Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
1 De apostel betuigt nu wederom, zo de voorgaande zonden niet werden verbeterd, dat hij zal komen, om zonder verder uitstel de daders daarvan te straffen. 3 En hun metterdaad te doen bevinden hoe krachtig Christus in hem was. 5 Vermaant hen dat zij zichzelven onderzoeken, of Christus in hen is. 7 Wenst wederom dat zij de straf voorkomen met wel doen. 9 En verklaart dat hij zich dan over hen zal verblijden. 10 Alzo zijn macht moet strekken tot stichting en niet tot verbreking. 11 Besluit daarna den brief met een vermaning tot verscheidene christelijke deugden. 12 Met den gewoonlijken groet. 13 En met een gebed voor hen tot God den Vader, Zoon en Heiligen Geest. |
Laatste vermaningen |
1 DIT is 1de derde maal dat ik tot u kom: ain den mond van twee 2of drie getuigen zal 3alle woord bestaan. | | 1 Dit zegt hij, niet dat hij driemaal te Korinthe is geweest, maar omdat hij aldaar eens geweest zijnde, Handelingen 18, daarna tweemaal voorgenomen en beloofd had te komen; eens in den eersten brief, 1 Kor. 16:5, en nu hier wederom. Handelingen 18 EN na dezen scheidde Paulus van Athene en kwam te Korinthe; 1 Kor. 16:5 Doch ik zal tot u komen wanneer ik Macedónië zal doorgegaan zijn (want ik zal door Macedónië gaan); |
a Num. 35:30. Deut. 17:6; 19:15. Matth. 18:16. Joh. 8:17. Hebr. 10:28. Num. 35:30 Al wie een ziel slaat, naar den mond der getuigen zal men den doodslager doden; maar een enig getuige zal niet getuigen tegen een ziel, dat zij sterve. Deut. 17:6 Op den mond van twee getuigen of drie getuigen zal hij gedood worden, die sterven zal; op den mond van een enigen getuige zal hij niet gedood worden. Deut. 19:15 Een enig getuige zal tegen niemand opstaan over enige ongerechtigheid of over enige zonde, van alle zonde die hij zou mogen zondigen; op den mond van twee getuigen of op den mond van drie getuigen zal de zaak bestaan. Matth. 18:16 Maar indien hij u niet hoort, zo neem nog een of twee met u; opdat in den mond van twee of drie getuigen alle woord besta. Joh. 8:17 En er is ook in uw Wet geschreven, dat de getuigenis van twee mensen waarachtig is. Hebr. 10:28 Als iemand de wet van Mozes heeft tenietgedaan, die sterft zonder barmhartigheid onder twee of drie getuigen; |
2 Gr. en. |
3 Dat is, alle zaak of waarheid bevestigd worden. |
2 Ik heb het tevoren gezegd, en zeg het tevoren als tegenwoordig zijnde de tweede maal, en ik schrijf het nu afwezend aan degenen 4die tevoren gezondigd hebben, en aan al 5de anderen, dat zo ik wederom kom, ik hen
6niet zal sparen; | | 4 Namelijk waarvan hij in den voorgaanden brief heeft geschreven, en die zich niet hebben bekeerd. |
5 Namelijk die hun voorbeeld daarna gevolgd zijn. |
6 Namelijk in het metterdaad volvoeren van de gedreigde straf of geestelijke tucht en ban. |
3 Dewijl gij 7zoekt een proeve van Christus Die 8in mij spreekt, Welke in u 9niet zwak is, maar krachtig is onder u. | | 7 Dat is, schijnt te zoeken. Want zulke wordt gezegd Gods straf te zoeken, die gewaarschuwd zijnde zich niet bekeert. |
8 Of: door mij. |
9 Namelijk in het doen van krachtige tekenen en gaven des Geestes, kennis der talen en andere dergelijke. |
4 Want hoewel Hij 10gekruist is 11door zwakheid, 12zo leeft Hij nochtans 13door de kracht Gods. Want ook 14wij zijn zwak 15in Hem, maar 16zullen met Hem leven door de kracht Gods in u. | | 10 Dat is, als een zwak mens Zich heeft laten kruisigen, en tot den dood overgegeven voor ons, daar Hij nochtans ook in de gestalte Gods was, Filipp. 2:7. Filipp. 2:7 Maar heeft Zichzelven vernietigd, de gestaltenis eens dienstknechts aangenomen hebbende, en is den mensen gelijk geworden; |
11 Gr. uit; gelijk ook in het volgende. |
12 Dat is, is opgestaan en verheven in heerlijkheid. |
13 Dat is, door de kracht Zijner Goddelijke natuur, welke zich alsdan heeft geopenbaard, hoewel zij zich tevoren heeft ingehouden, Joh. 2:19; 10:18. Want dat Paulus hier spreekt van de Goddelijke kracht die in Christus is, blijkt hieruit, dat hij hen dreigt met deze kracht, die Christus door hem tegen de wederspannigen zal betonen, welke hij zegt dezelfde te zijn waardoor Christus Zichzelven uit de doden heeft verwekt. Zie Rom. 1:4. 1 Petr. 3:18. Joh. 2:19 Jezus antwoordde en zeide tot hen: Breekt dezen tempel, en in drie dagen zal Ik denzelven oprichten. Joh. 10:18 Niemand neemt hetzelve van Mij, maar Ik leg het van Mijzelven af; Ik heb macht hetzelve af te leggen en heb macht hetzelve wederom te nemen. Dit gebod heb Ik van Mijn Vader ontvangen. Rom. 1:4 Die krachtiglijk bewezen is te zijn de Zone Gods naar den Geest der heiligmaking, uit de opstanding der doden), namelijk Jezus Christus, onzen Heere 1 Petr. 3:18 Want Christus heeft ook ééns voor de zonden geleden, Hij rechtvaardig voor de onrechtvaardigen, opdat Hij ons tot God zou brengen; Die wel is gedood in het vlees, maar levend gemaakt door den Geest; |
14 Dat is, wij gedragen ons alsof wij maar zwakke, verachtelijke mensen waren. |
15 Dat is, als Zijn leden zijnde, en als Hem daarin gelijkvormig. |
16 Dat is, naar het voorbeeld van Christus zullen wij tegen u tonen dat de kracht van Christus in ons leeft, en zich tegen de ongehoorzamen door Zijn straffende hand zal openbaren. |
5 b17Onderzoekt uzelven of gij in het geloof zijt, 18beproeft uzelven. Of kent gij uzelven niet, dat Jezus Christus in u is? Tenzij dat gij enigszins 19verwerpelijk zijt. | | b 1 Kor. 11:28. 1 Kor. 11:28 Maar de mens beproeve zichzelven, en ete alzo van het brood en drinke van den drinkbeker. |
17 Namelijk om zekerlijk in uw gemoed overtuigd te worden van de waarheid van mijn apostelschap; want zulks doende zult gij bevinden dat gij het ware geloof in Christus hebt, en dat Christus in u door Zijn Geest leeft, hetwelk gij door mijn Evangelie hebt verkregen. |
18 Namelijk aan de ware proeven en merktekenen van het ware geloof en van de ware vereniging met Christus. |
19 Of: verworpen zijt, dat is, zodanige lieden zijt die de proef niet zoudt kunnen uitstaan. Het woord enigszins verzacht dit dreigement van den apostel, alsof hij zeide: Zo gij zulks niet bevindt, zo zijt gij in gevaar van verwerpelijk of verworpen te zijn. Want wie in Christus oprechtelijk gelooft, die is wel verzekerd dat hij uitverkoren is, Joh. 6:37; 8:47. Rom. 8:30, enz., maar die de predicatie van het Evangelie door een waar geloof niet aanneemt, en de aangeboden genade verzuimt of veracht, is wel in gevaar van een verworpen mens te zijn, doch men moet van hem niet wanhopen zolang hij leeft; omdat de Heere de mensen ook somwijlen te elfder ure roept, Matth. 20:6, 9, en ook in het laatste ogenblik van hun leven, gelijk den moordenaar aan het kruis, Luk. 23:40, enz. Hebr. 3:7, 13. En daarom kan dit alhier zo niet genomen worden. Anderen nemen dit woord verwerpelijk voor onbekwaam tot het geloof; doch alle mensen zijn daartoe van nature onbekwaam, totdat zij door Gods Geest bekwaam gemaakt worden, 2 Kor. 3:5. Joh. 6:37 Al wat Mij de Vader geeft, zal tot Mij komen; en die tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen. Joh. 8:47 Die uit God is, hoort de woorden Gods; daarom hoort gijlieden niet, omdat gij uit God niet zijt. Rom. 8:30 En die Hij tevoren verordineerd heeft, dezen heeft Hij ook geroepen; en die Hij geroepen heeft, dezen heeft Hij ook gerechtvaardigd; en die Hij gerechtvaardigd heeft, dezen heeft Hij ook verheerlijkt. Matth. 20:6 En uitgegaan zijnde omtrent de elfde ure, vond hij anderen ledigstaande en zeide tot hen: Wat staat gij hier den gehelen dag ledig? Matth. 20:9 En als zij kwamen die te elfder ure gehuurd waren, ontvingen zij eenieder een penning. Luk. 23:40 Maar de andere antwoordende bestrafte hem, zeggende: Vreest gij ook God niet, daar gij in hetzelfde oordeel zijt? Hebr. 3:7 Daarom, gelijk de Heilige Geest zegt: Heden, indien gij Zijn stem hoort, Hebr. 3:13 Maar vermaant elkander allen dag, zolang als het heden genaamd wordt, opdat niet iemand uit u verhard worde door de verleiding der zonde. 2 Kor. 3:5 Niet dat wij van onszelven bekwaam zijn iets te denken, als uit onszelven; maar onze bekwaamheid is uit God; |
6 Doch ik hoop 20dat gij zult verstaan dat wij 21niet verwerpelijk zijn. | | 20 Namelijk zo gij uzelven recht onderzoekt. |
21 Dat is, verwerpelijke of verachtelijke apostelen, gelijk dezen ons nageven. |
7 En ik wens van God, dat gij geen kwaad doet; 22niet opdat wij 23beproefd zouden 24bevonden worden, maar opdat gij het goede zoudt doen en wij 25als verwerpelijk zouden zijn. | | 22 Dat is, niet zozeer. |
23 Dat is, getrouw en oprecht; voor trouwe apostelen zouden gekeurd en gekend worden. |
24 Gr. openbaar worden, of: schijnen. |
25 Namelijk voor de ogen en naar het achten der mensen, dewijl wij in zulk geval geen tekenen van onze geestelijke macht in het straffen der zonden zouden geven. |
8 Want wij vermogen niets tegen de waarheid, maar 26voor de waarheid. | | 26 Dat is, tot handhaving en sterking der waarheid; waaronder hij hier ook de oprechtheid des levens verstaat. |
9 Want wij verblijden ons wanneer wij 27zwak zijn en gij 28sterk zijt; en wij wensen ook dit, namelijk uw 29volmaking. | | 27 Dat is, in verdrukking en verachting, gelijk meermaals hiervoor. |
28 Namelijk in de gaven en genade Gods. |
29 Of: herstelling, oprichting, wederopbouwing. |
10 Daarom schrijf ik afwezend deze dingen, opdat ik niet, tegenwoordig zijnde, 30strengheid zou gebruiken naar de macht cdie mij de Heere gegeven heeft tot opbouwing en niet tot 31nederwerping. | | 30 Gr. strengelijk. |
c 2 Kor. 10:8. 2 Kor. 10:8 Want indien ik ook iets overvloediger zou roemen van onze macht, welke de Heere ons gegeven heeft tot stichting, en niet tot uw nederwerping, zo zal ik niet beschaamd worden; |
31 Dat is, om iemand door deze straffende hand te verbreken, of neder te slaan, of van het lichaam der gemeente te scheuren; maar om hem daardoor weder op te richten, en met Christus en Zijn gemeente weder te verzoenen en verenigen. Zie 1 Kor. 5:5. 1 Kor. 5:5 Denzulke over te geven aan den satan tot verderf des vleses, opdat de geest behouden moge worden in den dag van den Heere Jezus. |
Groet en zegenbede |
11 Voorts, broeders, zijt blijde, wordt 32volmaakt, zijt getroost, dzijt eensgezind, eleeft in vrede; en de God der liefde en des vredes zal met u zijn. | | 32 Of: wederopgericht, wederopgebouwd, namelijk tot vereniging met elkander. |
d Rom. 12:16; 15:5. 1 Kor. 1:10. Filipp. 2:2. 1 Petr. 3:8. Rom. 12:16 Weest eensgezind onder elkander. Tracht niet naar de hoge dingen, maar voegt u tot de nederige. Zijt niet wijs bij uzelven. Rom. 15:5 Doch de God der lijdzaamheid en der vertroosting geve u dat gij eensgezind zijt onder elkander naar Christus Jezus, 1 Kor. 1:10 Maar ik bid u, broeders, door den Naam van onzen Heere Jezus Christus, dat gij allen hetzelfde spreekt en dat onder u geen scheuringen zijn, maar dat gij samengevoegd zijt in één zelfden zin en in één zelfde gevoelen. Filipp. 2:2 Zo vervult mijn blijdschap, dat gij moogt eensgezind zijn, dezelfde liefde hebbende, van één gemoed en van één gevoelen zijnde. 1 Petr. 3:8 En eindelijk, zijt allen eensgezind, medelijdend, de broeders liefhebbende, met innerlijke barmhartigheid bewogen, vriendelijk; |
e Rom. 12:18. Hebr. 12:14. Rom. 12:18 Indien het mogelijk is, zoveel in u is, houdt vrede met alle mensen. Hebr. 12:14 Jaagt den vrede na met allen, en de heiligmaking, zonder welke niemand den Heere zien zal; |
12 fGroet elkander 33met een heiligen kus. U groeten al de heiligen. | | f Rom. 16:16. 1 Kor. 16:20. 1 Thess. 5:26. 1 Petr. 5:14. Rom. 16:16 Groet elkander met een heiligen kus. De gemeenten van Christus groeten ulieden. 1 Kor. 16:20 U groeten al de broeders. Groet elkander met een heiligen kus. 1 Thess. 5:26 Groet al de broeders met een heiligen kus. 1 Petr. 5:14 Groet elkander met een kus der liefde. Vrede zij u allen die in Christus Jezus zijt. Amen. |
33 Namelijk naar de gewoonte van die oosterse landen, waar dit een teken van enigheid was en van eer die zij elkander aandeden. Zie Gen. 41:40. Ps. 2:12. Gen. 41:40 Gij zult over mijn huis zijn, en op uw bevel zal al mijn volk de hand kussen; alleen dezen troon zal ik groter zijn dan gij. Ps. 2:12 Kust den Zoon, opdat Hij niet toorne, en gij op den weg vergaat, wanneer Zijn toorn maar een weinig zou ontbranden. Welgelukzalig zijn allen die op Hem betrouwen. |
13 34De genade van den Heere Jezus Christus en 35de liefde Gods en 36de gemeenschap des Heiligen Geestes zij met u allen. Amen.
De tweede zendbrief aan de Korinthiërs is geschreven van Filippi in Macedonië en gezonden door Titus en Lukas. | | 34 Namelijk waardoor Hij ons met God heeft verzoend, Rom. 5:10. Rom. 5:10 Want indien wij vijanden zijnde, met God verzoend zijn door den dood Zijns Zoons, veel meer zullen wij verzoend zijnde, behouden worden door Zijn leven. |
35 Namelijk waarmede Hij ons in Christus Jezus liefheeft, en als Zijn kinderen aanneemt en bewaart, Rom. 8:39. Rom. 8:39 Noch hoogte noch diepte, noch enig ander schepsel ons zal kunnen scheiden van de liefde Gods, welke is in Christus Jezus, onzen Heere. |
36 Namelijk waardoor wij in deze genade en liefde meer en meer gesterkt, en daarvan verzekerd worden, Rom. 8:15. Zodat hier een klare getuigenis is van de Heilige Drievuldigheid; hoewel de orde der Personen hier niet wordt gesteld gelijk Matth. 28:19. Rom. 8:15 Want gij hebt niet ontvangen den Geest der dienstbaarheid wederom tot vreze; maar gij hebt ontvangen den Geest der aanneming tot kinderen, door Welken wij roepen: Abba, Vader. Matth. 28:19 Gaat dan heen, onderwijst al de volken, dezelve dopende in den Naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes; lerende hen onderhouden alles wat Ik u geboden heb. |