Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
Vele gaven, één Geest |
1 EN van de geestelijke gaven, broeders, wil ik niet dat gij onwetende zijt. |
2 Gij weet dat gij heidenen waart, tot de stomme afgoden heengetrokken, naar dat gij geleid werdt. |
3 Daarom maak ik u bekend, adat niemand die door den Geest Gods spreekt, Jezus een vervloeking noemt; en niemand kan zeggen Jezus den bHeere te zijn, dan door den Heiligen Geest. a Mark. 9:39. b Joh. 13:13. 1 Kor. 8:6.  |
a Mark. 9:39 Doch Jezus zeide: Verbiedt hem niet; want er is niemand die een kracht doen zal in Mijn Naam, en haastelijk van Mij zal kunnen kwalijk spreken. b Joh. 13:13 Gij heet Mij Meester en Heere, en gij zegt wel, want Ik ben het. 1 Kor. 8:6 Nochtans hebben wij maar één God, den Vader, uit Welken alle dingen zijn en wij tot Hem; en maar
één Heere, Jezus Christus, door Welken alle dingen zijn en wij door Hem. |
4 cEn er is verscheidenheid der gaven, doch het is dezelfde Geest; c Rom. 12:6. 1 Petr. 4:10.  |
c Rom. 12:6 Hebbende nu verscheidene gaven, naar de genade die ons gegeven is, 1 Petr. 4:10 Een iegelijk, gelijk hij gave ontvangen heeft, alzo bediene hij dezelve aan de anderen, als goede uitdelers der menigerlei genade Gods. |
5 En er is verscheidenheid der bedieningen, en het is dezelfde Heere; |
6 En er is verscheidenheid der werkingen, doch het is dezelfde God Die alles in allen werkt. |
7 Maar aan een iegelijk wordt de openbaring des Geestes gegeven tot hetgeen dat oorbaar is. |
8 Want dezen wordt door den Geest gegeven het woord der wijsheid, en een ander het woord der kennis, door denzelfden Geest; |
9 En een ander het geloof, door denzelfden Geest; en een ander de gaven der gezondmakingen, door denzelfden Geest; |
10 En een ander de werkingen der krachten; en een ander profetie; en een ander onderscheidingen der geesten; en een ander menigerlei talen; en een ander uitlegging der talen. |
11 Doch deze dingen alle dwerkt de ene en dezelfde Geest, edelende aan een iegelijk in het bijzonder, gelijkerwijs Hij wil. d Rom. 12:3, 6. Ef. 4:7. e 1 Kor. 7:7. 2 Kor. 10:13.  |
d Rom. 12:3 Want door de genade die mij gegeven is, zeg ik een iegelijk die onder u is, dat hij niet wijs zij boven hetgeen men behoort wijs te zijn, maar dat hij wijs zij tot matigheid, gelijk als God een iegelijk de mate des geloofs gedeeld heeft. Rom. 12:6 Hebbende nu verscheidene gaven, naar de genade die ons gegeven is, Ef. 4:7 Maar elkeen van ons is de genade gegeven naar de mate der gave van Christus. e 1 Kor. 7:7 Want ik wilde dat alle mensen waren gelijk als ik zelf ben; maar een iegelijk heeft zijn eigen gave van God, de een wel aldus, maar de ander alzo. 2 Kor. 10:13 Doch wij zullen niet roemen buiten de maat, maar dat wij naar de maat des regels, welke maat ons God toegedeeld heeft, ook tot u toe zijn gekomen. |
Vele leden, één lichaam |
12 fWant gelijk het lichaam één is en vele leden heeft, en al de leden van dit éne lichaam vele zijnde, maar één lichaam zijn, alzo ook Christus. f Rom. 12:4, 5. Ef. 4:16.  |
f Rom. 12:4 Want gelijk wij in één lichaam vele leden hebben, en de leden alle niet dezelfde werking hebben, Rom. 12:5 Alzo zijn wij velen één lichaam in Christus, maar elkeen zijn wij elkanders leden. Ef. 4:16 Uit Welken het gehele lichaam, bekwamelijk samengevoegd en tezamen vastgemaakt zijnde door alle voegselen der toebrenging, naar de werking van een iegelijk deel in zijn mate, den wasdom des lichaams bekomt, tot zijns zelfs opbouwing in de liefde. |
13 Want ook wij allen zijn door één Geest tot één lichaam gedoopt, ghetzij Joden, hetzij Grieken, hetzij dienstknechten, hetzij vrijen; en wij zijn allen tot één Geest gedrenkt. g Gal. 3:28.  |
g Gal. 3:28 Daarin is noch Jood noch Griek, daarin is noch dienstbare noch vrije, daarin is geen man en vrouw. Want gij allen zijt één in Christus Jezus. |
14 Want ook het lichaam is niet één lid, maar vele leden. |
15 Indien de voet zeide: Dewijl ik de hand niet ben, zo ben ik van het lichaam niet, is die daarom niet van het lichaam? |
16 En indien het oor zeide: Dewijl ik het oog niet ben, zo ben ik van het lichaam niet, is het daarom niet van het lichaam? |
17 Ware het gehele lichaam het oog, waar zou het gehoor zijn? Ware het gehele lichaam gehoor, waar zou de reuk zijn? |
18 Maar nu heeft God de leden gezet, een iegelijk van dezelve, in het lichaam, gelijk Hij gewild heeft. |
19 Waren zij alle maar één lid, waar zou het lichaam zijn? |
20 Maar nu zijn er wel vele leden, doch maar één lichaam. |
21 En het oog kan niet zeggen tot de hand: Ik heb u niet van node; of wederom het hoofd tot de voeten: Ik heb u niet van node. |
22 Ja veeleer, de leden die ons dunken de zwakste des lichaams te zijn, die zijn nodig; |
23 En die ons dunken de minst eerlijke leden des lichaams te zijn, denzelven doen wij overvloediger eer aan; en onze onsierlijke leden hebben overvloediger versiering. |
24 Doch onze sierlijke hebben het niet van node; maar God heeft het lichaam alzo
samengevoegd, gevende overvloediger eer aan hetgeen dezelve gebrek heeft, |
25 Opdat geen tweedracht in het lichaam zij, maar de leden voor elkander gelijke zorg zouden dragen. |
26 En hetzij dat één lid lijdt, zo lijden al de leden mede; hetzij dat één lid verheerlijkt wordt, zo verblijden zich al de leden mede. |
27 hEn gijlieden zijt het lichaam van Christus, en leden in het bijzonder. h Rom. 12:5. Ef. 1:23; 4:12; 5:23. Kol. 1:24.  |
h Rom. 12:5 Alzo zijn wij velen één lichaam in Christus, maar elkeen zijn wij elkanders leden. Ef. 1:23 Welke Zijn lichaam is, en de vervulling Desgenen Die alles in allen vervult. Ef. 4:12 Tot de volmaking der heiligen, tot het werk der bediening, tot opbouwing van het lichaam van Christus; Ef. 5:23 Want de man is het hoofd der vrouw, gelijk ook Christus het Hoofd der gemeente is; en Hij is de Behouder des lichaams. Kol. 1:24 Die mij nu verblijd in mijn lijden voor u, en vervul in mijn vlees de overblijfselen van de verdrukkingen van Christus voor Zijn lichaam, hetwelk is de gemeente; |
28 En God heeft er sommigen in de gemeente gesteld, iten eerste apostelen, kten tweede profeten, ten derde leraars, daarna krachten, daarna gaven der gezondmakingen, behulpsels, regeringen, menigerlei talen. i Ef. 4:11. k Ef. 2:20.  |
i Ef. 4:11 En Dezelve heeft gegeven sommigen tot apostelen, en sommigen tot profeten, en sommigen tot evangelisten, en sommigen tot herders en leraars; k Ef. 2:20 Gebouwd op het fundament der apostelen en profeten, waarvan Jezus Christus is de uiterste Hoeksteen; |
29 Zijn zij allen apostelen? Zijn zij allen profeten? Zijn zij allen leraars? Zijn zij allen krachten? |
30 Hebben zij allen gaven der gezondmakingen? Spreken zij allen met menigerlei talen? Zijn zij allen uitleggers? |
31 Doch ijvert naar de beste gaven; en ik wijs u een weg die nog uitnemender is. |