Statenvertaling.nl

sample header image

Deuteronomium 18 – Statenvertaling

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenParallelZonder kanttekeningenAlleen Bijbeltekst

Deuteronomium 18

Dit hoofdstuk voorgelezen (m):

 

Erfdeel en recht van priesters en Levieten
1 DE Levitische priesters, de ganse stam van Levi, zullen geen deel noch erve hebben met Israël; ade vuuroffers des HEEREN en Zijn erfdeel zullen zij eten. a Num. 18:20. Deut. 10:9. 1 Kor. 9:13. verwijsteksten
2 Daarom zal hij geen erfdeel hebben in het midden zijner broederen: bde HEERE is zijn Erfdeel, gelijk als Hij tot hem gesproken heeft. b Num. 18:20, enz. Deut. 10:9. Ez. 44:28. verwijsteksten
3 Dit nu zal het recht der priesters zijn van het volk, van hen die een offerande offeren, hetzij een os of kleinvee: dat hij den priester zal geven den schouder en beide kinnebakken en de pens.
4 De eerstelingen van uw koren, van uw most en van uw olie, en de eerstelingen van de beschering uwer schapen zult gij hem geven.
5 Want de HEERE uw God heeft hem uit al uw stammen verkoren, dat hij sta om te dienen in den Naam des HEEREN, hij en zijn zonen, te alle dagen.
6 Voorts wanneer een Leviet zal komen uit een uwer poorten, uit gans Israël, alwaar hij woont, en hij komt naar alle begeerte zijner ziel tot de plaats die de HEERE zal hebben verkoren,
7 En hij dienen zal in den Naam des HEEREN zijns Gods, als al zijn broederen, de Levieten, die aldaar voor het aangezicht des HEEREN staan,
8 Zo zullen zij een gelijk deel eten, boven zijn verkopingen bij de vaderen.
 
Waarzeggerij verboden
9 Wanneer gij komt in het land dat de HEERE uw God u geven zal, zo zult gij niet leren te doen naar de gruwelen van dezelve volken.
10 Onder u zal niet gevonden worden cdie zijn zoon of zijn dochter door het vuur doet doorgaan, ddie met waarzeggerijen omgaat, een guichelaar, of die op vogelgeschrei acht geeft, of tovenaar, c Lev. 18:21. d Lev. 20:27. 1 Sam. 28:7. Jes. 8:19. verwijsteksten
11 Of een bezweerder, die met bezwering omgaat, of die een waarzeggenden geest vraagt, of een duivelskunstenaar, of die den doden vraagt.
12 Want al wie zulks doet, is den HEERE een gruwel; en om dezer gruwelen wil verdrijft hen de HEERE uw God voor uw aangezicht uit de bezitting.
13 Oprecht zult gij zijn met den HEERE uw God.
14 Want deze volken die gij zult erven, horen naar guichelaars en waarzeggers; maar u aangaande, de HEERE uw God heeft u zulks niet toegelaten.
 
Christus als Profeet beloofd
15 eEen Profeet, uit het midden van u, uit uw broederen, als mij, zal u de HEERE uw God verwekken; naar Hem zult gij horen; e Joh. 1:46. Hand. 3:22; 7:37. verwijsteksten
16 Naar alles wat gij van den HEERE uw God aan Horeb ten dage der verzameling geëist hebt, zeggende: fIk zal niet voortvaren te horen de stem des HEEREN mijns Gods, en ditzelve grote vuur zal ik niet meer zien, dat ik niet sterve. f Ex. 20:19. Deut. 5:25. Hebr. 12:19. verwijsteksten
17 Toen zeide de HEERE tot mij: Het is goed wat zij gesproken hebben.
18 Een Profeet zal Ik hun verwekken uit het midden hunner broederen, als u; en Ik zal Mijn woorden in Zijn mond geven, gen Hij zal tot hen spreken alles wat Ik Hem gebieden zal. g Joh. 4:25. verwijsteksten
19 En het zal geschieden, de man die niet zal horen naar Mijn woorden, die Hij in Mijn Naam zal spreken, van dien zal Ik het zoeken.
20 Maar hde profeet die hoogmoediglijk zal handelen, sprekende een woord in Mijn Naam, hetwelk Ik hem niet geboden heb te spreken, of die spreken zal in den naam van andere goden, dezelve profeet zal sterven. h Deut. 13:5. Jer. 14:14. verwijsteksten
21 Zo gij dan in uw hart zoudt mogen zeggen: Hoe zullen wij het woord kennen dat de HEERE niet gesproken heeft?
22 Wanneer die profeet in den Naam des HEEREN zal hebben gesproken, en dat woord geschiedt niet en komt niet: dat is het woord dat de HEERE niet gesproken heeft; door trotsheid heeft die profeet dat gesproken; gij zult voor hem niet vrezen.

Einde Deuteronomium 18