Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
Het nieuwe leven door den Geest |
1 ZO is er dan nu geen verdoemenis voor degenen die in Christus Jezus zijn, die niet naar het vlees wandelen, maar naar den Geest. |
2 aWant de wet des Geestes des levens in Christus Jezus heeft mij vrijgemaakt van de wet der zonde en des doods. a Joh. 8:36. Rom. 6:18, 22. Gal. 5:1. |
a Joh. 8:36 Indien dan de Zoon u zal vrijgemaakt hebben, zo zult gij waarlijk vrij zijn. Rom. 6:18 En vrijgemaakt zijnde van de zonde, zijt gemaakt dienstknechten der gerechtigheid. Rom. 6:22 Maar nu van de zonde vrijgemaakt zijnde, en Gode dienstbaar gemaakt zijnde, hebt gij uw vrucht tot heiligmaking, en het einde het eeuwige leven. Gal. 5:1 STAAT
dan in de vrijheid met welke ons Christus vrijgemaakt heeft, en wordt niet wederom met het juk der dienstbaarheid bevangen. |
3 bWant hetgeen der wet onmogelijk was, dewijl zij door het vlees krachteloos was, heeft God, Zijn Zoon zendende in gelijkheid des zondigen vleses, en dat
voor de zonde, cde zonde veroordeeld in het vlees; b Hand. 13:39. Rom. 3:28. Gal. 2:16. Hebr. 7:18. c 2 Kor. 5:21. Gal. 3:13. |
b Hand. 13:39 En dat van alles, waarvan gij niet kondet gerechtvaardigd worden door de wet van Mozes, door Dezen een iegelijk die gelooft, gerechtvaardigd wordt. Rom. 3:28 Wij besluiten dan dat de mens door het geloof gerechtvaardigd wordt, zonder de werken der wet. Gal. 2:16 Doch
wetende dat de mens niet gerechtvaardigd wordt uit de werken der wet, maar door het geloof van Jezus Christus, zo hebben wij ook in Christus Jezus geloofd, opdat wij zouden gerechtvaardigd worden uit het geloof van Christus en niet uit de werken der wet; daarom dat uit de werken der wet geen vlees zal gerechtvaardigd worden. Hebr. 7:18 Want de vernietiging van het voorgaande gebod geschiedt om deszelfs zwakheids en onprofijtelijkheids wil; c 2 Kor. 5:21 Want Dien Die geen zonde gekend heeft, heeft Hij zonde voor ons gemaakt, opdat wij zouden worden rechtvaardigheid Gods in Hem. Gal. 3:13 Christus heeft ons verlost van den vloek der wet, een vloek geworden zijnde voor ons; want er is geschreven: Vervloekt is een iegelijk die aan het hout hangt; |
4 Opdat het recht der wet vervuld zou worden in ons, die niet naar het vlees wandelen, maar naar den Geest. |
5 dWant die naar het vlees zijn, bedenken wat des vleses is; maar die naar den Geest zijn, bedenken wat des Geestes is. d 1 Kor. 2:14. |
d 1 Kor. 2:14 Maar de natuurlijke mens begrijpt niet de dingen die des Geestes Gods zijn; want zij zijn hem dwaasheid, en hij kan ze niet verstaan, omdat zij geestelijk onderscheiden worden. |
6 Want het bedenken des vleses is de dood; maar het bedenken des Geestes is het leven en vrede; |
7 Daarom dat het bedenken des vleses vijandschap is tegen God; want het onderwerpt zich der wet Gods niet; want het kan ook niet. |
8 En die in het vlees zijn, kunnen Gode niet behagen. |
9 Doch gijlieden zijt niet in het vlees, maar in den Geest, zo anders de Geest Gods ein u woont. Maar zo iemand den Geest van Christus niet heeft, die komt Hem niet toe. e 1 Kor. 3:16. |
e 1 Kor. 3:16 Weet gij niet dat gij Gods tempel zijt en de Geest Gods in ulieden woont? |
10 En indien Christus in ulieden is, zo is wel het lichaam dood om der zonde wil, maar de geest is leven om der gerechtigheid wil. |
11 En indien de Geest Desgenen Die Jezus uit de doden opgewekt heeft, in u woont, fzo zal Hij Die Christus uit de doden opgewekt heeft, ook uw sterfelijke lichamen levend maken door Zijn Geest, Die in u woont. f Rom. 6:4, 5. 1 Kor. 6:14. 2 Kor. 4:14. Ef. 2:5. Kol. 2:13. |
f Rom. 6:4 Wij zijn dan met Hem begraven door den doop in den dood, opdat gelijkerwijs Christus uit de doden opgewekt is tot de heerlijkheid des Vaders, alzo ook wij in nieuwheid des levens wandelen zouden. Rom. 6:5 Want indien wij met Hem één plant geworden zijn in de gelijkmaking Zijns doods, zo zullen wij het ook zijn in de gelijkmaking Zijner opstanding; 1 Kor. 6:14 En God heeft ook den Heere opgewekt, en zal ons opwekken door Zijn kracht. 2 Kor. 4:14 Wetende dat Hij Die den Heere Jezus opgewekt heeft, ook ons door Jezus zal opwekken en met ulieden daar zal stellen. Ef. 2:5 Ook toen wij dood waren door de misdaden, heeft ons
levend gemaakt met Christus (uit genade zijt gij zalig geworden), Kol. 2:13 En Hij heeft u, als gij dood waart in de misdaden en in de voorhuid uws vleses, mede levend gemaakt met Hem, al uw misdaden u vergevende; |
12 Zo dan, broeders, wij zijn schuldenaars niet aan het vlees, om naar het vlees te leven. |
13 Want indien gij naar het vlees leeft, zo zult gij sterven; maar indien gij door den Geest de werkingen des lichaams doodt, zo zult gij leven. |
14 gWant zovelen als er door den Geest Gods geleid worden, die zijn kinderen Gods. g Gal. 5:18. |
g Gal. 5:18 Maar indien gij door den Geest geleid wordt, zo zijt gij niet onder de wet. |
15 hWant gij hebt niet ontvangen den Geest der dienstbaarheid wederom tot vreze; imaar gij hebt ontvangen den Geest der aanneming tot kinderen, door Welken wij roepen: Abba, Vader. h 1 Kor. 2:12. 2 Tim. 1:7. i Jes. 56:5. Gal. 3:26; 4:5, 6. |
h 1 Kor. 2:12 Doch wij hebben niet ontvangen den geest der wereld, maar den Geest Die uit God is, opdat wij zouden weten de dingen die ons van God geschonken zijn; 2 Tim. 1:7 Want God heeft ons niet gegeven een geest der vreesachtigheid, maar der kracht en der liefde en der gematigdheid. i Jes. 56:5 Ik zal hen ook in Mijn huis en binnen Mijn muren een plaats en een naam geven, beter dan der zonen en dan der dochteren; een eeuwigen naam zal Ik eenieder van hen geven, die niet uitgeroeid zal worden. Gal. 3:26 Want gij zijt allen kinderen Gods door het geloof in Christus Jezus. Gal. 4:5 Opdat Hij degenen die onder de wet waren, verlossen zou, en opdat wij de aanneming tot kinderen verkrijgen zouden. Gal. 4:6 En overmits gij kinderen zijt, zo heeft God den Geest Zijns Zoons uitgezonden in uw harten, Die roept: Abba, Vader. |
16 kDezelve Geest getuigt met onzen geest, dat wij kinderen Gods zijn. k 2 Kor. 1:22; 5:5. Ef. 1:13; 4:30. |
k 2 Kor. 1:22 Die ons ook heeft verzegeld, en het onderpand des Geestes in onze harten gegeven. 2 Kor. 5:5 Die ons nu tot ditzelve bereid heeft, is God, Die ons ook het onderpand des Geestes gegeven heeft. Ef. 1:13 In Welken ook gij zijt, nadat gij het Woord der waarheid, namelijk het Evangelie uwer zaligheid, gehoord hebt; in Welken gij ook, nadat gij geloofd hebt, zijt verzegeld geworden met den Heiligen Geest der belofte, Ef. 4:30 En bedroeft den Heiligen Geest Gods niet, door Welken gij verzegeld zijt tot den dag der verlossing. |
17 En indien wij kinderen zijn, zo zijn wij ook erfgenamen, erfgenamen Gods en mede-erfgenamen van Christus; lzo wij anders met Hem lijden, opdat wij ook met Hem verheerlijkt worden. l 2 Tim. 2:11, 12. |
l 2 Tim. 2:11 Dit is een getrouw woord; want indien wij met Hem gestorven zijn, zo zullen wij ook met Hem
leven; 2 Tim. 2:12 Indien wij verdragen, wij zullen ook met Hem
heersen; indien wij Hem verloochenen, Hij zal ons ook verloochenen; |
Drievoudig zuchten |
18 mWant ik houd het daarvoor, dat het lijden dezes tegenwoordigen tijds niet is te waarderen tegen de heerlijkheid, die aan ons zal geopenbaard worden. m Matth. 5:12. 2 Kor. 4:10, 17. Filipp. 3:20. 1 Petr. 4:13. 1 Joh. 3:1, 2. |
m Matth. 5:12 Verblijdt en verheugt u, want uw loon is groot in de hemelen; want alzo hebben zij vervolgd de profeten die vóór u geweest zijn. 2 Kor. 4:10 Altijd de doding van den Heere Jezus in het lichaam omdragende, opdat ook het leven van Jezus in ons lichaam zou geopenbaard worden. 2 Kor. 4:17 Want onze lichte verdrukking, die zeer haast voorbijgaat, werkt ons een gans zeer uitnemend eeuwig gewicht der heerlijkheid; Filipp. 3:20 Maar onze wandel is in de hemelen, waaruit wij ook den Zaligmaker verwachten, namelijk den Heere Jezus Christus, 1 Petr. 4:13 Maar gelijk gij gemeenschap hebt aan het lijden van Christus, alzo verblijdt u; opdat gij ook in de openbaring Zijner heerlijkheid u moogt verblijden en verheugen. 1 Joh. 3:1 ZIET
hoe grote liefde ons de Vader gegeven heeft, namelijk dat wij kinderen Gods genaamd zouden worden. Daarom kent ons de wereld niet, omdat zij Hem niet kent. 1 Joh. 3:2 Geliefden, nu zijn wij kinderen Gods, en het is nog niet geopenbaard wat wij zijn zullen. Maar wij weten dat als Hij zal geopenbaard zijn, wij Hem zullen gelijk wezen; want wij zullen Hem zien gelijk Hij is. |
19 Want het schepsel, als met opgestoken hoofde, verwacht de openbaring der kinderen Gods. |
20 Want het schepsel is der ijdelheid onderworpen, niet gewillig, maar om diens wil die het der ijdelheid onderworpen heeft; |
21 Op hope dat ook het schepsel zelf zal vrijgemaakt worden van de dienstbaarheid der verderfenis, tot de vrijheid der heerlijkheid der kinderen Gods. |
22 Want wij weten dat het ganse schepsel tezamen zucht en tezamen als in barensnood is tot nu toe. |
23 En niet alleen dit, maar ook wij zelven, die de eerstelingen des Geestes hebben, wij ook zelven, zeg ik, zuchten in onszelven, verwachtende de aanneming tot kinderen, namelijk
nde verlossing onzes lichaams. n Luk. 21:28. |
n Luk. 21:28 Als nu deze dingen beginnen te geschieden, zo ziet omhoog en heft uw hoofden opwaarts, omdat uw verlossing nabij is. |
24 Want wij zijn in hope zalig geworden. De hoop nu die gezien wordt, is geen hoop; want hetgeen iemand ziet, waarom zal hij het ook hopen? |
25 Maar indien wij hopen hetgeen wij niet zien, zo verwachten wij het met lijdzaamheid. |
26 En desgelijks komt ook de Geest onze zwakheden mede te hulp; owant wij weten niet wat wij bidden zullen gelijk het behoort, maar de Geest Zelf bidt voor ons met onuitsprekelijke zuchtingen. o Matth. 20:22. Jak. 4:3. |
o Matth. 20:22 Maar Jezus antwoordde en zeide: Gijlieden weet niet wat gij begeert; kunt gij den drinkbeker drinken dien Ik drinken zal, en met den doop gedoopt worden waarmede Ik gedoopt word? Zij zeiden tot Hem: Wij kunnen. Jak. 4:3 Gij bidt, en gij ontvangt niet, omdat gij kwalijk bidt, opdat gij het in uw wellusten doorbrengen zoudt. |
27 En Die de harten doorzoekt, weet welke de mening des Geestes is, dewijl Hij naar God voor de heiligen bidt. |
De rijkdom der uitverkorenen |
28 En wij weten dat dengenen die God liefhebben, alle dingen medewerken ten goede, namelijk dengenen die naar Zijn voornemen geroepen zijn. |
29 Want die Hij tevoren gekend heeft, die heeft Hij ook tevoren verordineerd den beelde Zijns Zoons gelijkvormig te zijn, opdat Hij pde Eerstgeborene zij onder vele broederen. p Kol. 1:18. |
p Kol. 1:18 En Hij is het Hoofd des lichaams, namelijk der gemeente, Hij Die het Begin is, de Eerstgeborene uit de doden, opdat Hij in allen de Eerste zou zijn. |
30 En die Hij tevoren verordineerd heeft, dezen heeft Hij ook geroepen; en die Hij geroepen heeft, dezen heeft Hij ook gerechtvaardigd; en die Hij gerechtvaardigd heeft, dezen heeft Hij ook verheerlijkt. |
31 Wat zullen wij dan tot deze dingen zeggen? qZo God voor ons is, wie zal tegen ons zijn? q Num. 14:8. |
q Num. 14:8 Indien de HEERE een welgevallen aan ons heeft, zo zal Hij ons in dat land brengen en zal ons dat geven, een land hetwelk van melk en honing is vloeiende. |
32 Die ook rZijn eigen Zoon niet gespaard heeft, maar heeft Hem voor ons allen overgegeven, hoe zal Hij ons ook met Hem niet alle dingen schenken? r Gen. 22:12. Jes. 53:5. Joh. 3:16. |
r Gen. 22:12 Toen zeide Hij: Strek uw hand niet uit aan den jongen en doe hem niets; want nu weet Ik, dat gij godvrezende zijt, en uw zoon, uw enige, van Mij niet hebt onthouden. Jes. 53:5 Maar Hij is om onze overtredingen verwond, om onze ongerechtigheden is Hij verbrijzeld; de straf die ons den vrede aanbrengt, was op Hem, en door Zijn striemen is ons genezing geworden. Joh. 3:16 Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe. |
33 Wie zal beschuldiging inbrengen tegen de uitverkorenen Gods? sGod is het Die rechtvaardig maakt. s Jes. 50:8. |
s Jes. 50:8 Hij is nabij Die Mij rechtvaardigt; wie zal met Mij twisten? Laat ons tezamen staan. Wie heeft een rechtszaak tegen Mij? Hij kome herwaarts tot Mij. |
34 Wie is het die verdoemt? Christus is het Die gestorven is; ja, wat meer is, Die ook opgewekt is, Die ook ter rechterhand Gods is, tDie ook voor ons bidt. t Hebr. 7:25. |
t Hebr. 7:25 Waarom Hij ook volkomenlijk kan zalig maken degenen die door Hem tot God gaan, alzo Hij altijd leeft om voor hen te bidden. |
35 Wie zal ons scheiden van de liefde van Christus? Verdrukking, of benauwdheid, of vervolging, of honger, of naaktheid, of gevaar, of zwaard? |
36 (Gelijk geschreven is: vWant om Uwentwil worden wij den gansen dag gedood; wij zijn geacht als schapen der slachting.) v Ps. 44:23. 1 Kor. 4:9. 2 Kor. 4:11. |
v Ps. 44:23 Maar om Uwentwil worden wij den gansen dag gedood; wij worden geacht als slachtschapen. 1 Kor. 4:9 Want ik acht dat God ons, die de laatste apostelen zijn, tentoon heeft gesteld als tot den dood verwezen; want wij zijn een schouwspel geworden der wereld en den engelen en den mensen. 2 Kor. 4:11 Want wij die leven, worden altijd in den dood overgegeven om Jezus’ wil, opdat ook het leven van Jezus in ons sterfelijk vlees zou geopenbaard worden. |
37 Maar in dit alles zijn wij meer dan overwinnaars, door Hem Die ons liefgehad heeft. |
38 Want ik ben verzekerd dat noch dood noch leven, noch engelen noch overheden noch machten, noch tegenwoordige noch toekomende dingen, |
39 Noch hoogte noch diepte, noch enig ander schepsel ons zal kunnen scheiden van de liefde Gods, welke is in Christus Jezus, onzen Heere. |