:7, 25. 1 Joh. 4:3. Openb. 17:10. Temeer dewijl de apostel in dit hoofdstuk, vers 7, betuigt dat deze verborgenheid der ongerechtigheid nu alrede in zijn tijd begon te werken. verwijsteksten
15 Dat is, die anderen verderft, en zelf ten verderve gaat, en daartoe door Gods rechtvaardig oordeel geschikt is. Zie Joh. 17:12. Openb. 9:11. verwijsteksten
 
4 Die zich 16tegenstelt en 17verheft boven al wat God genaamd of als God geëerd wordt, alzo dat hij 18in den tempel Gods 19als een God zal zitten, c20zichzelven vertonende dat hij God is.
16 Namelijk tegen Christus en Zijn leer, waarom hij ook de antichrist, dat is, tegenchrist wordt genaamd; hetwelk verstaan wordt, niet van hetgeen hij met woorden zal voorgeven, maar dat zijn leer en daden zodanig zullen zijn, dat hij daardoor de ware leer van Christus en Zijn kerk zal zoeken te verdrukken, hoewel hij een anderen schijn zal willen hebben. Daarom worden hem twee hoornen toegeschreven, als het lam, maar hij spreekt nochtans als de draak, en doet de werken van het eerste beest, Openb. 13:11, enz. verwijsteksten
17 Dat is, neemt meerdere autoriteit aan dan iets dat God genaamd wordt in den hemel en op de aarde. Zie Ps. 82:6; 115:3. 1 Kor. 8:5. Of: verheft tegen al. Anderen lezen: boven al wie God genoemd wordt. verwijsteksten
18 Of: tegen den tempel Gods. Waardoor de tempel van Jeruzalem niet kan verstaan worden, gelijk enigen voorgeven, overmits dezelve nu over de vijftienhonderd jaren verwoest is geweest, en ook verwoest moet blijven, naar de getuigenis van den engel, Dan. 9:27, en van Christus, Matth. 23:37, 38; 24:1, 2. Die ook, zo hij van den antichrist weder gebouwd werd, om daarin geëerd te worden, de tempel Gods niet zou kunnen genaamd worden, maar de tempel van den antichrist, of van den duivel. Maar hierdoor wordt verstaan de gemeente Gods, waar de antichrist zichzelven in of tegen zal zetten, en welke hij met zijn heerschappij zal drukken, gelijk dit woord tempel Gods ook elders in de Schrift zo wordt genomen, 1 Kor. 3:16. 2 Kor. 6:16. 1 Tim. 3:15. 1 Petr. 2:5, enz.; en gelijk het woord zitten ook van den antichrist gebruikt wordt, Openb. 17:15; 18:7. verwijsteksten
19 Namelijk op aarde, zichzelven Goddelijke macht toeschrijvende.
c Dan. 11:36. verwijsteksten
20 Dat is, zodanige majesteit, macht en heerschappij aannemende en oefenende, alsof hij God ware.
 
5 Gedenkt gij niet dat ik nog bij u zijnde, u deze dingen gezegd heb?
6 En nu, wat 21hem 22wederhoudt, 23weet gij, opdat hij geopenbaard worde 24te zijner eigen tijd.
21 Namelijk den antichrist.
22 Dat is, zijn openbaring of openlijke opkomst nu nog verhindert en ophoudt. Hierdoor wordt van sommigen verstaan de zuivere predicatie des Evangelies, en de oprechtheid der leraars in de gemeente Gods, die zolang zij in Christus’ kerk zijn behouden, zulke geestelijke heerschappijzucht en dwaling hebben wederstaan en opgehouden. Doch van meest alle oude leraars en van onzen tijd wordt hierdoor verstaan de opperste autoriteit en aanzien der oude keizers in het Romeinse rijk, die door hun wereldlijke macht de opkomende geestelijke macht van den antichrist over de christenheid heeft wederhouden, totdat dezelve keizerlijke autoriteit door de saracenen en mohammedanen in het oosten, en door verscheidene barbaarse volken in het westen, zeer is gebroken, en onder den voet is gebracht, bij welke gelegenheid deze geestelijke geüsurpeerde macht in het christendom is doorgebroken, en heeft haar heerschappij zelfs over keizers, koningen, prinsen en volken openlijk bevestigd, hetwelk omtrent zeshonderd jaren na de geboorte van Christus geschied te zijn, is van velen uit de historiën van dien tijd bewezen. Wie nu deze antichrist is, die deze macht in het christendom vele honderden jaren heeft geüsurpeerd, wordt klaarlijk aangewezen Openbaring 13; 17; 18. verwijsteksten
23 Namelijk door de waarschuwing van mij aan u gedaan, hetwelk de apostel daarom hier niet uitdrukt, om, zo vele ouden menen, de keizers van Rome niet te zeer te vertoornen tegen de Christenen, alzo de Romeinen voorgaven dat hun heerschappij geen einde zou hebben in de wereld.
24 Namelijk van God verordineerd, en den antichrist toegelaten, gelijk hiervoor is verklaard.
 
7 Want 25de verborgenheid der ongerechtigheid wordt alrede gewrocht; alleenlijk 26die hem nu wederhoudt, die zal hem wederhouden, totdat 27hij 28uit het midden zal weggedaan worden.
25 Dat is, de heimelijke opkomst dezer ongerechtige antichristelijke heerschappij wordt allengskens in de kerk van Christus bevorderd, namelijk door den satan en enige van zijn instrumenten, die door begeerte van heersen (gelijk een Diotrefes daarover bestraft wordt, 3 Joh. vss. 9, 10) en door invoering van valse en bijgelovige leringen en menselijke inzettingen hierin den satan al van de tijden der apostelen af de hand hebben geboden. Zie 1 Joh. 2:18. Of: de verborgenheid der ongerechtigheid werkt alrede. verwijsteksten
26 Namelijk den antichrist in zijn opkomst wederhoudt, waarvan in het voorgaande vers is gesproken.
27 Namelijk die hem wederhoudt.
28 Dat is, alzo gebroken zal worden, en zijn kracht verliezen, dat hij deze opkomende geestelijke heerschappij niet langer zal kunnen wederstaan. Wie deze nu is, is op het voorgaande vers verklaard.
 
8 En 29alsdan zal 30de ongerechtige 31geopenbaard worden, ddenwelken de Heere 32verdoen zal 33door den Geest Zijns monds, en tenietmaken 34door de verschijning Zijner toekomst;
29 Dat is, nadat hij nu zijn kracht van wederhouden zal verloren hebben.
30 Dat is, de antichrist, die alzo genaamd wordt omdat hij zich aan geen wetten zou onderwerpen, maar zichzelven boven alle wetten zou roemen te zijn; gelijk het Griekse woord anomos eigenlijk zonder wet of wetteloos betekent.
31 Zie hiervoor de aantt. op vers 3. verwijsteksten
d Job 4:9. Jes. 11:4. verwijsteksten
32 Of: verteren. Het Griekse woord analosei betekent eigenlijk: spijze, drank, geld, goed, allengskens ombrengen en tenietmaken. Alzo zal dan Christus te zijner tijd ook den antichrist allengskens verdoen, en zijn aanzien benemen in de christenheid.
33 Dat is, door de zuivere predicatie van het Heilig Evangelie, waardoor de Geest des Heeren krachtig is in de harten der mensen. Zie dergelijke Jes. 11:4. Hebr. 4:12. Openb. 1:16. verwijsteksten
34 Dat is, door Zijn verschijning in Zijn laatste toekomst. Want alsdan zal het beest en de valse profeet gedood en in den poel des vuurs geworpen worden, Openb. 19:20. verwijsteksten
 
9 Hem, zeg ik, 35wiens toekomst is enaar de werking 36des satans, f37in alle kracht en tekenen en 38wonderen der leugen,
35 Namelijk van den antichrist, waarvan hij in het begin van het voorgaande vers had gesproken.
e Joh. 8:41. 2 Kor. 4:4. Ef. 2:2. verwijsteksten
36 Dat is, met zodanige werking als de satan pleegt te gebruiken om de mensen te verleiden, welke werking in de volgende verzen wordt verklaard.
f Deut. 13:1. Openb. 13:13. verwijsteksten
37 Dat is, kracht van tekenen of wonderen, die de satan zal tevoorschijn brengen om de heerschappij en valse leer van den antichrist te bevestigen. Zie Matth. 24:24. Openb. 13:13, enz. verwijsteksten
38 Dat is, die ten dele versierd zullen zijn, ten dele van den satan teweeggebracht, om zijn dienaars in aanzien, en de arme verblinde mensen in hun valse voorgevingen en bijgeloven te houden.
 
10 En in 39alle 40verleiding der onrechtvaardigheid gin degenen die verloren gaan, 41daarvoor dat zij 42de liefde der waarheid niet aangenomen hebben, om zalig te worden.
39 Dat is, allerlei. Want de satan heeft een bepaalde macht.
40 Dat is, tot ongerechtige en valse leer, gelijk het woord waarheid uitwijst, dat daartegen gesteld wordt; en gelijk hierna vers 12. verwijsteksten
g 2 Kor. 2:15; 4:3. verwijsteksten
41 Dat is, in vergelding dat zij, enz., hetwelk het Griekse woord medebrengt. Het is dan een rechtvaardige straf Gods over de verkeerdheid en ondankbaarheid van zulke mensen, gelijk in het volgende vers nader uitgedrukt wordt.
42 Dat is, de waarheid niet liefgehad hebben, en dienvolgens ook niet geloofd en behouden. Zie dergelijke straf Gods over de heidenen, die de natuurlijke kennis Gods niet hebben behouden, Rom. 1:28. verwijsteksten
 
11 hEn daarom zal 43God hun zenden een kracht der dwaling, idat zij de 44leugen zouden geloven;
h Rom. 1:24. verwijsteksten
43 Dat is, God zal den satan den toom over hen loslaten, om zijn kracht van verleiding tegen hen te gebruiken, en zal Zijn genade, die hen nog wederhield, voortaan inhouden, en hen alzo aan hun eigen begeerten overgeven, waardoor zij krachtiglijk tot dwaling zullen gebracht worden. Zie dergelijke oordelen Gods over de ondankbare mensen, Deut. 28:28. 2 Kron. 18:22. Job 12:17. Jes. 19:14. Rom. 1:24; 11:8. 2 Kor. 4:3, 4, enz. verwijsteksten
i 1 Tim. 4:1. verwijsteksten
44 Dat is, versierde en valse leer.
 
12 Opdat zij allen 45veroordeeld worden die 46de waarheid niet geloofd hebben, maar een welbehagen hebben gehad in de 47ongerechtigheid.
45 Gr. geoordeeld, dat is, veroordeeld, of verdoemd, gelijk meermaals in andere plaatsen.
46 Namelijk des Evangelies.
47 Dat is, valse en ongerechtige leer, gelijk hiervoor vers 10. verwijsteksten
 
Opwekking tot standvastigheid
13 Maar wij zijn schuldig altijd God te danken over u, broeders, die van den Heere bemind zijt, dat u God 48van den beginne verkoren heeft tot zaligheid, 49in heiligmaking des Geestes en 50geloof der waarheid;
48 Namelijk der wereld, gelijk Micha 5:1. Joh. 1:1. Dat is, van eeuwigheid, of: voor de grondlegging der wereld, Ef. 1:4, hoewel het enige anderen verstaan van het begin als hun het Evangelie is verkondigd, wanneer hen God door Zijn Geest uit den verdorven hoop der mensen heeft verkoren of uitgezonderd; gelijk het woord verkiezen of uitnemen ook elders wordt genomen. Zie Joh. 15:16. 1 Kor. 1:27. Maar de eerste verklaring schijnt op het volgende vers wel zo bekwamelijk te passen, dewijl de verkiezing, waarvan Paulus hier spreekt, voor de roeping gaat, gelijk ook te zien is Rom. 8:29, 30; 9:23, 24, maar de dadelijke uitverkiezing uit den verdorven hoop der mensen, die in den tijd geschiedt, volgt na de beroeping, dewijl dezelve uitzondering door de beroeping des Evangelies wordt teweeggebracht. verwijsteksten
49 Of: door, dat is, welke zaligheid door de heiligmaking des Geestes en het geloof wordt verkregen, en derhalve van uw eeuwige verkiezing een onfeilbaar merkteken is, Rom. 8:14. 2 Kor. 1:22. verwijsteksten
50 Dat is, hetwelk op de waarheid des Evangelies ziet en steunt.
 
14 Waartoe Hij u geroepen heeft door ons Evangelie, 51tot verkrijging der heerlijkheid van onzen Heere Jezus Christus.
51 Dat is, om de eeuwige heerlijkheid door Christus en met Christus te verkrijgen, Rom. 8:17. Openb. 3:21. verwijsteksten
 
15 Zo dan, broeders, staat vast ken houdt 52de inzettingen die u geleerd zijn, hetzij 53door ons woord, hetzij door onzen zendbrief.
k 2 Thess. 3:6. verwijsteksten
52 Gr. overleveringen, overgevingen. En alzo noemt de apostel de vermaningen en leringen die zij van hem hadden ontvangen, zowel de leer als het leven aangaande, niet alleen als hij bij hen tegenwoordig was, maar ook die hij nu in deze zendbrieven heeft voorgesteld. Zie 1 Kor. 11:2. 2 Thess. 3:6. verwijsteksten
53 Namelijk als ik bij u tegenwoordig was.
 
16 En onze Heere Jezus Christus Zelf, en onze God en Vader, Die ons heeft liefgehad, en gegeven heeft 54een eeuwige vertroosting en 55goede hoop 56in genade,
54 Dat is, een vaste vertroosting, gegrond op de belofte van het eeuwige leven.
55 Namelijk van onze verlossing en eeuwige zaligheid, 1 Petr. 1:3, 4. verwijsteksten
56 Dat is, door Zijn genade.
 
17 Vertrooste uw harten, en lversterke u in alle 57goed woord en werk.
l 1 Thess. 3:13. verwijsteksten
57 Dat is, geve dat gij uzelven en anderen met godzalige woorden en werken altijd moogt stichten en versterken.

Einde 2 Thessalonicenzen 2