Statenvertaling.nl

sample header image

Deuteronomium 5 – Statenvertaling

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenParallelZonder kanttekeningenAlleen Bijbeltekst

Deuteronomium 5

Dit hoofdstuk voorgelezen (m):

 

1 EN Mozes riep het ganse Israël en zeide tot hen: Hoor, Israël, de inzettingen en rechten, die ik heden voor uw oren spreek; dat gij ze leert en waarneemt om dezelve te doen.
2 De HEERE onze God heeft een averbond met ons gemaakt aan Horeb. a Ex. 19:5. verwijsteksten
3 Met onze vaderen heeft de HEERE dit verbond niet gemaakt, maar met ons, wij die hier heden allen levend zijn.
4 Van aangezicht tot aangezicht heeft de HEERE met u op den berg gesproken uit het midden des vuurs,
5 (Ik stond te dien tijde tussen den HEERE en tussen u, om u des HEEREN woord aan te zeggen; want gij bvreesdet voor het vuur en klomt niet op den berg) zeggende: b Ex. 19:16; 20:18. verwijsteksten
6 cIk ben de HEERE uw God, Die u uit Egypteland, uit het diensthuis, uitgeleid heb. c Ex. 20:2, enz. Ps. 81:11. verwijsteksten
7 Gij zult geen andere goden voor Mijn aangezicht hebben.
8 dGij zult u geen gesneden beeld maken noch enige gelijkenis, van wat boven in den hemel of wat onder op de aarde is, of wat in het water onder de aarde is. d Lev. 26:1. verwijsteksten
9 Gij zult u voor die niet buigen, noch hen dienen; want Ik, de HEERE uw God, ben een eijverig God, Die de misdaad der vaderen bezoek aan de kinderen en aan het derde en aan het vierde lid dergenen die Mij haten; e Ex. 20:5; 34:7, 14. Jer. 32:18. verwijsteksten
10 En doe barmhartigheid aan duizenden dergenen die Mij liefhebben en Mijn geboden onderhouden.
11 Gij zult den fNaam des HEEREN uws Gods niet ijdellijk gebruiken, want de HEERE zal niet onschuldig houden dengene die Zijn Naam ijdellijk gebruikt. f Lev. 19:12. Matth. 5:33. verwijsteksten
12 Onderhoud den gsabbatdag, dat gij dien heiligt, gelijk als de HEERE uw God u geboden heeft. g Gen. 2:2. Ex. 23:12; 35:2. Lev. 23:3. Ez. 20:12. Hebr. 4:4. verwijsteksten
13 Zes dagen zult gij arbeiden en al uw werk doen.
14 Maar de zevende dag is de sabbat des HEEREN uws Gods; dan zult gij geen werk doen, gij, noch uw zoon, noch uw dochter, noch uw dienstknecht, noch uw dienstmaagd, noch uw os, noch uw ezel, noch enig van uw vee, noch de vreemdeling die in uw poorten is; opdat uw dienstknecht en uw dienstmaagd ruste gelijk als gij.
15 Want gij zult gedenken dat gij een dienstknecht in Egypteland geweest zijt, en dat de HEERE uw God u vandaar heeft uitgeleid door een sterke hand en een uitgestrekten arm; daarom heeft u de HEERE uw God geboden, dat gij den sabbatdag houden zult.
16 hEer uw vader en uw moeder, gelijk als de HEERE uw God u geboden heeft, opdat uw dagen verlengd worden en opdat het u welga in het land dat u de HEERE uw God geven zal. h Lev. 19:3. Matth. 15:4. Luk. 18:20. Ef. 6:2, 3. verwijsteksten
17 iGij zult niet doodslaan. i Matth. 5:21. Luk. 18:20. Rom. 13:9. verwijsteksten
18 kEn gij zult geen overspel doen. k Luk. 18:20. verwijsteksten
19 En gij zult niet stelen.
20 En gij zult geen valse getuigenis spreken tegen uw naaste.
21 En gij zult niet lbegeren uws naasten vrouw, en zult u niet laten gelusten uws naasten huis, zijn akker, noch zijn dienstknecht, noch zijn dienstmaagd, zijn os, noch zijn ezel, noch iets dat uws naasten is. l Rom. 7:7. verwijsteksten
22 Deze woorden sprak de HEERE tot uw ganse gemeente op den berg, uit het midden des vuurs, der wolk en der donkerheid, met grote stem, en deed daar niets toe; en Hij schreef ze op twee stenen tafelen en gaf ze mij.
23 En het geschiedde als gij die stem uit het midden der duisternis hoordet en de berg van vuur brandde, zo naderdet gij tot mij, alle hoofden uwer stammen en uw oudsten,
24 En zeidet: Zie, de HEERE onze God heeft ons Zijn heerlijkheid en Zijn grootheid laten zien en wij hebben Zijn stem gehoord uit het midden des vuurs; dezen dag hebben wij gezien dat God met den mens spreekt, en dat hij levend blijft.
25 Maar nu, waarom zouden wij sterven? Want dit grote vuur zou ons verteren; indien wij voortvoeren de stem des HEEREN onzes Gods langer te horen, zo zouden wij sterven.
26 Want wie is er van alle vlees, die de stem des levenden Gods, sprekende uit het midden des vuurs, gehoord heeft gelijk wij, men levend is gebleven? m Deut. 4:33. Richt. 13:22. verwijsteksten
27 Nader gij en hoor alles wat de HEERE onze God zeggen zal; en nspreek gij tot ons al wat de HEERE onze God tot u spreken zal, en wij zullen het horen en doen. n Ex. 20:19. Hebr. 12:19. verwijsteksten
28 Als nu de HEERE de stem uwer woorden hoorde, toen gij tot mij spraakt, zo zeide de HEERE tot mij: Ik heb gehoord de stem der woorden van dit volk, die zij tot u gesproken hebben; het is altemaal goed wat zij gesproken hebben.
29 Och, dat zij zulk een hart hadden om Mij te vrezen en al Mijn geboden te alle dagen te onderhouden, opdat het hun en hun kinderen welging in eeuwigheid!
30 Ga, zeg hun: Keert weder naar uw tenten.
31 Maar gij, sta hier bij Mij, dat Ik tot u spreke al de geboden en inzettingen en rechten, die gij hun leren zult, dat zij ze doen in het land hetwelk Ik hun geven zal om dat te erven.
32 Neemt dan waar dat gij doet gelijk als de HEERE uw God u geboden heeft; wijkt niet af ter rechter- noch ter linkerhand.
33 In al den weg dien de HEERE uw God u gebiedt, zult gij gaan; opdat gij leeft en dat het u welga, en gij de dagen verlengt in het land dat gij erven zult.

Einde Deuteronomium 5