Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
Gods volk vrij van de wet |
1 WEET gij niet, broeders (want ik spreek tot degenen die de wet verstaan), dat de wet heerst over den mens, zo langen tijd als hij leeft? |
2 aWant een vrouw die onder den man staat, is aan den levenden man bverbonden door de wet; maar indien de man gestorven is, zo is zij vrijgemaakt van de wet des mans. a 1 Kor. 7:39. b 1 Kor. 7:2, 10. |
a 1 Kor. 7:39 Een vrouw is door de wet verbonden zo langen tijd haar man leeft; maar indien haar man ontslapen is, zo is zij vrij om te trouwen dien zij wil, alleenlijk in den Heere. b 1 Kor. 7:2 Maar om der hoererijen wil zal een iegelijk man
zijn eigen vrouw hebben, en een iegelijke vrouw zal haar eigen man hebben. 1 Kor. 7:10 Doch den getrouwden gebied niet ik, maar de Heere, dat de vrouw van den man niet scheide; |
3 cDaarom dan, indien zij eens anderen mans wordt terwijl de man leeft, zo zal zij een overspeelster genaamd worden; maar indien de man gestorven is, zo is zij vrij van de wet, alzo dat zij geen overspeelster is als zij eens anderen mans wordt. c Matth. 5:32. |
c Matth. 5:32 Maar Ik zeg u, dat zo wie zijn vrouw verlaten zal, anders dan uit oorzaak van hoererij, die maakt dat zij overspel doet; en zo wie de verlatene zal trouwen, die doet overspel. |
4 Zo dan, mijne broeders, dgij zijt ook der wet gedood door het lichaam van Christus, opdat gij zoudt worden eens Anderen, namelijk Desgenen Die van de doden opgewekt is, opdat wij Gode vruchten dragen zouden. d Gal. 2:19. 1 Petr. 4:1. |
d Gal. 2:19 Want ik ben door de wet der wet gestorven, opdat ik Gode leven zou. 1 Petr. 4:1 DEWIJL dan Christus voor ons in het vlees geleden heeft, zo wapent gij u ook met dezelfde gedachte, namelijk dat wie in het vlees geleden heeft, die heeft opgehouden van de zonde; |
5 Want toen wij in het vlees waren, wrochten de bewegingen der zonden, die door de wet zijn, in onze leden, om den dood vruchten te dragen. |
6 Maar nu zijn wij vrijgemaakt van de wet, overmits wij dien gestorven zijn, onder welken wij gehouden waren; alzo dat wij dienen ein nieuwheid des Geestes, en niet in de oudheid der letter. e Rom. 2:29. 2 Kor. 3:6. |
e Rom. 2:29 Maar die is een Jood, die het in het verborgene is; en de besnijdenis des harten, in den geest, niet in de letter, is de besnijdenis; wiens lof niet is uit de mensen, maar uit God. 2 Kor. 3:6 Die ons ook bekwaam gemaakt heeft om te zijn
dienaars des Nieuwen Testaments, niet der letter, maar des Geestes; want de letter doodt, maar de Geest maakt levend. |
De wet leert de zonde kennen |
7 Wat zullen wij dan zeggen? Is de wet zonde? Dat zij verre. Ja, fik kende de zonde niet dan door de wet; want ook had ik de begeerlijkheid niet geweten zonde te zijn, indien de wet niet zeide: gGij zult niet begeren. f Rom. 3:20. Hebr. 7:18. g Ex. 20:17. Deut. 5:21. |
f Rom. 3:20 Daarom zal uit de werken der wet geen vlees gerechtvaardigd worden voor Hem; want door de wet is de kennis der zonde. Hebr. 7:18 Want de vernietiging van het voorgaande gebod geschiedt om deszelfs zwakheids en onprofijtelijkheids wil; g Ex. 20:17 Gij zult niet begeren uws naasten huis; gij zult niet begeren uws naasten vrouw, noch zijn dienstknecht, noch zijn dienstmaagd, noch zijn os, noch zijn ezel, noch iets dat uws naasten is. Deut. 5:21 En gij zult niet begeren uws naasten vrouw, en zult u niet laten gelusten uws naasten huis, zijn akker, noch zijn dienstknecht, noch zijn dienstmaagd, zijn os, noch zijn ezel, noch iets dat uws naasten is. |
8 hMaar de zonde, oorzaak genomen hebbende door het gebod, heeft in mij alle begeerlijkheid gewrocht; want zonder de wet is de zonde dood. h Joh. 15:22. Rom. 4:15; 5:20. Gal. 3:19. |
h Joh. 15:22 Indien Ik niet gekomen was en tot hen gesproken had, zij hadden geen zonde; maar nu hebben zij geen voorwendsel voor hun zonde. Rom. 4:15 Want de wet werkt toorn; want waar geen wet is, daar is ook geen overtreding. Rom. 5:20 Maar de wet is bovendien ingekomen, opdat de misdaad te meerder worde; en waar de zonde meerder geworden is, daar is de genade veel meer overvloedig geweest; Gal. 3:19 Waartoe is dan de wet? Zij is om der overtredingen wil daarbij gesteld, totdat het Zaad zou gekomen zijn, Wien het beloofd was; en zij is door de engelen besteld in de hand des middelaars. |
9 En zonder de wet, zo leefde ik eertijds; maar als het gebod gekomen is, zo is de zonde weder levend geworden, doch ik ben gestorven. |
10 En het gebod, dat ten leven was, hetzelve is mij ten dood bevonden. |
11 Want de zonde, oorzaak genomen hebbende door het gebod, heeft mij verleid en door hetzelve gedood. |
12 iAlzo is dan de wet heilig, en het gebod is heilig en rechtvaardig en goed. i 1 Tim. 1:8. |
i 1 Tim. 1:8 Doch wij weten dat de wet goed is, zo iemand die wettelijk gebruikt, |
13 Is dan het goede mij de dood geworden? Dat zij verre. Maar de zonde is mij de dood geworden, opdat zij zou openbaar worden zonde te zijn, werkende mij door het goede den dood; opdat de zonde bovenmate werd zondigende door het gebod. |
Inwendige strijd |
14 Want wij weten dat de wet geestelijk is, maar ik ben vleselijk, kverkocht onder de zonde. k Jes. 52:3. |
k Jes. 52:3 Want zo zegt de HEERE: Gijlieden zijt om niet verkocht, gij zult ook zonder geld gelost worden. |
15 Want hetgeen ik doe, dat ken ik niet; lwant hetgeen ik wil, dat doe ik niet, maar hetgeen ik haat, dat doe ik. l Gal. 5:17. |
l Gal. 5:17 Want het vlees begeert tegen den Geest, en de Geest tegen het vlees; en deze staan tegen elkander, alzo dat gij niet doet hetgeen gij wildet. |
16 En indien ik hetgene doe dat ik niet wil, zo stem ik de wet toe dat zij goed is. |
17 Ik dan doe datzelve nu niet meer, maar de zonde die in mij woont. |
18 mWant ik weet dat in mij, dat is in mijn vlees, geen goed woont; want het willen is wel bij mij, maar het goede te doen, dat vind ik niet. m Gen. 6:5; 8:21. |
m Gen. 6:5 En de HEERE zag, dat de boosheid des mensen menigvuldig was op de aarde en al het gedichtsel der gedachten zijns harten te allen dage alleenlijk boos was. Gen. 8:21 En de HEERE rook dien lieflijken reuk, en de HEERE zeide in Zijn hart: Ik zal voortaan den aardbodem niet meer vervloeken om des mensen wil, want het gedichtsel van des mensen hart is boos van zijn jeugd aan; en Ik zal voortaan niet meer al het levende slaan, gelijk als Ik gedaan heb. |
19 Want het goede, dat ik wil, doe ik niet, maar het kwade, dat ik niet wil, dat doe ik. |
20 Indien ik hetgene doe dat ik niet wil, zo doe ik nu hetzelve niet meer, maar de zonde die in mij woont. |
21 Zo vind ik dan deze wet in mij: als ik het goede wil doen, dat het kwade mij bijligt. |
22 nWant ik heb een vermaak in de wet Gods naar den inwendigen mens, n Ef. 3:16. |
n Ef. 3:16 Opdat Hij u geve, naar den rijkdom Zijner heerlijkheid, met kracht versterkt te worden door Zijn Geest in den inwendigen mens; |
23 oMaar ik zie een andere wet in mijn leden, welke strijdt tegen de wet mijns gemoeds, en mij gevangenneemt onder de wet der zonde, die in mijn leden is. o Gal. 5:17. |
o Gal. 5:17 Want het vlees begeert tegen den Geest, en de Geest tegen het vlees; en deze staan tegen elkander, alzo dat gij niet doet hetgeen gij wildet. |
24 Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods? |
25 Ik dank God door Jezus Christus, onzen Heere. |
26 Zo dan, ik zelf dien wel met het gemoed de wet Gods, maar met het vlees de wet der zonde. |