Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
1 WEEST mijn navolgers, gelijkerwijs ook ik van Christus. |
2 En ik prijs u, broeders, dat gij in alles mijner gedachtig zijt, en de inzettingen behoudt gelijk ik die u overgegeven heb. |
3 Doch ik wil dat gij weet dat Christus het Hoofd is eens iegelijken mans, en de man het hoofd der vrouw, en God het Hoofd van Christus. |
4 Een iegelijk man die bidt of profeteert, hebbende iets op het hoofd, die onteert zijn eigen hoofd; |
5 Maar een iegelijke vrouw die bidt of profeteert met ongedekten hoofde, onteert haar eigen hoofd; want het is een en hetzelfde alsof haar het haar afgesneden was. |
6 Want indien een vrouw niet gedekt is, dat zij ook geschoren worde; maar indien het lelijk is voor een vrouw geschoren te zijn of het haar afgesneden te hebben, dat zij zich dekke. |
7 Want de man moet het hoofd niet dekken, overmits hij het beeld en de heerlijkheid Gods is; maar de vrouw is de heerlijkheid des mans. |
8 Want de man is uit de vrouw niet, maar de vrouw uit den man. |
9 Want ook is de man niet geschapen om de vrouw, maar de vrouw om den man. |
10 Daarom moet de vrouw een macht op het hoofd hebben, om der engelen wil. |
11 Nochtans is noch de man zonder de vrouw, noch de vrouw zonder den man, in den Heere. |
12 Want gelijkerwijs de vrouw uit den man is, alzo is ook de man door de vrouw; doch alle dingen zijn uit God. |
13 Oordeelt gij onder uzelven: is het betamelijk dat de vrouw ongedekt God bidt? |
14 Of leert u ook de natuur zelve niet, dat zo een man lang haar draagt, het hem een oneer is; |
15 Maar zo een vrouw lang haar draagt, dat het haar een eer is? Omdat het lange haar voor een deksel haar is gegeven. |
16 Doch indien iemand schijnt twistgierig te zijn, wij hebben zulke gewoonte niet, noch de gemeenten Gods. |
17 Dit nu hetgeen ik u
aanzeg, prijs ik niet, namelijk dat gij niet tot beter, maar tot erger samenkomt. |
18 Want eerstelijk, als gij samenkomt in de gemeente, zo hoor ik dat er scheuringen zijn onder u, en ik geloof het ten dele. |
19 Want er moeten ook ketterijen onder u zijn, opdat degenen die oprecht zijn, openbaar mogen worden onder u. |
20 Als gij dan bijeen samenkomt, dat
is niet des Heeren Avondmaal eten. |
21 Want in het eten neemt een iegelijk tevoren zijn eigen avondmaal; en deze is hongerig, en de ander is dronken. |
22 Hebt gij dan geen huizen, om daar te eten en te drinken? Of veracht gij de gemeente Gods, en beschaamt gij degenen die niet hebben? Wat zal ik u zeggen? Zal ik u prijzen? In dezen prijs ik u niet. |
23 Want ik heb van den Heere ontvangen, hetgeen ik ook u overgegeven heb, dat de Heere Jezus in den nacht in welken Hij verraden werd, het brood nam, |
24 En als Hij gedankt had, brak Hij het en zeide: Neemt, eet, dat is Mijn lichaam, dat voor u gebroken wordt; doet dat tot Mijn gedachtenis. |
25 Desgelijks nam Hij ook den drinkbeker na het eten des Avondmaals, en zeide: Deze drinkbeker is het Nieuwe Testament in Mijn bloed; doet dat, zo dikwijls als gij dien zult drinken, tot Mijn gedachtenis. |
26 Want zo dikwijls als gij dit brood zult eten en dezen drinkbeker zult drinken, zo verkondigt den dood des Heeren, totdat Hij komt. |
27 Zo dan, wie onwaardiglijk dit brood eet of den drinkbeker des Heeren drinkt, die zal schuldig zijn aan het lichaam en bloed des Heeren. |
28 Maar de mens beproeve zichzelven, en ete alzo van het brood en drinke van den drinkbeker. |
29 Want die onwaardiglijk eet en drinkt, die eet en drinkt zichzelven een oordeel, niet onderscheidende het lichaam des Heeren. |
30 Daarom zijn onder u vele zwakken en kranken, en velen slapen. |
31 Want indien wij onszelven oordeelden, zo zouden wij niet geoordeeld worden. |
32 Maar als wij geoordeeld worden, zo worden wij van den Heere getuchtigd, opdat wij met de wereld niet zouden veroordeeld worden. |
33 Zo dan, mijne broeders, als gij samenkomt om te eten, verwacht elkander. |
34 Doch zo iemand hongert, dat hij te huis ete, opdat gij niet tot een oordeel samenkomt. De overige dingen nu zal ik ordineren als ik zal gekomen zijn. |