Statenvertaling.nl

sample header image

1 Korinthe 11 – Statenvertaling

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenParallelZonder kanttekeningenAlleen Bijbeltekst

1 Korinthe 11

Dit hoofdstuk voorgelezen (v):

 

Het hoofddeksel van de vrouw in de samenkomsten
1 WEESTa mijn navolgers, gelijkerwijs ook ik van Christus. a 1 Kor. 4:16. Filipp. 3:17. 1 Thess. 1:6. 2 Thess. 3:9. verwijsteksten
2 En ik prijs u, broeders, dat gij in alles mijner gedachtig zijt, en de inzettingen behoudt gelijk ik die u overgegeven heb.
3 Doch ik wil dat gij weet bdat Christus het Hoofd is eens iegelijken mans, en de man het hoofd der vrouw, cen God het Hoofd van Christus. b Ef. 5:23. c Joh. 14:28. 1 Kor. 3:23; 15:27. verwijsteksten
4 Een iegelijk man die bidt of profeteert, hebbende iets op het hoofd, die onteert zijn eigen hoofd;
5 Maar een iegelijke vrouw die bidt of profeteert met ongedekten hoofde, onteert haar eigen hoofd; want het is een en hetzelfde alsof haar het haar afgesneden was.
6 Want indien een vrouw niet gedekt is, dat zij ook geschoren worde; dmaar indien het lelijk is voor een vrouw geschoren te zijn of het haar afgesneden te hebben, dat zij zich dekke. d Num. 5:18. Deut. 22:5. verwijsteksten
7 Want de man moet het hoofd niet dekken, eovermits hij het beeld en de heerlijkheid Gods is; maar de vrouw is de heerlijkheid des mans. e Gen. 1:26, 27; 5:1; 9:6. Kol. 3:10. verwijsteksten
8 fWant de man is uit de vrouw niet, maar de vrouw uit den man. f Gen. 2:18, 21. verwijsteksten
9 Want ook is de man niet geschapen om de vrouw, maar de vrouw om den man.
10 Daarom moet de vrouw een macht op het hoofd hebben, om der engelen wil.
11 Nochtans is noch de man zonder de vrouw, noch de vrouw zonder den man, in den Heere.
12 Want gelijkerwijs de vrouw uit den man is, alzo is ook de man door de vrouw; doch alle dingen zijn uit God.
13 Oordeelt gij onder uzelven: is het betamelijk dat de vrouw ongedekt God bidt?
14 Of leert u ook de natuur zelve niet, dat zo een man lang haar draagt, het hem een oneer is;
15 Maar zo een vrouw lang haar draagt, dat het haar een eer is? Omdat het lange haar voor een deksel haar is gegeven.
16 gDoch indien iemand schijnt twistgierig te zijn, wij hebben zulke gewoonte niet, noch de gemeenten Gods. g 1 Tim. 6:4. verwijsteksten
 
Onwaardiglijk eten en drinken
17 Dit nu hetgeen ik u aanzeg, prijs ik niet, namelijk dat gij niet tot beter, maar tot erger samenkomt.
18 Want eerstelijk, als gij samenkomt in de gemeente, zo hoor ik dat er scheuringen zijn onder u, en ik geloof het ten dele.
19 hWant er moeten ook ketterijen ionder u zijn, opdat degenen die oprecht zijn, openbaar mogen worden onder u. h Matth. 18:7. Luk. 17:1. i Hand. 20:30. 1 Joh. 2:19. verwijsteksten
20 Als gij dan bijeen samenkomt, dat is niet des Heeren Avondmaal eten.
21 Want in het eten neemt een iegelijk tevoren zijn eigen avondmaal; en deze is hongerig, en de ander is dronken.
22 Hebt gij dan geen huizen, om daar te eten en te drinken? Of veracht gij de gemeente Gods, en beschaamt gij degenen die niet hebben? Wat zal ik u zeggen? Zal ik u prijzen? In dezen prijs ik u niet.
23 Want ik heb van den Heere ontvangen, hetgeen ik ook u overgegeven heb, kdat de Heere Jezus in den nacht in welken Hij verraden werd, het brood nam, k Matth. 26:26. Mark. 14:22. Luk. 22:19. verwijsteksten
24 En als Hij gedankt had, brak Hij het en zeide: Neemt, eet, dat is Mijn lichaam, dat voor u gebroken wordt; doet dat tot Mijn gedachtenis.
25 Desgelijks nam Hij ook den drinkbeker na het eten des Avondmaals, en zeide: Deze drinkbeker is het Nieuwe Testament in Mijn bloed; doet dat, zo dikwijls als gij dien zult drinken, tot Mijn gedachtenis.
26 Want zo dikwijls als gij dit brood zult eten en dezen drinkbeker zult drinken, zo verkondigt den dood des Heeren, ltotdat Hij komt. l Joh. 14:3. Hand. 1:11. verwijsteksten
27 mZo dan, wie onwaardiglijk dit brood eet of den drinkbeker des Heeren drinkt, die zal schuldig zijn aan het lichaam en bloed des Heeren. m Num. 9:10, 13. Joh. 6:51, 63, 64; 13:27. 1 Kor. 10:21. verwijsteksten
28 nMaar de mens beproeve zichzelven, en ete alzo van het brood en drinke van den drinkbeker. n 2 Kor. 13:5. verwijsteksten
29 Want die onwaardiglijk eet en drinkt, die eet en drinkt zichzelven een oordeel, niet onderscheidende het lichaam des Heeren.
30 Daarom zijn onder u vele zwakken en kranken, en velen slapen.
31 oWant indien wij onszelven oordeelden, zo zouden wij niet geoordeeld worden. o Ps. 32:5. Spr. 18:17. verwijsteksten
32 Maar als wij geoordeeld worden, zo worden wij van den Heere getuchtigd, opdat wij met de wereld niet zouden veroordeeld worden.
33 Zo dan, mijne broeders, als gij samenkomt om te eten, verwacht elkander.
34 Doch zo iemand hongert, dat hij te huis ete, opdat gij niet tot een oordeel samenkomt. De overige dingen nu zal ik ordineren als ik zal gekomen zijn.

Einde 1 Korinthe 11