Statenvertaling.nl

sample header image

Deuteronomium 10 – Statenvertaling

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenParallelZonder kanttekeningenAlleen Bijbeltekst

Deuteronomium 10

Dit hoofdstuk voorgelezen (m):

 

1 TERZELFDER tijd zeide de HEERE tot mij: Houw u twee stenen tafelen als de eerste, en klim tot Mij op dezen berg; daarna zult gij u een kist van hout maken.
2 En Ik zal op die tafelen schrijven de woorden die geweest zijn op de eerste tafelen, die gij gebroken hebt; en gij zult ze leggen in die kist.
3 Alzo maakte ik een kist van sittimhout en hieuw twee stenen tafelen als de eerste; en ik klom op den berg, en de twee tafelen waren in mijn hand.
4 Toen schreef Hij op de tafelen, naar het eerste schrift, de tien woorden, die de HEERE ten dage der verzameling op den berg uit het midden des vuurs tot ulieden gesproken had; en de HEERE gaf ze mij.
5 En ik keerde mij en ging af van den berg, en legde de tafelen in de kist die ik gemaakt had; en aldaar zijn zij, gelijk als de HEERE mij geboden heeft.
6 En de kinderen Israëls reisden van Beërôth-Bené-Jáäkan en Moséra; aldaar stierf Aäron en werd aldaar begraven, en zijn zoon Eleázar bediende het priesterambt in zijn plaats.
7 Vandaar reisden zij naar Gudgod, en van Gudgod naar Jotbath, een land van waterbeken.
8 Terzelfder tijd scheidde de HEERE den stam van Levi uit om de ark des verbonds des HEEREN te dragen, om voor het aangezicht des HEEREN te staan om Hem te dienen en om in Zijn Naam te zegenen, tot op dezen dag.
9 Daarom heeft Levi geen deel noch erve met zijn broederen; de HEERE, Die is zijn Erfdeel, gelijk als de HEERE uw God tot hem gesproken heeft.
10 En ik stond op den berg als de vorige dagen, veertig dagen en veertig nachten; en de HEERE verhoorde mij ook op datzelve maal; de HEERE heeft u niet willen verderven.
11 Maar de HEERE zeide tot mij: Sta op, ga op de reis voor het aangezicht des volks, dat zij inkomen en erven het land dat Ik hun vaderen gezworen heb hun te geven.
12 Nu dan, Israël, wat eist de HEERE uw God van u, dan den HEERE uw God te vrezen, in al Zijn wegen te wandelen en Hem lief te hebben, en den HEERE uw God te dienen, met uw ganse hart en met uw ganse ziel;
13 Om te houden de geboden des HEEREN en Zijn inzettingen, die ik u heden gebied, u ten goede?
14 Zie, des HEEREN uws Gods is de hemel en de hemel der hemelen, de aarde en al wat daarin is.
15 Alleenlijk heeft de HEERE lust gehad aan uw vaderen om die lief te hebben, en heeft hun zaad na hen, ulieden, uit al de volken verkoren, gelijk het te dezen dage is.
16 Besnijdt dan de voorhuid uws harten, en verhardt uw nek niet meer.
17 Want de HEERE uw God, Die is een God der goden en Heere der heren; die grote, die machtige en die vreselijke God, Die geen aangezicht aanneemt, noch geschenk ontvangt;
18 Die het recht van den wees en van de weduwe doet, en den vreemdeling liefheeft, dat Hij hem brood en kleding geve.
19 Daarom zult gijlieden den vreemdeling liefhebben, want gij zijt vreemdelingen geweest in Egypteland.
20 Den HEERE uw God zult gij vrezen, Hem zult gij dienen, en Hem zult gij aanhangen en bij Zijn Naam zweren.
21 Hij is uw Lof en Hij is uw God, Die bij u gedaan heeft deze grote en vreselijke dingen, die uw ogen gezien hebben.
22 Uw vaderen togen af naar Egypte met zeventig zielen; en nu heeft u de HEERE uw God gesteld als de sterren des hemels in menigte.

Einde Deuteronomium 10