Statenvertaling.nl

sample header image

Romeinen 9 – Statenvertaling

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenParallelZonder kanttekeningenAlleen Bijbeltekst

Romeinen 9

Dit hoofdstuk voorgelezen (m):

 

Paulus’ droefheid over der Joden ongeloof
1 IKa zeg de waarheid in Christus, ik lieg niet (mijn consciëntie mij medegetuigenis gevende door den Heiligen Geest), a Rom. 1:9. 2 Kor. 1:23; 11:31. Gal. 1:20. Filipp. 1:8. 1 Thess. 2:5; 5:27. verwijsteksten
2 Dat het mij een grote droefheid, en mijn hart een gedurige smart is.
3 bWant ik zou zelf wel wensen verbannen te zijn van Christus voor mijn broederen, die mijn maagschap zijn naar het vlees; b Ex. 32:32. Rom. 10:1. verwijsteksten
4 cWelke Israëlieten zijn, welker is de aanneming tot kinderen, en de heerlijkheid, den de verbonden, en de wetgeving, en de dienst Gods, en de beloftenissen; c Deut. 7:6. Rom. 2:17; 3:2. d Ef. 2:12. verwijsteksten
5 Welker zijn de vaders, en uit welke Christus is, zoveel het vlees aangaat, eDewelke is God boven alles te prijzen in der eeuwigheid. Amen. e Jer. 23:6. Joh. 1:1. Hand. 20:28. Rom. 1:4. Hebr. 1:8, 9, 10. verwijsteksten
 
Gods vrijmacht
6 Doch ik zeg dit niet falsof het woord Gods ware uitgevallen. gWant die zijn niet allen Israël, die uit Israël zijn; f Num. 23:19. Rom. 3:3. 2 Tim. 2:13. g Joh. 8:39. Rom. 2:28. verwijsteksten
7 hNoch omdat zij Abrahams zaad zijn, zijn zij allen kinderen, imaar: In Izak zal u het zaad genoemd worden. h Gal. 4:23. i Gen. 21:12. Gal. 3:29. Hebr. 11:18. verwijsteksten
8 Dat is, niet de kinderen des vleses, die zijn kinderen Gods; kmaar de kinderen der beloftenis worden voor het zaad gerekend. k Gal. 4:28. verwijsteksten
9 Want dit is het woord der beloftenis: lOmtrent dezen tijd zal Ik komen, en Sara zal een zoon hebben. l Gen. 18:10. verwijsteksten
10 En niet alleenlijk deze, mmaar ook Rebekka is daarvan een bewijs, als zij uit één bevrucht was, namelijk Izak, onzen vader. m Gen. 25:21. verwijsteksten
11 Want als de kinderen nog niet geboren waren, noch iets goeds of kwaads gedaan hadden, opdat het voornemen Gods, dat naar de verkiezing is, vast bleve, niet uit de werken, maar uit den Roepende,
12 Zo werd tot haar gezegd: nDe meerdere zal den mindere dienen; n Gen. 25:23. verwijsteksten
13 Gelijk geschreven is: oJakob heb Ik liefgehad, en Ezau heb Ik gehaat. o Mal. 1:2. verwijsteksten
14 Wat zullen wij dan zeggen? pIs er onrechtvaardigheid bij God? Dat zij verre. p Deut. 32:4. 2 Kron. 19:7. Job 34:10. verwijsteksten
15 Want Hij zegt tot Mozes: qIk zal Mij ontfermen diens Ik Mij ontferm, en zal barmhartig zijn dien Ik barmhartig ben. q Ex. 33:19. verwijsteksten
16 Zo is het dan niet desgenen die wil, noch desgenen die loopt, maar des ontfermenden Gods.
17 Want de Schrift zegt tot Farao: rTot ditzelve heb Ik u verwekt, opdat Ik in u Mijn kracht bewijzen zou, en opdat Mijn Naam verkondigd worde op de ganse aarde. r Ex. 9:16. verwijsteksten
18 Zo ontfermt Hij Zich dan diens Hij wil, en verhardt dien Hij wil.
19 Gij zult dan tot mij zeggen: Wat klaagt Hij dan nog? Want wie heeft Zijn wil wederstaan?
20 Maar toch, o mens, wie zijt gij, die tegen God antwoordt? sZal ook het maaksel tot dengene die het gemaakt heeft, zeggen: Waarom hebt gij mij alzo gemaakt? s Jes. 45:9. Jer. 18:6. verwijsteksten
21 Of heeft de pottenbakker geen macht over het leem, om uit denzelfden klomp te maken thet ene een vat ter ere, en het andere ter onere? t 2 Tim. 2:20. verwijsteksten
22 En of God, willende Zijn toorn bewijzen en Zijn macht bekendmaken, met veel lankmoedigheid verdragen heeft de vaten des toorns, tot het verderf toebereid;
23 En opdat Hij zou bekendmaken den rijkdom Zijner heerlijkheid over de vaten der barmhartigheid, die Hij tevoren bereid heeft tot heerlijkheid?
24 Welke Hij ook geroepen heeft, namelijk ons, niet alleen uit de Joden, maar ook uit de heidenen;
25 Gelijk Hij ook in Hoséa zegt: vIk zal hetgeen Mijn volk niet was, Mijn volk noemen, en die niet bemind was, Mijn beminde. v Hos. 2:22. verwijsteksten
26 En het zal zijn in de plaats waar tot hen gezegd was: xGijlieden zijt Mijn volk niet, aldaar zullen zij kinderen des levenden Gods genaamd worden. x Hos. 1:10. 1 Petr. 2:10. verwijsteksten
27 En Jesaja roept over Israël: yAl ware het getal der kinderen Israëls gelijk het zand der zee, zo zal het overblijfsel behouden worden. y Jes. 10:22. verwijsteksten
28 Want Hij voleindt een zaak en snijdt ze af in rechtvaardigheid; want de Heere zal een afgesneden zaak doen op de aarde.
29 En gelijk Jesaja tevoren gezegd heeft: zIndien de Heere Zebaoth ons geen zaad had overgelaten, zo waren wij aals Sódom geworden, en Gomórra gelijkgemaakt geweest. z Jes. 1:9. a Gen. 19:24. Jes. 13:19. Jer. 50:40. Ez. 16:46. verwijsteksten
 
De gerechtigheid verkeerd gezocht
30 Wat zullen wij dan zeggen? Dat de heidenen, die de rechtvaardigheid niet zochten, de rechtvaardigheid verkregen hebben, doch de rechtvaardigheid die uit het geloof is.
31 Maar Israël, bdat de wet der rechtvaardigheid zocht, is tot de wet der rechtvaardigheid niet gekomen. b Rom. 10:2; 11:7. verwijsteksten
32 Waarom? Omdat zij die zochten niet uit het geloof, maar als uit de werken der wet; want zij hebben zich gestoten aan den Steen des aanstoots;
33 Gelijk geschreven is: cZie, Ik leg in Sion een Steen des aanstoots en een Rots der ergernis; den een iegelijk die in Hem gelooft, zal niet beschaamd worden. c Ps. 118:22. Jes. 8:14; 28:16. Matth. 21:42. 1 Petr. 2:6. d Ps. 2:12. Spr. 16:20. Jes. 28:16. Jer. 17:7. verwijsteksten

Einde Romeinen 9