Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
1 De apostel besluitende de voorgaande vermaning tot liefde, leert voorts dat degenen die naar geestelijke gaven staan, meest moeten staan naar de gave van profeteren. 5 Dat evenwel de gave van vreemde talen niet is te verachten, maar gebruikt moet worden met uitlegging derzelve. 7 Hetwelk hij bewijst met de gelijkenissen van een fluit, citer en bazuin. 10 En toont dat het strijdt tegen de natuur, en niet anders is dan of men tot barbaren sprak. 13 Leert verder dat men zo moet bidden, dat zulks geschiede niet alleen met den geest, maar ook met verstand. 16 Anderszins dat een die de vreemde taal niet verstaat, niet kan amen zeggen op zulk een gebed. 18 Bevestigt hetzelve met zijn eigen voorbeeld, hetwelk hij vermaant na te volgen. 21 En bewijst uit de Schrift, dat de vreemde talen somtijds meer een straf dan een gave zijn. 23 Leert ook dat het bespottelijk zou zijn, indien zij allen met vreemde talen spraken, maar stichtelijk indien zij allen profeteerden. 26 Daarna stelt hij enige regels, die men volgen moet in het gebruik der extraordinaire gaven, namelijk dat men alles moet doen tot stichting. 27 Als men met vreemde talen spreekt, dat een ander dat uitlegge. 29 Dat het profeteren geschiede bij beurten. 32 En dat de andere profeten daarvan oordelen. 34 Dat de vrouwen in de gemeente zwijgen. 37 Dat deze zijn ordinantiën des Heeren geboden zijn. 40 Eindelijk dat alles eerlijk en met orde in de gemeente moet geschieden. |
Profetie meer dan tongentaal |
1 JAAGT1 de liefde na, en 2ijvert 3om de geestelijke gaven, maar meest dat gij moogt 4profeteren. | | 1 Gr. Vervolgt de liefde. Dit is het besluit van het voorgaande hoofdstuk. |
2 Dat is, tracht evenwel daarnaar dat de een den ander daarin moge overtreffen. |
3 Om de extraordinaire gaven te verkrijgen die de Heilige Geest toen in velen wrocht. Zie 1 Kor. 12:1, 8, 9, 10. Hoewel men ook moet ijveren om de gewone gaven. 1 Kor. 12:1 EN van de geestelijke gaven, broeders, wil ik niet dat gij onwetende zijt. 1 Kor. 12:8 Want dezen wordt door den Geest gegeven het woord der wijsheid, en een ander het woord der kennis, door denzelfden Geest; 1 Kor. 12:9 En een ander het geloof, door denzelfden Geest; en een ander de gaven der gezondmakingen, door denzelfden Geest; 1 Kor. 12:10 En een ander de werkingen der krachten; en een ander profetie; en een ander onderscheidingen der geesten; en een ander menigerlei talen; en een ander uitlegging der talen. |
4 Wat dit is, zie vers 3. Rom. 12:7. 1 Kor. 12:10. vers 3 Maar die profeteert, spreekt den mensen stichting en vermaning en vertroosting. Rom. 12:7 Zo laat ons die gaven besteden, hetzij profetie, naar de mate des geloofs; hetzij bediening, in het bedienen; hetzij die leert, in het leren; 1 Kor. 12:10 En een ander de werkingen der krachten; en een ander profetie; en een ander onderscheidingen der geesten; en een ander menigerlei talen; en een ander uitlegging der talen. |
2 Want die 5een vreemde taal spreekt, spreekt niet 6den mensen, maar 7Gode; want niemand 8verstaat het, doch 9met den geest spreekt hij 10verborgenheden. | | 5 Gr. met een tong, gelijk ook in het volgende. |
6 Dat is, dat hij hen daarmede zou bekendmaken de gedachten zijns harten, hetwelk het einde is der spraak, waartoe zij gebruikt wordt. |
7 Dat is, dat God het wel verstaat, maar niet de mensen. Hetwelk niet genoeg is. |
8 Gr. hoort het, namelijk met verstand. Zie Gen. 11:7. Gen. 11:7 Komaan, laat Ons nedervaren en laat Ons hun spraak aldaar verwarren, opdat een iegelijk de spraak zijns naasten niet hore. |
9 Dat is, met de gave die de Heilige Geest in hem gewrocht heeft. Of: zijn gemoed. |
10 Dit kan verstaan worden óf van de verborgenheden van het Koninkrijk der hemelen, Matth. 13:11. 1 Kor. 4:1; 13:2, die te treffelijk zijn, dan dat zij zonder vrucht en aandacht in onbekende taal zouden voorgesteld worden, óf dat die in onbekende taal spreekt, niet anders doet dan of hij enige verborgen dingen voorstelde, die niemand verstaan kan. Matth. 13:11 En Hij antwoordende zeide tot hen: Omdat het u gegeven is de verborgenheden van het Koninkrijk der hemelen te weten, maar dien is het niet gegeven. 1 Kor. 4:1 ALZO houde ons een ieder mens als dienaars van Christus en uitdelers der verborgenheden Gods. 1 Kor. 13:2 En al ware het dat ik de gave
der profetie had, en wist al de verborgenheden en al de wetenschap, en al ware het dat ik al het geloof had, zodat ik bergen verzette, en de liefde niet had, zo ware ik niets. |
3 Maar 11die profeteert, 12spreekt den mensen 13stichting en vermaning en vertroosting. | | 11 Dat is, die profetische Schriften in een bekende taal uitlegt. Zie vers 1. vers 1 JAAGT de liefde na, en ijvert om de geestelijke gaven, maar meest dat gij moogt profeteren. |
12 Dat is, spreekt alzo, dat de mensen het kunnen verstaan en daaruit vrucht scheppen. |
13 Dat is, hetgeen dat dienen kan tot stichting of onderwijzing der onwetenden, vermaning der ongeregelden en vertroosting der bedroefden. Tot deze drie nuttigheden moeten alle uitleggingen van Gods Woord gepast worden, Rom. 15:4. 2 Tim. 3:16. En hierom is de gave van profeteren beter dan van vreemde talen, omdat daardoor deze nuttigheden niet worden bekomen. Rom. 15:4 Want al wat tevoren geschreven is, dat is tot onze lering tevoren geschreven, opdat wij door lijdzaamheid en vertroosting der Schriften hoop hebben zouden. 2 Tim. 3:16 Al de Schrift is van God ingegeven, en is nuttig tot lering, tot wederlegging, tot verbetering, tot onderwijzing die in de rechtvaardigheid is; |
4 Die een vreemde taal spreekt, die sticht zichzelven; maar die profeteert, die sticht de gemeente. | | |
5 En 14ik wil wel dat gij allen in vreemde talen spreekt, maar meer dat gij profeteert. Want die profeteert, 15is meerder dan die vreemde talen spreekt, 16tenzij dan dat hij het uitlegt, opdat de gemeente stichting moge ontvangen. | | 14 Dat is, ik wilde of wenste wel; zover is het vandaar dat ik de gave van vreemde talen hiermede zou willen veracht hebben. |
15 Dat is, heeft treffelijker gave, en dienstiger tot stichting der gemeente. |
16 Of: overzet, namelijk in een andere bekende taal, zodat de gemeente het verstaan kan. |
6 En nu, broeders, indien ik tot u kwam en sprak vreemde talen, 17wat nuttigheid zou ik u doen, zo ik tot u 18niet sprak of in openbaring, of in kennis, of in profetie, of in lering? | | 17 Namelijk tot uw stichting. |
18 Of: niet sprak of door openbaring, enz., dat is, in bekende taal u niet predikte, zodat gij zoudt kunnen verstaan wat ik u voorstelde, óf enige openbaring van verborgenheden, óf enige wetenschap hoe men in twijfelachtige zaken zich moet gedragen, óf enige verklaring der profetische Schriften, óf enige bevestiging van enig artikel des geloofs. |
7 Zelfs ook 19de levenloze dingen die 20geluid geven, hetzij fluit, hetzij citer, zo zij geen 21onderscheid met hun klank geven, hoe zal bekend worden 22hetgeen gefloten of op de citer gespeeld wordt? | | 19 Gr. zielloze, dat is, de instrumenten van muziek. |
20 Gr. stem. |
21 Dat is, verscheidenheid van tonen, maar altijd enerlei toon; hetwelk zeer onaangenaam en verdrietig is om te horen. |
22 Dat is, wat gezang of lied. |
8 Want ook indien de 23bazuin 24een onzeker geluid geeft, wie zal zich tot den krijg bereiden? | | 23 Of: trompet, waardoor de krijgslieden ten strijde worden vermaand en opgewekt. |
24 Of: onbekend; namelijk uit welke men niet kan verstaan, dat men daardoor vermaand en opgewekt wordt om zich tot den strijd te bereiden. Want daartoe placht een zekere wijze van trompetten gebruikt te worden, welke classicum genaamd werd. |
9 Alzo ook gijlieden, indien gij niet 25door de taal een 26duidelijke rede geeft, hoe zal 27verstaan worden hetgeen gesproken wordt? Want gij zult zijn als die 28in de lucht spreekt. | | 25 Of: door de tong. |
26 Dat is, woorden spreekt die men verstaan kan, wat gij daarmede wilt zeggen. |
27 Namelijk van de toehoorders, die de talen niet verstaan. |
28 Dat is, enig geluid maakt en uitwerpt in de lucht, dat daar verdwijnt zonder enig nut. Zie 1 Kor. 9:26. 1 Kor. 9:26 Ik loop dan alzo, niet als op het onzekere; ik kamp alzo, niet als de lucht slaande; |
10 Er zijn, 29naar het voorvalt, 30zovele soorten van stemmen in de wereld, en geen derzelve is 31zonder stem. | | 29 Dat is, gelijk het naar gelegenheid der tijden en plaatsen gebeurt. |
30 Namelijk niet alleen onder de mensen, die hun verscheidene spraken hebben, maar ook onder allerlei soorten van dieren en vogels. |
31 Dat is, zonder zodanig een geluid dat de mensen van enerlei taal daardoor elkander kunnen verstaan, en dat men uit het geluid van de dieren en vogels elke soort van dezelve kan onderkennen, zodat zij nog enige betekenis hebben, hetwelk in vreemde onbekende talen niet is. |
11 Indien ik dan 32de kracht der stem niet weet, zo zal ik hem die spreekt, 33barbaars zijn, en hij die spreekt, zal 34bij mij barbaars zijn. | | 32 Dat is, de beduidenis van hetgeen gesproken wordt, niet versta. |
33 Dat is, een mens van onbekende taal. De Grieken en Romeinen noemden alle andere natiën, die hun taal niet spraken of verstonden, barbaren. Zie Hand. 28:2, 4. Rom. 1:14. Kol. 3:11. Hand. 28:2 En de barbaren bewezen ons geen gemene vriendelijkheid; want een groot vuur ontstoken hebbende, namen zij ons allen in om den regen die overkwam en om de koude. Hand. 28:4 En als de barbaren het beest zagen aan zijn hand hangen, zeiden zij tot elkander: Deze mens is gewisselijk een doodslager, welken de wraak niet laat leven, daar hij uit de zee ontkomen is. Rom. 1:14 Beide Grieken en barbaren, beide wijzen en onwijzen ben ik een schuldenaar. Kol. 3:11 Waarin niet is Griek en Jood, besnijdenis en voorhuid, barbaar en
Scyth, dienstknecht en vrije, maar Christus is alles en in allen. |
34 Gr. in mij. |
12 Alzo ook gij, dewijl gij 35ijverig zijt naar 36geestelijke gaven, zo zoekt dat gij moogt 37overvloedig zijn 38tot stichting der gemeente. | | 35 Gr. ijveraars zijt van geestelijke gaven, dat is, om strijd daarnaar poogt, dat gij de beste geestelijke gaven moogt hebben; hetwelk een prijselijke ijver en strijd is. |
36 Gr. geesten. |
37 Of: uitnemend. |
38 Dat is, dat gij moogt zodanige gaven hebben en gebruiken, waardoor de gemeente meest kan gesticht worden. |
13 Daarom, die in een vreemde taal 39spreekt, die 40bidde dat hij het moge uitleggen. | | 39 Dat is, spreken kan en wil in de gemeente. |
40 Dat is, dat God hem, benevens de gave van vreemde talen, ook wil verlenen de gave van hetzelve in bekende taal duidelijk over te zetten en uit te leggen. Want dit was ook een bijzondere gave des Geestes. Zie vss. 26, 27. 1 Kor. 12:10, 30. En hoewel zij zelven wel verstonden wat zij zeiden, zo hadden zij evenwel niet altijd daarbij de gave van hetzelve duidelijk te kunnen vertalen. Of: dat hij alzo bidde, namelijk in de gemeente, dat hij het gebed in onbekende taal gedaan, ook in een bekende taal uitlegge. vers 26 Wat is het dan, broeders? Wanneer gij samenkomt, een iegelijk van u, heeft hij een psalm, heeft hij een leer, heeft hij een vreemde taal, heeft hij een openbaring, heeft hij een uitlegging: laat alle dingen geschieden tot stichting. vers 27 En zo iemand een vreemde taal spreekt, dat het door twee of ten meeste drie geschiede, en bij beurten, en dat één het uitlegge. 1 Kor. 12:10 En een ander de werkingen der krachten; en een ander profetie; en een ander onderscheidingen der geesten; en een ander menigerlei talen; en een ander uitlegging der talen. 1 Kor. 12:30 Hebben zij allen gaven der gezondmakingen? Spreken zij allen met menigerlei talen? Zijn zij allen uitleggers? |
14 Want indien ik in een vreemde taal 41bid, 42mijn geest bidt wel, maar 43mijn verstand is 44vruchteloos. | | 41 Dat is, een gebed doe openlijk in de gemeente. |
42 Dat is, ik doe in mijn gemoed wel een gebed door de gave des Heiligen Geestes, dat goed is. |
43 Namelijk hetwelk ik heb van die taal. Zie vers 4. Of: de mening van mijn gebed. vers 4 Die een vreemde taal spreekt, die sticht zichzelven; maar die profeteert, die sticht de gemeente. |
44 Namelijk bij de toehoorders, die zulk een gebed niet verstaan. |
15 45Wat is het dan? 46Ik zal wel met den geest bidden, maar ik zal ook 47met het verstand bidden; aik zal wel met den geest 48zingen, maar ik zal ook met het verstand zingen. | | 45 Dat is, wat zal men dan moeten doen om deze gave recht te gebruiken? |
46 Dat is, ik zal wel deze gave des Heiligen Geestes gebruiken om het gebed te doen in de gemeente in vreemde taal. |
47 Dat is, ik zal daarbij voegen een duidelijke uitlegging, dat de toehoorders het zullen kunnen verstaan. |
a Ef. 5:19. Kol. 3:16. Ef. 5:19 Sprekende onder elkander met psalmen en lofzangen en geestelijke liedekens, zingende en psalmende den Heere in uw hart; Kol. 3:16 Het woord van Christus wone rijkelijk in u, in alle wijsheid; leert en vermaant elkander met psalmen en lofzangen en geestelijke liedekens, zingende den Heere met aangenaamheid in uw hart. |
48 Namelijk psalmen en geestelijke liedekens, in de vergadering der gemeente. |
16 Anderszins, indien gij 49dankzegt met den geest, hoe zal degene die 50de plaats eens 51ongeleerden vervult, 52amen zeggen op uw dankzegging, dewijl hij niet weet wat gij zegt? | | 49 Of: zegent, dat is, met deze gave des Heiligen Geestes begiftigd zijnde, openbare dankzegging doet in de gemeente. |
50 Dat is, die onder de gemene lieden of toehoorders zit. Want het schijnt dat de leraars in een bijzondere en verhevener plaats hebben gezeten in de vergaderingen. |
51 Gr. idiotes, dat is, die de vreemde talen niet verstaat, en die geen openbare bediening of extraordinaire gaven heeft om in de gemeente te leren, het gebed of dankzeggingen te doen. |
52 Dit woord amen komt van een Hebreeuws woord, betekenende waarheid, zekerheid, vastigheid; en wordt gebruikt tot besluit van het gebed, Rom. 15:33. 2 Tim. 4:22, om daarmede te verklaren dat men toestemt hetgeen gebeden is, en wenst dat het mocht geschieden. Zie Deut. 27:15, enz. Neh. 5:13. Jer. 11:5. Luk. 24:53. Rom. 1:25; 9:5. Openb. 22:20, 21. Rom. 15:33 En de God des vredes zij met u allen. Amen. 2 Tim. 4:22 De Heere Jezus Christus zij met uw geest. De genade zij met ulieden. Amen. Deut. 27:15 Vervloekt zij de man die een gesneden of gegoten beeld, een gruwel des HEEREN, een werk van des werkmeesters handen, zal maken en zetten in het verborgene. En al het volk zal antwoorden en zeggen: Amen. Neh. 5:13 Ook schudde ik mijn boezem uit en zeide: Alzo schudde God uit allen man die dit woord niet zal bevestigen, uit zijn huis en uit zijn arbeid, en hij zij alzo uitgeschud en ledig. En de ganse gemeente zeide: Amen. En zij prezen den HEERE, en het volk deed naar dit woord. Jer. 11:5 Opdat Ik den eed bevestige dien Ik uw vaderen gezworen heb, hun te geven een land, vloeiende van melk en honing, als het is te dezen dage. Toen antwoordde ik en zeide: Amen, o HEERE. Luk. 24:53 En zij waren allen tijd in den tempel, lovende en dankende God. Amen. Rom. 1:25 Als die de waarheid Gods veranderd hebben in de leugen, en het schepsel geëerd en gediend hebben boven den Schepper, Die te prijzen is in der eeuwigheid. Amen. Rom. 9:5 Welker zijn de vaders, en uit welke Christus is, zoveel het vlees aangaat, Dewelke is God boven alles te prijzen in der eeuwigheid. Amen. Openb. 22:20 Die deze dingen getuigt, zegt: Ja, Ik kom haastelijk. Amen. Ja, kom, Heere Jezus. Openb. 22:21 De genade van onzen Heere Jezus Christus zij met u allen. Amen. |
17 Want gij 53dankzegt wel behoorlijk, maar 54de ander wordt niet gesticht. | | 53 Dat is, gij doet wel een goede dankzegging, die u kan stichten, omdat gij de taal verstaat. |
54 Namelijk die uw dankzegging hoort, en de taal niet verstaat waarin gij dankzegt. |
18 55Ik dank mijn God dat ik meer vreemde talen spreek dan gij allen; | | 55 Of: dat ik vreemde talen spreek meer dan gij allen. De apostel stelt zijn eigen voorbeeld den Korinthiërs voor, hetwelk zij billijk behoorden na te volgen. Hij dankt God voor de gave der vreemde talen, die hij overvloediger ontvangen had dan iemand van henlieden die daarmede in de vergaderingen pronkten; om te tonen dat hij deze gave niet verachtte, maar alleen het misbruik derzelve bestraft. |
19 Maar ik wil liever
56in de gemeente 57vijf woorden spreken 58met 59mijn verstand, opdat ik ook anderen moge onderwijzen, dan 60tienduizend woorden in een vreemde taal. | | 56 Dat is, in de vergadering der gelovigen, waar ook vele ongeleerden tegenwoordig zijn. |
57 Dat is, enige weinige. |
58 Of: door. |
59 Dat is, zodat ik mijn verstand of de gedachten mijns gemoeds uitdruk met klare, bekende en duidelijke woorden die een iegelijk verstaan kan. |
60 Dat is, een grote en lange rede. Zie 1 Kor. 4:15. Waaruit klaarlijk blijkt, dat diegenen regelrecht tegen de leer des apostels doen, die den godsdienst en hun gebeden tot God doen in een vreemde taal, die zij zelven of hun toehoorders niet verstaan, en die dezelfde gebeden met vijftigen en honderden God als toetellen. 1 Kor. 4:15 Want al hadt gij tienduizend leermeesters in Christus, zo hebt gij toch niet vele vaders; want in Christus Jezus heb ik u door het Evangelie geteeld. |
20 bBroeders, 61wordt geen kinderen in het verstand, maar zijt kinderen 62in de boosheid, en wordt 63in het verstand 64volwassen. | | b Matth. 18:3; 19:14. Ef. 4:14. 1 Petr. 2:1, 2. Matth. 18:3 En zeide: Voorwaar zeg Ik u: Indien gij u niet verandert en wordt gelijk de kinderkens, zo zult gij in het Koninkrijk der hemelen geenszins ingaan. Matth. 19:14 Maar Jezus zeide: Laat af van de kinderkens, en verhindert hen niet tot Mij te komen; want derzulken is het Koninkrijk der hemelen. Ef. 4:14 Opdat wij niet meer kinderen zouden zijn, die als de vloed bewogen en omgevoerd worden met allen wind der leer, door de bedriegerij der mensen, door arglistigheid om listiglijk tot dwaling te brengen; 1 Petr. 2:1 ZO
legt dan af alle kwaadheid en alle bedrog en geveinsdheid en nijdigheid en alle achterklappingen; 1 Petr. 2:2 En als nieuwgeboren kinderkens, zijt zeer begerig naar de redelijke onvervalste melk, opdat gij door dezelve moogt opwassen; |
61 Dat is, toont dat gij beter verstand hebt dan de kinderen, alzo het gans kinderlijk is, dat men in de vergadering wil pronken met vreemde talen zonder enige stichting. Of: blijft niet altijd in de kinderlijke en geringe kennis van geestelijke zaken. Zie Hebr. 5:12; 6:1. Hebr. 5:12 Want gij, daar gij leraars behoordet te zijn vanwege den tijd, hebt wederom van node dat men u lere welke de eerste beginselen zijn der woorden Gods; en gij zijt geworden als die melk van node hebben en niet vaste spijze. Hebr. 6:1 DAAROM, nalatende het beginsel der leer van Christus, laat ons tot de volmaaktheid voortvaren; niet wederom leggende het fundament van de bekering van dode werken, en van het geloof in God, |
62 Dat is, volgt de kinderen na, niet in hun onverstand, maar in hun onnozelheid, alzo de kinderen, hoewel zij geboren worden met een verdorven natuur, nochtans die nog zo metterdaad niet tonen als de volwassenen. |
63 Namelijk van geestelijke zaken ter zaligheid nodig. |
64 Gr. volmaakt, dat is, neemt dagelijks in dit verstand in zulker voege toe, dat tussen het verstand dat gij nu hebt van geestelijke zaken, en dat gij nog zult verkrijgen, zulk een onderscheid is, als daar is tussen het verstand van een kind en van een volwassen man. Want dat wij in dit leven tot de gans volmaakte kennis der geestelijke dingen niet zullen komen, heeft de apostel in het voorgaande hoofdstuk geleerd, vss. 9, 10, 11, 12. vers 9 Alzo ook gijlieden, indien gij niet door de taal een duidelijke rede geeft, hoe zal verstaan worden hetgeen gesproken wordt? Want gij zult zijn als die in de lucht spreekt. vers 10 Er zijn, naar het voorvalt, zovele soorten van stemmen in de wereld, en geen derzelve is zonder stem. vers 11 Indien ik dan de kracht der stem niet weet, zo zal ik hem die spreekt, barbaars zijn, en hij die spreekt, zal bij mij barbaars zijn. vers 12 Alzo ook gij, dewijl gij ijverig zijt naar geestelijke gaven, zo zoekt dat gij moogt overvloedig zijn tot stichting der gemeente. |
21 c65In de Wet is geschreven: Ik zal door lieden 66van andere talen en door 67andere lippen 68tot dit volk spreken, en ook alzo zullen zij Mij 69niet horen, zegt de Heere. | | c Deut. 28:49. Jes. 28:11. Deut. 28:49 De HEERE zal tegen u een volk verheffen van verre, van het einde der aarde, gelijk als een arend vliegt; een volk welks spraak gij niet zult verstaan; Jes. 28:11 Daarom zal Hij door belachelijke lippen en door een andere tong tot dit volk spreken, |
65 Dat is, in de Schriften des Ouden Testaments. Zie Joh. 10:34. Joh. 10:34 Jezus antwoordde hun: Is er niet geschreven in uw Wet: Ik heb gezegd, gij zijt goden? |
66 Dat is, van onbekende talen, die zij niet verstaan zullen. |
67 Dat is, onbekende spraak. |
68 Namelijk om hetzelve daarmede te straffen. Dewijl dan God de onbekende talen en spraken als een straf gebruikt, zo behoort men dezelve in de gemeente zonder verklaring niet te gebruiken, overmits zulks zou strekken meer tot straf dan tot stichting derzelve. Zie verdere verklaring Jes. 28:11. Jes. 28:11 Daarom zal Hij door belachelijke lippen en door een andere tong tot dit volk spreken, |
69 Dat is, niet verstaan. |
22 Zo dan, de vreemde talen zijn 70tot een teken niet voor degenen die geloven, maar voor 71de ongelovigen; en 72de profetie 73niet voor de ongelovigen, maar voor degenen die geloven. | | 70 Namelijk van Gods toorn. |
71 Dat is, die hardnekkiglijk het Woord Gods verwerpen, dien zendt God tot een straf, dat tot hen gesproken wordt in een onbekende taal. |
72 Zie vss. 3, 4. vers 3 Maar die profeteert, spreekt den mensen stichting en vermaning en vertroosting. vers 4 Die een vreemde taal spreekt, die sticht zichzelven; maar die profeteert, die sticht de gemeente. |
73 Want hoewel de profetie ook kan dienen om een ongelovige te bekeren, nochtans alzo de ongelovigen in de vergadering niet veel komen, zo wordt voornamelijk dezelve aangesteld om de gelovigen te vermanen, te vertroosten en te versterken. |
23 Indien dan de gehele gemeente bijeenvergaderd was, en zij allen in vreemde talen spraken, en enige ongeleerden of 74ongelovigen inkwamen, zouden zij niet zeggen 75dat gij uitzinnig waart? | | 74 Namelijk die nog tot de christelijke religie niet zijn bekeerd. |
75 Namelijk als gij voor het volk spreekt hetgeen zij niet verstaan; hetwelk geen wijze, maar uitzinnige lieden doen. Waardoor dan een ongelovige meer en meer van de christelijke religie vervreemd wordt, als die hem schijnen zou de mensen uitzinnig te maken. |
24 Maar indien zij 76allen profeteerden, en een ongelovige of ongeleerde inkwam, die wordt 77van allen 78overtuigd en hij wordt van allen 79geoordeeld; | | 76 Namelijk die de gaven der profetie hebben, de een na den ander. Zie vss. 28, 29, 30. vers 28 Maar indien er geen uitlegger is, dat hij zwijge in de gemeente, doch dat hij tot zichzelven spreke en tot God. vers 29 En dat twee of drie profeten spreken, en dat de anderen oordelen. vers 30 Doch indien een ander die er zit, iets geopenbaard is, dat de eerste zwijge. |
77 Namelijk die de gave van profetie in de gemeente recht gebruiken. |
78 Of: bestraft, dat is, overwonnen in zijn consciëntie dat de christelijke religie de rechte en ware religie is. |
79 Dat is, veroordeeld, namelijk over zijn voorgaande zonden, en indien hij hetgeen door het profeteren uit Gods Woord voorgesteld wordt, niet wil met waar geloof aannemen, zo wordt hij buiten alle onschuld gesteld. Zie Hand. 24:25. Hand. 24:25 En als hij handelde van rechtvaardigheid en matigheid en van het toekomende oordeel, Felix zeer bevreesd geworden zijnde, antwoordde: Voor ditmaal ga heen; en als ik gelegen tijd zal hebben bekomen, zo zal ik u tot mij roepen. |
25 En alzo worden 80de verborgen dingen zijns harten openbaar; en alzo 81vallende op zijn aangezicht, zal hij God aanbidden, en verkondigen 82dat God waarlijk 83onder u is. | | 80 Dat is, als door het profeteren Gods Woord uitgelegd wordt, zo blijkt hoe een mens in zijn hart gesteld is, namelijk of hij in zijn ongelovigheid hardnekkiglijk wil blijven, of het Evangelie geloven. Zie 2 Kor. 2:15, 16. 2 Kor. 2:15 Want wij zijn Gode een goede reuk van Christus, in degenen die zalig worden, en in degenen die verloren gaan; 2 Kor. 2:16 Dezen wel een reuk des doods ten dode, maar genen een reuk des levens ten leven. En wie is tot deze dingen bekwaam? |
81 Namelijk degene die door het profeteren in zijn hart overtuigd is van de waarheid der christelijke religie, die zal zich terstond met allen eerbied begeven om den waren God te dienen en de christelijke religie voor de ware te belijden. |
82 Dat is, dat in uw gemeente de ware religie recht geleerd en geoefend wordt. |
83 Gr. in u. |
Orde in de samenkomsten |
26 84Wat is het dan, broeders? Wanneer gij samenkomt, een iegelijk van u, heeft hij 85een psalm, heeft hij 86een leer, heeft hij een vreemde taal, heeft hij 87een openbaring, heeft hij 88een uitlegging: laat alle dingen geschieden tot stichting. | | 84 Dat is, dewijl hetgeen tevoren gezegd is, alzo inderdaad is, wat zal men dan voorts doen? Hier begint de apostel enige regels voor te schrijven, die men in de gemeente moet onderhouden in het gebruiken der gaven. |
85 Of: lofzang, namelijk door ingeven des Heiligen Geestes van hem gemaakt tot Gods eer en stichting der gemeente. |
86 Dat is, een bijzondere onderwijzing, vermaning of vertroosting, door den Heiligen Geest hem bijzonderlijk ingegeven. |
87 Namelijk des Heiligen Geestes van enige onbekende of toekomende dingen. Zie Openb. 1:1. Openb. 1:1 DE openbaring van JEZUS CHRISTUS, die God Hem gegeven heeft, om Zijn dienstknechten te tonen de dingen die haast geschieden moeten, en die Hij door Zijn engel gezonden en aan Zijn dienstknecht Johannes te kennen gegeven heeft; |
88 Dat is, de gave van vreemde talen in bekende spraken te vertalen; of ook van enige duistere plaatsen der Heilige Schrift wel en duidelijk te verklaren. |
27 En zo iemand een vreemde taal spreekt, dat het 89door twee of ten meeste drie geschiede, en 90bij beurten, en dat 91één het uitlegge. | | 89 Dat is, dat niet velen daarmede den tijd doorbrengen; doch zo men immers wil vreemde talen spreken, dat zulks van zo weinigen geschiede, als het doenlijk is. |
90 Dat is, niet tegelijk op één tijd allen tezamen, maar de een na den ander. |
91 Namelijk opdat de gemeente daardoor moge verstaan wat het is, dat in onbekende taal gesproken is geweest. |
28 Maar indien er 92geen uitlegger is, dat 93hij zwijge in de gemeente, doch dat hij 94tot zichzelven spreke en 95tot God. | | 92 Namelijk óf hij zelf, die vreemde taal spreekt, óf een ander, die de gave heeft om deze vreemde talen over te zetten en in bekende te vertalen. |
93 Namelijk die met vreemde taal spreekt. |
94 Of: bij zichzelven, in het bijzonder, niet openlijk in de gemeente. |
95 Namelijk inwendiglijk God, Die de gedachten des harten weet en alle talen verstaat, aanroepende en dankende. |
29 En dat 96twee of drie 97profeten 98spreken, en dat 99de anderen 100oordelen. | | 96 Namelijk om den tijd met profeteren alleen niet door te brengen. |
97 Zie vss. 3, 4. vers 3 Maar die profeteert, spreekt den mensen stichting en vermaning en vertroosting. vers 4 Die een vreemde taal spreekt, die sticht zichzelven; maar die profeteert, die sticht de gemeente. |
98 Namelijk in de gemeente, en dat bij beurten, vers 27. vers 27 En zo iemand een vreemde taal spreekt, dat het door twee of ten meeste drie geschiede, en bij beurten, en dat één het uitlegge. |
99 Namelijk die dezelfde gave van profeteren hebben, of de gave van de geesten te onderscheiden. |
100 Namelijk of die profetie overeenkomt met Gods Woord, aan hetwelk alle leringen en openbaringen moeten getoetst worden. Zie Jes. 8:20. Joh. 5:39. Jes. 8:20 Tot de Wet en tot de Getuigenis; zo zij niet spreken naar dit Woord, het zal zijn dat zij geen dageraad zullen hebben. Joh. 5:39 Onderzoekt de Schriften, want gij meent in dezelve het eeuwige leven te hebben, en die zijn het die van Mij getuigen. |
30 Doch indien 1een ander 2die er zit, 3iets geopenbaard is, 4dat de eerste zwijge. | | 1 Namelijk die mede de gave van profeteren heeft. |
2 Dat is, die geen beurt nog heeft gehad om op te staan en te spreken. |
3 Namelijk dat den ander, die daar spreekt, óf niet, óf niet zo klaarlijk is geopenbaard als aan hem. |
4 Namelijk om plaats te geven aan dien tweede om te spreken. |
31 Want gij kunt allen, de een na den ander, profeteren, opdat 5zij allen leren en allen 6getroost worden. | | 5 Dat is, zo de profeten als de gemene toehoorders onderwezen worden. |
6 Of: vermaand. |
32 En 7de geesten der profeten 8zijn den profeten onderworpen. | | 7 Dat is, de leringen die de profeten door de gave en ingeving des Heiligen Geestes voorstellen. |
8 Dat is, staan onder het oordeel van de andere profeten, die hen horen; aan welk oordeel zij ook zich gaarne onderwerpen. Want hoewel deze profetering van den Heiligen Geest, Die niet dwalen kan, werd ingegeven, zo werd nochtans niet altijd aan één alles geopenbaard, en hetgeen den een geopenbaard werd, datzelve werd ook dikwijls meer anderen mede geopenbaard. Daar zou ook van enige profeten iets van het hunne daarbij gemengd kunnen worden. Zo moet dan beproefd en geoordeeld worden van de anderen of de profetering ook geschiedt door ingeving des Heiligen Geestes en naar de mate des geloofs. Zie Jes. 8:20. Rom. 12:7. Jes. 8:20 Tot de Wet en tot de Getuigenis; zo zij niet spreken naar dit Woord, het zal zijn dat zij geen dageraad zullen hebben. Rom. 12:7 Zo laat ons die gaven besteden, hetzij profetie, naar de mate des geloofs; hetzij bediening, in het bedienen; hetzij die leert, in het leren; |
33 Want God is 9geen God van 10verwarring, maar van vrede, 11gelijk in al de gemeenten der heiligen. | | 9 Of: geen Auteur, of Liefhebber. |
10 Of: beroerte. |
11 Namelijk van mij geleerd wordt. Of: nodig is. |
34 dDat uw vrouwen in de gemeenten 12zwijgen; want het is haar niet toegelaten 13te spreken, maar bevolen 14onderworpen te zijn, gelijk ook 15ede Wet zegt. | | d 1 Tim. 2:12. 1 Tim. 2:12 Doch ik laat de vrouw niet toe dat zij lere, noch over den man heerse, maar wil dat zij in stilheid zij. |
12 Dat is, openlijk niet spreken tot de gemeente, al zijn zij ook met goede kennis begiftigd. Zie 1 Kor. 11:5. 1 Kor. 11:5 Maar een iegelijke vrouw die bidt of profeteert met ongedekten hoofde, onteert haar eigen hoofd; want het is een en hetzelfde alsof haar het haar afgesneden was. |
13 Namelijk openlijk in de gemeente iets te leren of voor te stellen. Zie 1 Tim. 2:12. 1 Tim. 2:12 Doch ik laat de vrouw niet toe dat zij lere, noch over den man heerse, maar wil dat zij in stilheid zij. |
14 Namelijk aan de mannen, om van hen onderwijzing te ontvangen. Want die een ander in openbare vergaderingen onderwijst, heeft daardoor enige autoriteit over of boven dengene die onderwezen wordt. |
15 Namelijk Gen. 3:16. Gen. 3:16 Tot de vrouw zeide Hij: Ik zal zeer vermenigvuldigen uw smart, namelijk uwer dracht; met smart zult gij kinderen baren; en tot uw man zal uw begeerte zijn, en hij zal over u heerschappij hebben. |
e Gen. 3:16. Ef. 5:22. Kol. 3:18. Tit. 2:5. 1 Petr. 3:1. Gen. 3:16 Tot de vrouw zeide Hij: Ik zal zeer vermenigvuldigen uw smart, namelijk uwer dracht; met smart zult gij kinderen baren; en tot uw man zal uw begeerte zijn, en hij zal over u heerschappij hebben. Ef. 5:22 Gij vrouwen, weest uw eigen mannen onderdanig, gelijk den Heere; Kol. 3:18 Gij vrouwen, zijt uw eigen mannen onderdanig, gelijk het betaamt in den Heere. Tit. 2:5 Matig te zijn, kuis te zijn, het huis te bewaren, goed te zijn, haar eigen mannen onderdanig te zijn, opdat het Woord Gods niet gelasterd worde. 1 Petr. 3:1 DESGELIJKS gij vrouwen, zijt uw eigen mannen onderdanig; opdat ook zo enigen het Woord ongehoorzaam zijn, zij door den wandel der vrouwen zonder woord mogen gewonnen worden, |
35 En zo zij iets willen 16leren, laat haar te huis 17haar eigen mannen vragen; want het staat 18lelijk voor de vrouwen dat zij in de gemeente spreken. | | 16 Dat is, van enige leerstukken breder onderwezen worden. |
17 Namelijk zo die bekwaam zijn om haar te onderwijzen; anderszins zo mogen zij ook wel in het bijzonder de leraars der gemeente of enige andere eerlijke en begaafde mannen ondervragen. |
18 Dat is, onbetamelijk, kwalijk passende; omdat daarmede omgekeerd wordt de orde die God gesteld heeft tussen man en vrouw; en dat zulks ook strijdt tegen de eerbare schaamte die bij de vrouwen behoort te zijn. |
36 Is het Woord Gods 19van u uitgegaan? Of is het tot 20u alleen gekomen? | | 19 Dat is, van u, Korinthische leraars, die op uw gaven zo hoogmoedig zijt, en niet veelmeer van ons apostelen, die het Woord Gods u eerst gepredikt hebben. |
20 Dat is, gij gedraagt u zo hoogmoedig, alsof gij alleen alle wijsheid hadt. Een ernstige bestraffing van die hoogmoedige geesten, waarmede ook meteen getoond wordt dat zij geen reden hebben om zich zo te verheffen. |
37 Indien iemand 21meent een profeet te zijn of 22geestelijk, die 23erkenne dat hetgeen ik u schrijf, 24des Heeren geboden zijn. | | 21 Dat is, met de gave van profeteren begiftigd is inderdaad, of zulks zich laat voorstaan en voor zodanig zich uitgeeft. |
22 Dat is, begiftigd met enige extraordinaire gave des Heiligen Geestes. Of: overvloediglijk in de christelijke leer geoefend, 1 Kor. 2:15; 3:1. Gal. 6:1. 1 Kor. 2:15 Doch de geestelijke mens onderscheidt wel alle dingen, maar hij zelf wordt van niemand onderscheiden. 1 Kor. 3:1 EN ik, broeders, kon tot u niet spreken als tot geestelijken, maar als tot vleselijken, als tot jonge kinderen in Christus. Gal. 6:1 BROEDERS, indien ook een mens overvallen ware door enige misdaad, gij die geestelijk zijt, brengt den zodanige terecht met den geest der zachtmoedigheid; ziende op uzelven, opdat ook gij niet verzocht wordt. |
23 Dat is, die zal moeten of behoren te erkennen; namelijk indien hij zodanig is als hij zich uitgeeft. |
24 Namelijk van Jezus Christus, Die als onze Heere macht heeft om ons te gebieden, en Dien wij, Zijn dienstknechten, schuldig zijn te gehoorzamen. |
38 Maar zo iemand 25onwetend is, 26die zij onwetend. | | 25 Dat is, moedwillig hetzelve niet wil weten of erkennen. |
26 Dat is, alzo hij moedwilliglijk in zijn onwetendheid wil blijven, en zich door mijn schrijven niet laten onderrichten, die mag zulks doen op zijn eigen gevaar; ik wil mij met dezulken niet bemoeien, alzo ik het mijne heb gedaan om hen uit die onwetendheid te brengen. Zie dergelijke manier van spreken Openb. 22:11. Openb. 22:11 Die onrecht doet, dat hij nog onrecht doe; en die vuil is, dat hij nog vuil worde; en die rechtvaardig is, dat hij nog gerechtvaardigd worde; en die heilig is, dat hij nog geheiligd worde. |
39 Zo dan, broeders, ijvert om te profeteren, en 27verhindert niet in vreemde talen te spreken. | | 27 Dat is, hoewel ik acht dat het profeteren meer stichting voortbrengt in de gemeente dan met vreemde talen te spreken, zo wil ik daarmede het gebruik van vreemde talen niet ten enenmale verworpen of verhinderd hebben, als het maar behoorlijk geschiedt en met uitlegging. |
40 Laat 28alle dingen 29eerlijk en 30met orde geschieden. | | 28 Die te doen zijn in de vergaderingen der gemeente, als daar zijn profeteren, of het Woord Gods prediken, de gemene gebeden en dankzeggingen doen, de sacramenten bedienen en dergelijke. |
29 Of: geschiktelijk; zodat het een goede gedaante heeft, die betamelijk is aan de christelijke eerbaarheid en eenvoudigheid. |
30 Dat is, zonder verwarring, elk op zijn behoorlijken tijd, beurt, plaats, enz. |