Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
1 EN ik, broeders, als ik tot u ben gekomen, aben niet gekomen met uitnemendheid van woorden of van wijsheid, u verkondigende de getuigenis Gods. a vers 4. 1 Kor. 1:17.  |
a vers 4 En mijn rede en mijn prediking was niet in beweeglijke woorden der menselijke wijsheid, maar in betoning des geestes en der kracht; 1 Kor. 1:17 Want Christus heeft mij niet gezonden om te dopen, maar om het Evangelie te verkondigen; niet met wijsheid van woorden, opdat het kruis van Christus niet verijdeld worde. |
2 Want ik heb niet voorgenomen iets te weten onder u dan Jezus Christus, en Dien gekruisigd. |
3 bEn ik was bij ulieden in czwakheid en in vreze en in veel beving. b Hand. 18:1. c Hand. 18:3. 2 Kor. 10:10.  |
b Hand. 18:1 EN na dezen scheidde Paulus van Athene en kwam te Korinthe; c Hand. 18:3 En omdat hij van hetzelfde handwerk was, bleef hij bij hen en wrocht; want zij waren tentenmakers van handwerk. 2 Kor. 10:10 Want de brieven (zeggen zij) zijn wel gewichtig en krachtig, maar de tegenwoordigheid des lichaams is zwak en de rede is verachtelijk. |
4 En mijn rede en mijn prediking dwas niet in beweeglijke woorden der menselijke wijsheid, maar in betoning des geestes en der kracht; d vers 1. 1 Kor. 1:17. 2 Petr. 1:16.  |
d vers 1 EN ik, broeders, als ik tot u ben gekomen, ben niet gekomen met uitnemendheid van woorden of van wijsheid, u verkondigende de getuigenis Gods. 1 Kor. 1:17 Want Christus heeft mij niet gezonden om te dopen, maar om het Evangelie te verkondigen; niet met wijsheid van woorden, opdat het kruis van Christus niet verijdeld worde. 2 Petr. 1:16 Want wij zijn geen kunstiglijk verdichte fabelen nagevolgd, als wij u bekendgemaakt hebben de kracht en toekomst van onzen Heere Jezus Christus, maar wij zijn aanschouwers geweest van Zijn majesteit. |
5 Opdat uw geloof niet zou zijn in wijsheid der mensen, emaar in de kracht Gods. e 2 Kor. 4:7.  |
e 2 Kor. 4:7 Maar wij hebben dezen schat in aarden vaten, opdat de uitnemendheid der kracht zij Godes en niet uit ons; |
De wijsheid Gods verborgen voor den natuurlijken mens |
6 fEn wij spreken wijsheid onder de volmaakten; doch een wijsheid gniet dezer wereld, noch der oversten dezer wereld, hdie tenietworden; f Job 28:21. g Jak. 3:15. h 1 Kor. 15:24.  |
f Job 28:21 Want zij is verholen voor de ogen aller levenden, en voor het gevogelte des hemels is zij verborgen. g Jak. 3:15 Deze is de wijsheid niet die van boven afkomt, maar is aards, natuurlijk, duivels. h 1 Kor. 15:24 Daarna zal het einde zijn, wanneer Hij het Koninkrijk aan God en den Vader zal overgegeven hebben, wanneer Hij zal tenietgedaan hebben alle heerschappij en alle macht en kracht. |
7 Maar wij spreken de wijsheid iGods, bestaande
kin verborgenheid, die bedekt was, welke God tevoren verordineerd heeft tot onze heerlijkheid, eer de wereld was; i Rom. 16:25. k 1 Kor. 4:1.  |
i Rom. 16:25 Hem nu Die machtig is u te bevestigen, naar mijn Evangelie en de prediking van Jezus Christus, naar de openbaring der verborgenheid, die van de tijden der eeuwen verzwegen is geweest, k 1 Kor. 4:1 ALZO houde ons een ieder mens als dienaars van Christus en uitdelers der verborgenheden Gods. |
8 lWelke niemand van de oversten dezer wereld gekend heeft; mwant indien zij ze gekend hadden, zo zouden zij den Heere der heerlijkheid niet gekruist hebben. l Matth. 11:25. Joh. 7:48. Hand. 13:27. 2 Kor. 3:14. m Joh. 16:3. Hand. 3:17; 13:27. 1 Tim. 1:13.  |
l Matth. 11:25 In dienzelven tijd antwoordde Jezus en zeide: Ik dank U, Vader, Heere des hemels en der aarde, dat Gij deze dingen voor de wijzen en verstandigen verborgen hebt, en hebt dezelve den kinderkens geopenbaard. Joh. 7:48 Heeft iemand uit de oversten in Hem geloofd, of uit de farizeeën? Hand. 13:27 Want die te Jeruzalem wonen, en hun oversten, Dezen niet kennende, hebben ook de stemmen der profeten, die op elken sabbatdag gelezen worden, Hem veroordelende, vervuld; 2 Kor. 3:14 Maar hun zinnen zijn verhard geworden. Want tot op den dag van heden blijft hetzelfde deksel in het lezen des Ouden Testaments, zonder ontdekt te worden, hetwelk door Christus tenietgedaan wordt. m Joh. 16:3 En deze dingen zullen zij u doen, omdat zij den Vader niet gekend hebben noch Mij. Hand. 3:17 En nu, broeders, ik weet dat gij het door onwetendheid gedaan hebt, gelijk als ook uw oversten. Hand. 13:27 Want die te Jeruzalem wonen, en hun oversten, Dezen niet kennende, hebben ook de stemmen der profeten, die op elken sabbatdag gelezen worden, Hem veroordelende, vervuld; 1 Tim. 1:13 Die tevoren een godslasteraar was en een vervolger en een verdrukker; maar mij is barmhartigheid geschied, dewijl ik het onwetend gedaan heb in mijn ongelovigheid; |
9 Maar gelijk geschreven is: nHetgeen het oog niet heeft gezien, en het oor niet heeft gehoord, en in het hart des mensen niet is opgeklommen, hetgeen God bereid heeft dien die Hem liefhebben. n Jes. 64:4.  |
n Jes. 64:4 Ja, vanouds heeft men het niet gehoord, noch met oren vernomen, en geen oog heeft het gezien, behalve Gij, o God, wat
Hij doen zal dien die op Hem wacht. |
10 oDoch God heeft het
ons geopenbaard door Zijn Geest; want de Geest onderzoekt alle dingen, ook de diepten Gods. o Matth. 13:11. 2 Kor. 3:18.  |
o Matth. 13:11 En Hij antwoordende zeide tot hen: Omdat het u gegeven is de verborgenheden van het Koninkrijk der hemelen te weten, maar dien is het niet gegeven. 2 Kor. 3:18 En wij allen, met ongedekten aangezichte de heerlijkheid des Heeren als in een spiegel aanschouwende, worden naar hetzelfde beeld in gedaante veranderd van heerlijkheid tot heerlijkheid, als van des Heeren Geest. |
11 pWant wie van de mensen weet hetgeen des mensen is, dan de geest des mensen, die in hem is? Alzo weet ook niemand hetgeen Gods is, dan de Geest Gods. p Spr. 27:19. Jer. 17:9.  |
p Spr. 27:19 Gelijk in het water het aangezicht is tegen het aangezicht, alzo is des mensen hart tegen den mens. Jer. 17:9 Arglistig is het hart, meer dan enig ding, ja, dodelijk is het; wie zal het kennen? |
12 Doch wij hebben niet ontvangen den geest der wereld, qmaar den Geest Die uit God is, opdat wij zouden weten de dingen die ons van God geschonken zijn; q Rom. 8:15.  |
q Rom. 8:15 Want gij hebt niet ontvangen den Geest der dienstbaarheid wederom tot vreze; maar gij hebt ontvangen den Geest der aanneming tot kinderen, door Welken wij roepen: Abba, Vader. |
13 Dewelke wij ook spreken, rniet met woorden die de menselijke wijsheid leert, maar met woorden
die de Heilige Geest leert, geestelijke dingen met geestelijke samenvoegende. r vers 4. 1 Kor. 1:17. 2 Petr. 1:16.  |
r vers 4 En mijn rede en mijn prediking was niet in beweeglijke woorden der menselijke wijsheid, maar in betoning des geestes en der kracht; 1 Kor. 1:17 Want Christus heeft mij niet gezonden om te dopen, maar om het Evangelie te verkondigen; niet met wijsheid van woorden, opdat het kruis van Christus niet verijdeld worde. 2 Petr. 1:16 Want wij zijn geen kunstiglijk verdichte fabelen nagevolgd, als wij u bekendgemaakt hebben de kracht en toekomst van onzen Heere Jezus Christus, maar wij zijn aanschouwers geweest van Zijn majesteit. |
14 Maar de natuurlijke mens begrijpt niet de dingen die des Geestes Gods zijn; want zij zijn hem dwaasheid, en hij kan ze niet verstaan, omdat zij geestelijk onderscheiden worden. |
15 sDoch de geestelijke mens onderscheidt wel alle dingen, maar hij zelf wordt van niemand onderscheiden. s Spr. 28:5.  |
s Spr. 28:5 De kwade lieden verstaan het recht niet; maar die den HEERE zoeken, verstaan alles. |
16 tWant wie heeft den zin des Heeren gekend, die Hem zou onderrichten? Maar wij hebben den zin van Christus. t Jes. 40:13. Rom. 11:34.  |
t Jes. 40:13 Wie heeft den Geest des HEEREN bestierd, en wie heeft Hem als Zijn raadsman onderwezen? Rom. 11:34 Want wie heeft den zin des Heeren gekend? Of wie is Zijn raadsman geweest? |