Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
Paulus’ arbeid onder de heidenen |
1 OM deze oorzaak ben ik, Paulus, ade gevangene van Christus Jezus voor u, die heidenen zijt; a Hand. 21:33. Ef. 4:1. Filipp. 1:7, 13, 14, 16. Kol. 4:3. 2 Tim. 1:8. Filem. vs. 1. |
a Hand. 21:33 Toen naderde de overste en greep hem, en beval dat men hem met twee ketenen zou binden, en vraagde wie hij was en wat hij gedaan had. Ef. 4:1 ZO bid ik u dan, ik, de gevangene in den Heere, dat gij wandelt waardiglijk der roeping met welke gij geroepen zijt; Filipp. 1:7 Gelijk het bij mij recht is, dat ik van u allen dit gevoel, omdat ik in mijn hart houd, dat gij, beide in mijn banden en in mijn
verantwoording en bevestiging des Evangelies, gij allen, zeg ik,
mijner genade mededeelachtig zijt. Filipp. 1:13 Alzo dat mijn banden in Christus openbaar geworden zijn in het ganse rechthuis en aan alle anderen, Filipp. 1:14 En dat het meerderdeel der broederen in den Heere, door mijn banden vertrouwen gekregen hebbende, overvloediger het Woord onbevreesd durven spreken. Filipp. 1:16 Genen verkondigen wel Christus uit twisting, niet zuiver, menende aan mijn banden verdrukking toe te brengen; Kol. 4:3 Biddende meteen ook voor ons, dat God ons de deur des Woords opene, om te spreken de verborgenheid van Christus, om welke ik ook gebonden ben, 2 Tim. 1:8 Schaam u dan niet voor de getuigenis onzes Heeren, noch voor mij, die Zijn gevangene ben; maar lijd verdrukkingen met het Evangelie naar de kracht Gods; Filem. vs. 1 PAULUS, een gevangene van CHRISTUS JEZUS, en Timótheüs, de broeder, aan Filémon, den geliefde, en onzen medearbeider, |
2 Indien gij maar gehoord hebt van de bedeling bder genade Gods, cdie mij gegeven is aan u, b Rom. 1:5. c vers 8. Hand. 13:2. |
b Rom. 1:5 (Door Welken wij hebben ontvangen genade en het apostelschap, tot gehoorzaamheid des geloofs onder al de heidenen, voor Zijn Naam; c vers 8 Mij, den allerminste van al de heiligen, is deze genade gegeven, om onder de heidenen door het Evangelie te verkondigen den onnaspeurlijken rijkdom van Christus, Hand. 13:2 En als zij den Heere dienden en vastten, zeide de Heilige Geest: Zondert Mij af beide Bárnabas en Saulus tot het werk waartoe Ik hen geroepen heb. |
3 Dat Hij mij ddoor openbaring heeft bekendgemaakt edeze verborgenheid (gelijk ik met weinige woorden
tevoren geschreven heb, d Hand. 22:17, 21; 26:16, 17. Gal. 1:11, 12. e Rom. 16:25. |
d Hand. 22:17 En het gebeurde mij, als ik te Jeruzalem wedergekeerd was en in den tempel bad, dat ik in een vertrekking van zinnen was, Hand. 22:21 En Hij zeide tot mij: Ga heen; want Ik zal u ver tot de heidenen afzenden. Hand. 26:16 Maar richt u op en sta op uw voeten; want hiertoe ben Ik u verschenen, om u te stellen tot een dienaar en getuige der dingen, beide die gij gezien hebt en in welke Ik u nog zal verschijnen; Hand. 26:17 Verlossende u van dit volk en van de heidenen, tot dewelke Ik u nu zend, Gal. 1:11 Maar ik maak u bekend, broeders, dat het Evangelie hetwelk van mij verkondigd is, niet is naar den mens. Gal. 1:12 Want ik heb ook hetzelve niet van een mens ontvangen noch geleerd, maar door de openbaring van Jezus Christus. e Rom. 16:25 Hem nu Die machtig is u te bevestigen, naar mijn Evangelie en de prediking van Jezus Christus, naar de openbaring der verborgenheid, die van de tijden der eeuwen verzwegen is geweest, |
4 Waaraan gij dit lezende, kunt bemerken mijn wetenschap in deze verborgenheid van Christus), |
5 Welke in andere eeuwen den kinderen der mensen niet is bekendgemaakt, fgelijk zij nu is geopenbaard aan Zijn heilige apostelen en profeten door den Geest; f Hand. 10:28. |
f Hand. 10:28 En hij zeide tot hen: Gij weet hoe het een Joodsen man ongeoorloofd is, zich te voegen of te gaan tot een vreemde; doch God heeft mij getoond dat ik geen mens zou gemeen of onrein heten. |
6 Namelijk dat de heidenen zijn mede-erfgenamen, en van hetzelfde lichaam, en mededeelgenoten Zijner belofte in Christus door het Evangelie; |
7 Waarvan ik een dienaar geworden ben naar de gave der genade Gods, die mij gegeven is gnaar de werking Zijner kracht. g Ef. 1:19. Kol. 2:12. |
g Ef. 1:19 En welke de uitnemende grootheid Zijner kracht is aan ons, die geloven, naar de werking der sterkte Zijner macht, Kol. 2:12 Zijnde met Hem begraven in den doop, in welken gij ook met Hem opgewekt zijt door het geloof der werking Gods, Die Hem uit de doden opgewekt heeft. |
8 Mij, hden allerminste van al de heiligen, is deze genade gegeven, om ionder de heidenen door het Evangelie te verkondigen den onnaspeurlijken rijkdom van Christus, h 1 Kor. 15:9. 1 Tim. 1:15. i Hand. 9:15; 13:2; 22:21. Gal. 1:16; 2:8. 1 Tim. 2:7. 2 Tim. 1:11. |
h 1 Kor. 15:9 Want ik ben de minste van de apostelen, die niet waardig ben een apostel genaamd te worden, daarom dat ik de gemeente Gods vervolgd heb. 1 Tim. 1:15 Dit is een getrouw woord en alle aanneming waardig, dat Christus Jezus in de wereld gekomen is om de zondaren zalig te maken, van welke ik de voornaamste ben. i Hand. 9:15 Maar de Heere zeide tot hem: Ga heen, want deze is Mij een uitverkoren vat, om Mijn Naam te dragen voor de heidenen en de koningen en de kinderen Israëls; Hand. 13:2 En als zij den Heere dienden en vastten, zeide de Heilige Geest: Zondert Mij af beide Bárnabas en Saulus tot het werk waartoe Ik hen geroepen heb. Hand. 22:21 En Hij zeide tot mij: Ga heen; want Ik zal u ver tot de heidenen afzenden. Gal. 1:16 Zijn Zoon in mij te openbaren, opdat ik Denzelven door het Evangelie onder de heidenen zou verkondigen, zo ben ik terstond niet te rade gegaan met vlees en bloed, Gal. 2:8 (Want Die in Petrus krachtiglijk wrocht tot het apostelschap der besnijdenis, Die wrocht ook krachtiglijk in mij onder de heidenen); 1 Tim. 2:7 Waartoe ik gesteld ben een prediker en apostel (ik zeg de waarheid in Christus, ik lieg niet), een leraar der heidenen in geloof en waarheid. 2 Tim. 1:11 Waartoe ik gesteld ben een prediker en een apostel en een leraar der heidenen; |
9 En allen te verlichten, dat zij mogen verstaan welke de gemeenschap kder verborgenheid is, die van alle eeuwen verborgen is geweest in God, Welke alle dingen lgeschapen heeft door Jezus Christus; k Rom. 16:25. Ef. 1:9. Kol. 1:26. 2 Tim. 1:10. Tit. 1:2. 1 Petr. 1:20. l Gen. 1:3. Ps. 33:6. Joh. 1:3. Kol. 1:16. Hebr. 1:2. |
k Rom. 16:25 Hem nu Die machtig is u te bevestigen, naar mijn Evangelie en de prediking van Jezus Christus, naar de openbaring der verborgenheid, die van de tijden der eeuwen verzwegen is geweest, Ef. 1:9 Ons bekendgemaakt hebbende de verborgenheid van Zijn wil, naar Zijn welbehagen, hetwelk Hij voorgenomen had in Zichzelven; Kol. 1:26 Namelijk de verborgenheid die verborgen is geweest van alle eeuwen en van alle geslachten, maar nu geopenbaard is aan Zijn heiligen, 2 Tim. 1:10 Doch nu geopenbaard is door de verschijning van onzen Zaligmaker Jezus Christus, Die den dood heeft tenietgedaan, en het leven en de onverderfelijkheid aan het licht gebracht door het Evangelie; Tit. 1:2 In de hope des eeuwigen levens, welke God, Die niet liegen kan, beloofd heeft vóór de tijden der eeuwen, maar geopenbaard heeft te zijner tijd; 1 Petr. 1:20 Dewelke wel voorgekend is geweest voor de grondlegging der wereld, maar geopenbaard is in deze laatste tijden om uwentwil, l Gen. 1:3 En God zeide: Daar zij licht. En daar werd licht. Ps. 33:6 Door het Woord des HEEREN zijn de hemelen gemaakt, en door den Geest Zijns monds al hun heir. Joh. 1:3 Alle dingen zijn door Hetzelve gemaakt, en zonder Hetzelve is geen ding gemaakt dat gemaakt is. Kol. 1:16 Want door Hem zijn alle dingen geschapen, die in de hemelen en die op de aarde zijn, die zienlijk en die onzienlijk zijn, hetzij tronen, hetzij heerschappijen, hetzij overheden, hetzij machten: alle dingen zijn door Hem en tot Hem geschapen; Hebr. 1:2 Welken Hij gesteld heeft tot een Erfgenaam van alles, door Welken Hij ook de wereld gemaakt heeft; |
10 mOpdat nu door de gemeente bekendgemaakt worde aan de overheden en de machten in den hemel de veelvuldige wijsheid Gods; m 1 Petr. 1:12. |
m 1 Petr. 1:12 Denwelken geopenbaard is dat zij niet zichzelven, maar ons bedienden deze dingen, die u nu aangediend zijn bij degenen die u het Evangelie verkondigd hebben door den Heiligen Geest, Die van den hemel gezonden is; in welke dingen de engelen begerig zijn in te zien. |
11 Naar het eeuwig voornemen, dat Hij gemaakt heeft in Christus Jezus, onzen Heere; |
12 nIn Denwelken wij hebben de vrijmoedigheid en den toegang met vertrouwen door het geloof aan Hem. n Joh. 10:9; 14:6. Rom. 5:2. Ef. 2:18. Hebr. 10:19. |
n Joh. 10:9 Ik ben de Deur; indien iemand door Mij ingaat, die zal behouden worden; en hij zal ingaan en uitgaan, en weide vinden. Joh. 14:6 Jezus zeide tot hem: Ik ben de Weg, en de Waarheid, en het Leven. Niemand komt tot den Vader dan door Mij. Rom. 5:2 Door Welken wij ook de toeleiding hebben door het geloof tot deze genade, in welke wij staan, en roemen in de hoop der heerlijkheid Gods. Ef. 2:18 Want door Hem hebben wij beiden den toegang door één Geest tot den Vader. Hebr. 10:19 Dewijl wij dan, broeders, vrijmoedigheid hebben om in te gaan in het heiligdom door het bloed van Jezus, |
13 oDaarom bid ik dat gij niet vertraagt in mijn verdrukkingen pvoor u, hetwelk is uw heerlijkheid. o Filipp. 1:14. 1 Thess. 3:3. p Kol. 1:24. |
o Filipp. 1:14 En dat het meerderdeel der broederen in den Heere, door mijn banden vertrouwen gekregen hebbende, overvloediger het Woord onbevreesd durven spreken. 1 Thess. 3:3 Opdat niemand bewogen worde in deze verdrukkingen; want gij weet zelven dat wij hiertoe gesteld zijn. p Kol. 1:24 Die mij nu verblijd in mijn lijden voor u, en vervul in mijn vlees de overblijfselen van de verdrukkingen van Christus voor Zijn lichaam, hetwelk is de gemeente; |
Gebed om versterking der Efeziërs |
14 Om deze oorzaak buig ik mijn knieën tot den Vader van onzen Heere Jezus Christus, |
15 Uit Welken al het geslacht in de hemelen en op de aarde genaamd wordt, |
16 Opdat Hij u geve, naar den rijkdom Zijner heerlijkheid, met kracht qversterkt te worden door Zijn Geest in den inwendigen mens; q Ef. 6:10. |
q Ef. 6:10 Voorts, mijne broeders, wordt krachtig in den Heere en in de sterkte Zijner macht. |
17 Opdat Christus door het geloof in uw harten wone en gij in de liefde rgeworteld en gegrond zijt; r Kol. 2:7. |
r Kol. 2:7 Geworteld en opgebouwd in Hem, en bevestigd in het geloof, gelijkerwijs gij geleerd zijt, overvloedig zijnde in hetzelve met dankzegging. |
18 Opdat gij ten volle kondet begrijpen met al de heiligen, welke de breedte en lengte en diepte en hoogte is, |
19 En bekennen de liefde van Christus, die de kennis te boven gaat, opdat gij vervuld wordt tot al de volheid Gods. |
20 sHem nu Die machtig is meer dan overvloediglijk te doen boven al wat wij bidden of denken, naar de kracht die in ons werkt, s Rom. 16:25. |
s Rom. 16:25 Hem nu Die machtig is u te bevestigen, naar mijn Evangelie en de prediking van Jezus Christus, naar de openbaring der verborgenheid, die van de tijden der eeuwen verzwegen is geweest, |
21 Hem, zeg ik, zij de heerlijkheid in de gemeente door Christus Jezus, in alle geslachten, tot alle eeuwigheid. Amen. |