Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
1 DURFT iemand van ulieden, die een zaak heeft tegen een ander, te rechte gaan voor de onrechtvaardigen, en niet voor de heiligen? |
2 Weet gij niet dat de heiligen de wereld oordelen zullen? En indien door u de wereld geoordeeld wordt, zijt gij onwaardig de minste gerechtszaken? |
3 Weet gij niet dat wij de engelen oordelen zullen? Hoeveel te meer de zaken die dit leven aangaan! |
4 Zo gij dan gerechtszaken hebt die dit leven aangaan, zet die daarover
die in de gemeente minst geacht zijn. |
5 Ik zeg u dit tot schaamte. Is er dan alzo onder u geen die wijs is, ook niet een die zou kunnen oordelen tussen zijn broeders? |
6 Maar de ene broeder gaat met den anderen broeder te rechte, en dat voor ongelovigen. |
7 Zo is er dan nu ganselijk gebrek onder u, dat gij met elkander rechtszaken hebt. Waarom lijdt gij niet liever ongelijk? Waarom lijdt gij niet liever schade? |
8 Maar gijlieden doet ongelijk en doet schade, en dat den broederen. |
9 Of weet gij niet dat de onrechtvaardigen het Koninkrijk Gods niet zullen beërven? |
10 Dwaalt niet: noch hoereerders, noch afgodendienaars, noch overspelers, noch ontuchtigen, noch die bij mannen liggen, noch dieven, noch gierigaards, noch dronkaards, geen lasteraars, geen rovers zullen het Koninkrijk Gods beërven. |
11 En dit waart gij sommigen; maar gij zijt afgewassen, maar gij zijt geheiligd, maar gij zijt gerechtvaardigd in den Naam van den Heere Jezus en door den Geest onzes Gods. |
12 Alle dingen zijn mij geoorloofd, maar alle dingen zijn niet oorbaar; alle dingen zijn mij geoorloofd, maar ik zal onder de macht van geen mij laten brengen. |
13 De spijzen zijn voor den buik, en de buik is voor de spijzen; maar God zal beide dezen en die tenietdoen. Doch het lichaam is niet voor de hoererij, maar voor den Heere, en de Heere voor het lichaam. |
14 En God heeft ook den Heere opgewekt, en zal ons opwekken door Zijn kracht. |
15 Weet gij niet dat uw lichamen leden van Christus zijn? Zal ik dan de leden van Christus nemen en maken ze leden ener hoer? Dat zij verre. |
16 Of weet gij niet dat die de hoer aanhangt, één lichaam met haar is? Want die twee, zegt Hij, zullen tot één vlees wezen. |
17 Maar die den Heere aanhangt, is één geest met Hem. |
18 Vliedt de hoererij. Alle zonde die de mens doet, is buiten het lichaam; maar die hoererij bedrijft, die zondigt tegen zijn eigen lichaam. |
19 Of weet gij niet dat ulieder lichaam een tempel is des Heiligen Geestes, Die in u is, Dien gij van God hebt, en dat gij uws zelfs niet zijt? |
20 Want gij zijt duur gekocht; zo verheerlijkt dan God in uw lichaam en in uw geest, welke Godes zijn. |