Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
1 De apostel wijst aan wat voordeel de Joden hebben. 3 En beantwoordt enige lasterlijke tegenwerpingen, die iemand uit zijn voorgaande leer kon trekken. 9 En bewijst met klare getuigenissen des Ouden Testaments, dat hij terecht gezegd heeft, dat ook zelfs de Joden grote overtreders zijn van Gods wet. 20 Besluit daarom, dat uit de werken der wet niemand kan voor God gerechtvaardigd worden. 21 Maar dat God een andere wijze van rechtvaardigmaking in Zijn Woord heeft geopenbaard. 22 Namelijk de rechtvaardigmaking uit genade, door het geloof in Jezus Christus, Die door Zijn bloed onze Verzoening met God is geworden. 27 Waardoor de roem wordt uitgesloten. 29 En dat niet alleen voor de Joden, maar ook voor de Grieken of heidenen. |
Het grote voorrecht der Joden |
1 WELK is dan 1het voordeel van den Jood? Of welke is de nuttigheid der besnijdenis? |
| 1 Of: de uitnemendheid, namelijk boven de heidenen, indien het uitwendig Jodendom en de besnijdenis voor God niet geldt tot rechtvaardigheid, gelijk in de laatste vijf verzen in het voorgaande hoofdstuk geleerd is. |
|
2 Veel in alle manier. aWant dit is wel 2het eerste, dat hun 3de woorden Gods zijn toebetrouwd. |
| a Ps. 147:19. Rom. 9:4. |
| Ps. 147:19 Hij maakt Jakob Zijn woorden bekend,
Israël Zijn inzettingen en Zijn rechten. Rom. 9:4 Welke Israëlieten zijn, welker is de aanneming tot kinderen, en de heerlijkheid, en de verbonden, en de wetgeving, en de dienst Gods, en de beloftenissen; |
| 2 Dat is, het voornaamste, dat het fundament is van alle andere voordelen, die de apostel breder verhaalt Rom. 9:4, 5. Ef. 2:11, 12. |
| Rom. 9:4 Welke Israëlieten zijn, welker is de aanneming tot kinderen, en de heerlijkheid, en de verbonden, en de wetgeving, en de dienst Gods, en de beloftenissen; Rom. 9:5 Welker zijn de vaders, en uit welke Christus is, zoveel het vlees aangaat, Dewelke is God boven alles te prijzen in der eeuwigheid. Amen. Ef. 2:11 Daarom, gedenkt dat gij, die eertijds heidenen waart in het vlees, en die voorhuid genaamd werdt van degenen die genaamd zijn besnijdenis in het vlees, die met handen geschiedt; Ef. 2:12 Dat gij in dien tijd waart zonder Christus, vervreemd van het burgerschap Israëls, en vreemdelingen van de verbonden der belofte, geen hoop hebbende, en zonder God in de wereld. |
| 3 Dat is, de instrumenten Zijns verbonds, begrepen in de Schriften van Mozes en de profeten, Ps. 147:19, 20. Hand. 7:38. |
| Ps. 147:19 Hij maakt Jakob Zijn woorden bekend,
Israël Zijn inzettingen en Zijn rechten. Ps. 147:20 Alzo heeft Hij geen volk gedaan; en Zijn rechten, die kennen zij niet. Hallelujah. Hand. 7:38 Deze is het die in de vergadering des volks in de woestijn was met den Engel, Die tot hem sprak op den berg Sinaï, en met onze vaderen; welke de levende woorden ontving, om ons die te geven; |
|
3 Want wat is het, 4al zijn sommigen ongelovig geweest? Zal b5hun ongelovigheid 6het geloof Gods tenietdoen? |
| 4 Dat is, een groot deel derzelve, namelijk die door hun eigen ongeloof de voordelen, hun van God verleend, krachteloos maken. Zie Hos. 8:12. Hebr. 3:16, 17, 18. |
| Hos. 8:12 Ik schrijf hem de voortreffelijkheden Mijner wet voor, maar
die zijn geacht als wat vreemds. Hebr. 3:16 Want sommigen, als zij die gehoord hadden, hebben Hem verbitterd, doch niet allen die uit Egypte door Mozes uitgegaan zijn. Hebr. 3:17 Over welke nu is Hij vertoornd geweest veertig jaren? Was het niet over degenen die gezondigd hadden, welker lichamen gevallen zijn in de woestijn? Hebr. 3:18 En welken heeft Hij gezworen dat zij in Zijn rust niet zouden ingaan, anders dan dengenen die ongehoorzaam geweest waren? |
| b Num. 23:19. Rom. 9:6. 2 Tim. 2:13. |
| Num. 23:19 God is geen man, dat Hij liegen zou, noch eens mensen kind, dat het Hem berouwen zou; zou Hij het zeggen en niet doen, of spreken en niet bestendig maken? Rom. 9:6 Doch ik zeg
dit niet alsof het woord Gods ware uitgevallen. Want die zijn niet allen Israël, die uit Israël zijn; 2 Tim. 2:13 Indien wij ontrouw zijn, Hij blijft getrouw; Hij kan Zichzelven niet verloochenen. |
| 5 Dat is, derzelver of zulker ongelovigheid. |
| 6 Dat is, de trouw en waarheid Gods, Die onder dat volk, niettegenstaande de ondankbaarheid van velen, altijd de Zijnen heeft willen behouden, en nog behoudt, op welke de beloften Gods inzonderheid zien, en haar krachten hebben, Rom. 9:8, 27; 11:1, enz. |
| Rom. 9:8 Dat is, niet de kinderen des vleses, die zijn kinderen Gods; maar de kinderen der beloftenis worden voor het zaad gerekend. Rom. 9:27 En Jesaja roept over Israël: Al ware het getal der kinderen Israëls gelijk het zand der zee, zo zal het overblijfsel behouden worden. Rom. 11:1 IK zeg dan: Heeft God Zijn volk verstoten? Dat zij verre; want ik ben ook een Israëliet, uit het zaad Abrahams, van den stam van Benjamin. |
|
4 Dat zij verre. cDoch God 7zij waarachtig, dmaar alle mens leugenachtig, gelijk als geschreven is: eOpdat Gij 8gerechtvaardigd wordt in Uw woorden, en 9overwint wanneer Gij 10oordeelt. |
| c Joh. 3:33. |
| Joh. 3:33 Die Zijn getuigenis aangenomen heeft, die heeft verzegeld dat God waarachtig is. |
| 7 Namelijk in het onderhouden van Zijn verbond en volbrengen van Zijn beloften, al is het dat de mensen dezelve onwaardig zijn. |
| d Ps. 116:11. |
| Ps. 116:11 Ik zeide in mijn haasten: Alle mensen zijn leugenaars. |
| e Ps. 51:6. |
| Ps. 51:6 Tegen U, U alleen, heb ik gezondigd, en gedaan wat kwaad is in Uw ogen; opdat Gij rechtvaardig zijt in Uw spreken en rein zijt in Uw richten. |
| 8 Dat is, voor rechtvaardig en trouw erkend. |
| 9 Dat is, in Uw oordelen zuiver en zonder blaam bevonden wordt. David breekt uit in deze bekentenis, uit aanmerking van zijn zonde tegen God begaan, en van de belofte der vergeving hem van Nathan verkondigd. |
| 10 Of: geoordeeld wordt; want het Griekse woord kan beide deze overzettingen verdragen; maar de Hebreeuwse tekst vereist het eerste, hetwelk ook best overeenkomt met Paulus’ voornemen, hetwelk is te bewijzen dat God altijd zuiver en rechtvaardig blijft, of overwint, wanneer Hij oordeelt, dat is, de zonden der mensen in de kinderen der ongehoorzaamheid naar verdiensten straft, of wanneer Hij, naar Zijn beloften, Zich ontfermt over de zonden van Zijn kinderen, hetwelk ook door Gods oordeel, doch in Zijn barmhartigheid, geschiedt, Matth. 12:18, 20. De waarheid Gods in het houden van Zijn beloften wordt ook in de Schrift gerechtigheid Gods genaamd, Ps. 143:11. 1 Joh. 1:9. |
| Matth. 12:18 Zie, Mijn Knecht, Welken Ik verkoren heb, Mijn Beminde, in Welken Mijn ziel een welbehagen heeft. Ik zal Mijn Geest op Hem leggen, en Hij zal het oordeel den heidenen verkondigen. Matth. 12:20 Het gekrookte riet zal Hij niet verbreken en het rokende lemmet zal Hij niet uitblussen, totdat Hij het oordeel zal uitbrengen tot overwinning. Ps. 143:11 O HEERE, maak mij levend om Uws Naams wil; voer mijn ziel uit de benauwdheid om Uw gerechtigheid. 1 Joh. 1:9 Indien wij onze zonden belijden, Hij is getrouw en rechtvaardig, dat Hij ons de zonden vergeve en ons reinige van alle ongerechtigheid. |
|
5 Indien nu onze ongerechtigheid 11Gods gerechtigheid 12bevestigt, wat zullen wij zeggen? Is God onrechtvaardig als Hij 13toorn over ons brengt? (Ik spreek 14naar den mens.) |
| 11 Dat is, trouw en waarheid, als tevoren. |
| 12 Of: recommandeert, dat is, prijselijk en klaarblijkelijk maakt, Rom. 5:8. |
| Rom. 5:8 Maar God bevestigt Zijn liefde jegens ons, dat Christus voor ons gestorven is als wij nog zondaars waren. |
| 13 Dat is, straf, eigenlijk genoemd over sommigen, of ook Vaderlijke kastijdingen over de Zijnen, Ps. 6:2. |
| Ps. 6:2 O HEERE, straf mij niet in Uw toorn, en kastijd mij niet in Uw grimmigheid. |
| 14 Dat is, naar menselijke bedenking of oordeel, hetwelk menen zou dat God niet behoorde te straffen hetgeen Zijn eer bevordert. |
|
6 15Dat zij verre; anderszins hoe zal God de wereld oordelen? |
| 15 Gr. Het geschiede niet, namelijk dat God, al doet Hij zulks, daarom zou onrechtvaardig zijn, dewijl Hij een Rechter is der gehele wereld, Die alles altijd wijselijk en rechtvaardiglijk doet, al kunnen de mensen dat niet altijd begrijpen. Zie Gen. 18:25. Mal. 2:17. |
| Gen. 18:25 Het zij verre van U zulk een ding te doen, te doden den rechtvaardige met den goddeloze, dat de rechtvaardige zij gelijk de goddeloze; verre zij het van U; zou de Rechter der ganse aarde geen recht doen? Mal. 2:17 Gij vermoeit den HEERE met uw woorden; nog zegt gij: Waarmede vermoeien wij Hem? Daarmede, dat gij zegt: Al wie kwaad doet, is goed in de ogen des HEEREN, en Hij heeft lust aan zodanigen; of, waar is de God des oordeels? |
|
7 Want indien de waarheid Gods 16door mijn leugen 17overvloediger is geworden tot Zijn heerlijkheid, wat word ik ook nog 18als een zondaar geoordeeld? |
| 16 Dat is, trouweloosheid, ongehoorzaamheid; en wordt hier gesteld tegen de waarheid of getrouwheid Gods in het houden van Zijn beloften. |
| 17 Dat is, openbaarder, klaarblijkelijker. |
| 18 Dat is, gehouden en gestraft, vers 5. |
| vers 5 Indien nu onze ongerechtigheid Gods gerechtigheid bevestigt, wat zullen wij zeggen? Is God onrechtvaardig als Hij toorn over ons brengt? (Ik spreek naar den mens.) |
|
8 En zeggen wij niet liever (19gelijk wij gelasterd worden, en gelijk 20sommigen zeggen dat wij zeggen): Laat ons het kwade doen, opdat het goede daaruit kome? 21Welker verdoemenis rechtvaardig is. |
| 19 Dat is, gelijk zulke gevolgen uit hetgeen wij van Gods genade en rechtvaardigheid leren, ons lasterlijk nagegeven worden. |
| 20 Namelijk verkeerde mensen, die onze leer verdraaien. |
| 21 In deze woorden is een korte wederlegging van hetgeen vss. 7, 8 tegen de leer van Paulus is ingevoerd, namelijk dat het zover vandaar is, dat hij zulke gevolgen zou toestemmen, dat hij zelfs degenen die dat zeggen, Gods oordeel dreigt. |
| vers 7 Want indien de waarheid Gods door mijn leugen overvloediger is geworden tot Zijn heerlijkheid, wat word ik ook nog als een zondaar geoordeeld? vers 8 En zeggen wij niet liever (gelijk wij gelasterd worden, en gelijk sommigen zeggen dat wij zeggen): Laat ons het kwade doen, opdat het goede daaruit kome? Welker verdoemenis rechtvaardig is. |
Er is niemand rechtvaardig |
9 Wat dan? Zijn 22wij 23uitnemender? Ganselijk niet; want wij hebben 24tevoren 25beschuldigd beide Joden en Grieken, fdat zij allen onder de zonde zijn, |
| 22 Namelijk Joden. |
| 23 Dat is, van onszelven beter, rechtvaardiger, namelijk dan de heidenen. |
| 24 Namelijk in de eerste twee hoofdstukken. |
| 25 Dat is, met vaste redenen bewezen of overtuigd. Het Griekse woord betekent dikmaals iemand in rechte beschuldigen en met goed bewijs overtuigen. |
| f Gal. 3:22. |
| Gal. 3:22 Maar de Schrift heeft het alles onder de zonde besloten, opdat de belofte uit het geloof van Jezus Christus den gelovigen zou gegeven worden. |
|
10 26Gelijk geschreven is: gEr is niemand rechtvaardig, ook niet één; |
| 26 Uit al deze plaatsen bewijst de apostel dat niet alleen de heidenen maar ook de Joden in zichzelven onrechtvaardig zijn voor God. |
| g Ps. 14:3; 53:4. |
| Ps. 14:3 Zij zijn allen afgeweken, tezamen zijn zij stinkende geworden; er is niemand die goed doet, ook niet één. Ps. 53:4 Eenieder van hen is teruggekeerd, tezamen zijn zij stinkende geworden; er is niemand die goed doet, ook niet één. |
|
11 Er is niemand die 27verstandig is, er is niemand die 28God zoekt; |
| 27 Namelijk om God recht te kennen. |
| 28 Namelijk om Hem recht te dienen. |
|
12 Allen zijn zij afgeweken, tezamen zijn zij 29onnut geworden; er is niemand die goed doet, er is ook niet tot één toe. |
| 29 Dat is, onbekwaam om goed te doen, gelijk verrotte en stinkende dingen die men wegwerpt. |
|
13 hHun keel is 30een geopend graf; met hun tongen plegen zij bedrog; i31slangenvenijn is onder hun lippen; |
| h Ps. 5:10. |
| Ps. 5:10 Want in hun mond is niets rechts, hun binnenste is enkel verderving, hun keel is een open graf, met hun tong vleien zij. |
| 30 Namelijk waar niets dan vuiligheid in is, en niets dan stank uit komt. |
| i Ps. 140:4. |
| Ps. 140:4 Zij scherpen hun tong als een slang; heet addervergift is onder hun lippen. Sela. |
| 31 Dat is, dodelijk vergif van kwaadspreken. |
|
14 kWelker mond vol is van vervloeking en bitterheid; |
| k Ps. 10:7. |
| Ps. 10:7 Zijn mond is vol van vloek en bedriegerijen en list; onder zijn tong is moeite en ongerechtigheid. |
|
15 lHun voeten zijn snel om 32bloed te vergieten; |
| l Spr. 1:16. Jes. 59:7. |
| Spr. 1:16 Want hun voeten lopen ten boze, en zij haasten zich om bloed te storten. Jes. 59:7 Hun voeten lopen tot het kwade en zij haasten om onschuldig bloed te vergieten; hun gedachten zijn gedachten der ongerechtigheid, verstoring en verbreking is op hun banen. |
| 32 Dat is, allerlei wreedheid en geweld te doen. |
|
16 Vernieling en 33ellendigheid is in hun wegen; |
| 33 Namelijk die zij anderen aandoen. |
|
17 En 34den weg des vredes hebben zij niet gekend. |
| 34 Namelijk om zelven in rust te leven, en anderen in rust te laten. |
|
18 mEr is geen 35vreze Gods voor hun ogen. |
| m Ps. 36:2. |
| Ps. 36:2 De overtreding des goddelozen spreekt in het binnenste van mijn hart: Er is geen vreze Gods voor zijn ogen. |
| 35 Namelijk die de grond en fontein is van alle andere deugden; waarmede de apostel besluit, niet dat al deze ondeugden in alle natuurlijke mensen even krachtiglijk altijd uitbreken, maar omdat de kwade fontein van deze alle in hen is, en dat altijd enige van dien in hun leven openbaar zijn. |
|
19 Wij weten nu dat al wat de wet zegt, zij dat 36spreekt tot degenen die onder de wet zijn; opdat alle mond gestopt worde en de gehele wereld voor God 37verdoemelijk zij. |
| 36 Deze reden doet de apostel daarbij om te tonen dat hij dit terecht op de Joden duidt, dewijl God in Zijn Woord door Zijn profeten tot de Joden spreekt. |
| 37 Dat is, der verdoemenis, of des rechtvaardigen oordeels Gods schuldig. |
|
20 n38Daarom zal uit de werken der wet 39geen vlees 40gerechtvaardigd worden voor Hem; owant door de wet is 41de kennis der zonde. |
| n Gal. 2:16. |
| Gal. 2:16 Doch
wetende dat de mens niet gerechtvaardigd wordt uit de werken der wet, maar door het geloof van Jezus Christus, zo hebben wij ook in Christus Jezus geloofd, opdat wij zouden gerechtvaardigd worden uit het geloof van Christus en niet uit de werken der wet; daarom dat uit de werken der wet geen vlees zal gerechtvaardigd worden. |
| 38 Hier besluit Paulus uit het gehele voorgaande bewijs van het 17de vers van het eerste hoofdstuk tot hiertoe, dat de mens door zijn werken niet kan gerechtvaardigd worden voor God. |
| 39 Dat is, geen levend mens, Ps. 143:2. Gal. 2:16. |
| Ps. 143:2 En ga niet in het gericht met Uw knecht; want niemand die leeft, zal voor Uw aangezicht rechtvaardig zijn. Gal. 2:16 Doch
wetende dat de mens niet gerechtvaardigd wordt uit de werken der wet, maar door het geloof van Jezus Christus, zo hebben wij ook in Christus Jezus geloofd, opdat wij zouden gerechtvaardigd worden uit het geloof van Christus en niet uit de werken der wet; daarom dat uit de werken der wet geen vlees zal gerechtvaardigd worden. |
| 40 Hetwelk niet betekent rechtvaardigheid of heiligheid instorten; want het zou geen zin hier hebben: geen vlees kan de rechtvaardigheid ingestort worden voor God; maar het betekent voor Gods oordeel van de verdoemenis vrijgesproken, en voor rechtvaardig gehouden worden. Zie Job 9:2, 3. Ps. 143:2. Rom. 8:33, 34. Gal. 2:16, 17, enz. |
| Job 9:2 Waarlijk, ik weet dat het zo is; want hoe zou de mens rechtvaardig zijn bij God? Job 9:3 Zo hij lust heeft om met Hem te twisten, niet één uit duizend zal hij Hem beantwoorden. Ps. 143:2 En ga niet in het gericht met Uw knecht; want niemand die leeft, zal voor Uw aangezicht rechtvaardig zijn. Rom. 8:33 Wie zal beschuldiging inbrengen tegen de uitverkorenen Gods? God is het Die rechtvaardig maakt. Rom. 8:34 Wie is het die verdoemt? Christus is het Die gestorven is; ja, wat meer is, Die ook opgewekt is, Die ook ter rechterhand Gods is, Die ook voor ons bidt. Gal. 2:16 Doch
wetende dat de mens niet gerechtvaardigd wordt uit de werken der wet, maar door het geloof van Jezus Christus, zo hebben wij ook in Christus Jezus geloofd, opdat wij zouden gerechtvaardigd worden uit het geloof van Christus en niet uit de werken der wet; daarom dat uit de werken der wet geen vlees zal gerechtvaardigd worden. Gal. 2:17 Maar indien wij, die in Christus zoeken gerechtvaardigd te worden, ook zelven zondaars bevonden worden, is dan Christus een dienaar der zonde? Dat zij verre. |
| o Rom. 7:7. Hebr. 7:18. |
| Rom. 7:7 Wat zullen wij dan zeggen? Is de wet zonde? Dat zij verre. Ja, ik kende de zonde niet dan door de wet; want ook had ik de begeerlijkheid niet geweten zonde te zijn, indien de wet niet zeide: Gij zult niet begeren. Hebr. 7:18 Want de vernietiging van het voorgaande gebod geschiedt om deszelfs zwakheids en onprofijtelijkheids wil; |
| 41 Namelijk wanneer de wet den mens voorstelt wat God gebiedt en verbiedt; en de consciëntie des mensen hem overtuigt dat hij daartegen met gedachten, lusten, woorden en werken heeft misdaan, Rom. 7:7. Gal. 3:19, 22. |
| Rom. 7:7 Wat zullen wij dan zeggen? Is de wet zonde? Dat zij verre. Ja, ik kende de zonde niet dan door de wet; want ook had ik de begeerlijkheid niet geweten zonde te zijn, indien de wet niet zeide: Gij zult niet begeren. Gal. 3:19 Waartoe is dan de wet? Zij is om der overtredingen wil daarbij gesteld, totdat het Zaad zou gekomen zijn, Wien het beloofd was; en zij is door de engelen besteld in de hand des middelaars. Gal. 3:22 Maar de Schrift heeft het alles onder de zonde besloten, opdat de belofte uit het geloof van Jezus Christus den gelovigen zou gegeven worden. |
Rechtvaardiging om niet door het geloof |
21 Maar nu is 42pde rechtvaardigheid Gods geopenbaard geworden 43zonder de wet, hebbende getuigenis 44van de Wet en de Profeten: |
| 42 Dat is, die voor God geldt, en die God schenkt. |
| p Rom. 1:17. Filipp. 3:9. |
| Rom. 1:17 Want de rechtvaardigheid Gods wordt in hetzelve geopenbaard uit geloof tot geloof; gelijk geschreven is: Maar de rechtvaardige zal uit het geloof leven. Filipp. 3:9 En in Hem gevonden worde, niet hebbende mijn rechtvaardigheid die uit de wet is, maar die door het geloof van Christus is, namelijk
de rechtvaardigheid die uit God is door het geloof; |
| 43 Dat is, niet door de wet, die volkomen gehoorzaamheid van den mens zelven eist, maar door het Evangelie, dat ons op Christus’ gehoorzaamheid wijst, Rom. 1:16, 17. |
| Rom. 1:16 Want ik schaam mij het Evangelie van Christus niet; want het is een kracht Gods tot zaligheid een iegelijk die gelooft, eerst den Jood, en ook den Griek. Rom. 1:17 Want de rechtvaardigheid Gods wordt in hetzelve geopenbaard uit geloof tot geloof; gelijk geschreven is: Maar de rechtvaardige zal uit het geloof leven. |
| 44 Dat is, van de Schriften van Mozes, die van de rechtvaardigheid Gods door Christus getuigen, gelijk ook de profeten. Zie Joh. 5:46. Hand. 15:11; 26:22, enz. |
| Joh. 5:46 Want indien gij Mozes geloofdet, zo zoudt gij Mij geloven; want hij heeft van Mij geschreven. Hand. 15:11 Maar wij geloven door de genade des Heeren Jezus Christus zalig te worden, op zulke wijze als ook zij. Hand. 26:22 Dan, hulpe van God verkregen hebbende, sta ik tot op dezen dag, betuigende beide klein en groot; niets zeggende buiten hetgeen de profeten en Mozes gesproken hebben dat geschieden zou: |
|
22 Namelijk de rechtvaardigheid Gods door het geloof van Jezus Christus, tot allen en over allen die geloven; want er is 45geen onderscheid. |
| 45 Namelijk tussen Joden en Grieken, als zij maar geloven. |
|
23 Want zij hebben allen gezondigd, en 46derven de heerlijkheid Gods, |
| 46 Gr. hysterountai, hetwelk betekent eigenlijk in het verkrijgen van enige zaken, inzonderheid in het lopen naar den prijs, verachteren of tekortkomen en derhalve dien moeten derven; gelijk alle mensen tekortkomen die door hun werken de heerlijkheid Gods, dat is, het eeuwige leven zoeken te verkrijgen. |
|
24 q47En worden 48om niet gerechtvaardigd, uit Zijn genade, door 49de verlossing die in Christus Jezus is; |
| q Jes. 53:5. |
| Jes. 53:5 Maar Hij is om onze overtredingen verwond, om onze ongerechtigheden is Hij verbrijzeld; de straf die ons den vrede aanbrengt, was op Hem, en door Zijn striemen is ons genezing geworden. |
| 47 Vanhier verder beschrijft de apostel al de oorzaken en eigenschappen van de rechtvaardigmaking des geloofs, die ons in het Evangelie geopenbaard is. De opperste oorzaak dan is de onverdiende genade Gods, de bewegende en verdienende oorzaak is de verzoening en verlossing door Christus geschied; het middel, waardoor ons die wordt toegerekend, is het geloof in het bloed van Christus; het einde is de betoning van Gods gerechtigheid en de vergeving der zonden. De eigenschap is, dat alle roem des mensen voor God hierdoor wordt uitgesloten, en dat dezelve geopenbaard is, niet alleen voor de Joden, maar ook voor de heidenen. |
| 48 Gr. te geef, dat is, door enkel gift, zonder enige verdienste. |
| 49 Gr. apolytrosis, hetwelk hoewel het somwijlen wat breder genomen wordt voor allerlei verlossing, zo betekent het nochtans eigenlijk een verlossing die geschiedt door opbrenging of betaling van rantsoen, gelijk Christus Zelf spreekt Matth. 20:28. Zie ook 1 Kor. 7:23. 1 Petr. 1:18. |
| Matth. 20:28 Gelijk de Zoon des mensen niet is gekomen om gediend te worden, maar om te dienen en Zijn ziel te geven tot een rantsoen voor velen. 1 Kor. 7:23 Gij zijt duur gekocht; wordt geen dienstknechten der mensen. 1 Petr. 1:18 Wetende dat gij niet door vergankelijke dingen, zilver of goud, verlost zijt uit uw ijdelen wandel, die u
van de vaderen overgeleverd is, |
|
25 rWelken God 50voorgesteld heeft stot een 51Verzoening door het geloof 52in Zijn bloed, 53tot een betoning van Zijn rechtvaardigheid, door de vergeving der zonden 54die tevoren geschied zijn 55onder de verdraagzaamheid Gods, |
| r 2 Kor. 5:19. Kol. 1:20. Hebr. 4:16. 1 Joh. 4:10. |
| 2 Kor. 5:19 Want God was in Christus de wereld met Zichzelven verzoenende, hun zonden hun niet toerekenende, en heeft het woord der verzoening in ons gelegd. Kol. 1:20 En dat Hij door Hem vrede gemaakt hebbende door het bloed Zijns kruises, door Hem, zeg ik, alle dingen verzoenen zou tot Zichzelven, hetzij de dingen die op de aarde, hetzij de dingen die in de hemelen zijn. Hebr. 4:16 Laat ons dan met vrijmoedigheid toegaan tot den troon der genade, opdat wij barmhartigheid mogen verkrijgen, en genade vinden om geholpen te worden te bekwamer tijd. 1 Joh. 4:10 Hierin is de liefde, niet dat wij God liefgehad hebben, maar dat Hij ons lief heeft gehad, en Zijn Zoon gezonden heeft tot een Verzoening voor onze zonden. |
| 50 Namelijk eerst in Zijn eeuwigen raad, en daarna door uitvoering van dien in de volheid des tijds, en eindelijk door de predicatie des Evangelies, 2 Tim. 1:9, 10, 11. 1 Petr. 1:20, 21, 22. |
| 2 Tim. 1:9 Die ons heeft zalig gemaakt, en geroepen met een heilige roeping, niet naar onze werken, maar naar Zijn eigen voornemen en genade, die ons gegeven is in Christus Jezus vóór de tijden der eeuwen, 2 Tim. 1:10 Doch nu geopenbaard is door de verschijning van onzen Zaligmaker Jezus Christus, Die den dood heeft tenietgedaan, en het leven en de onverderfelijkheid aan het licht gebracht door het Evangelie; 2 Tim. 1:11 Waartoe ik gesteld ben een prediker en een apostel en een leraar der heidenen; 1 Petr. 1:20 Dewelke wel voorgekend is geweest voor de grondlegging der wereld, maar geopenbaard is in deze laatste tijden om uwentwil, 1 Petr. 1:21 Die door Hem gelooft in God, Welke Hem opgewekt heeft uit de doden, en Hem heerlijkheid gegeven heeft, opdat uw geloof en hoop op God zijn zou. 1 Petr. 1:22 Hebbende dan uw zielen gereinigd in de gehoorzaamheid der waarheid, door den Geest, tot ongeveinsde broederlijke liefde, zo hebt elkander vuriglijk lief uit een rein hart; |
| s Ex. 25:17. |
| Ex. 25:17 Gij zult ook een verzoendeksel maken van louter goud; twee ellen en een halve zal zijn lengte zijn, en anderhalve el zijn breedte. |
| 51 Gr. Hilasterion, dat is, om te zijn een Verzoener, namelijk der zondaren. De apostel ziet hier op den genadestoel of het verzoendeksel van zuiver goud gemaakt, dat de ark des verbonds, waarin de tafelen der wet lagen, bedekte; hetwelk ook hilasterion genaamd wordt, Hebr. 9:5, en was een voorbeeld, dat Christus door Zijn zuiverheid en gehoorzaamheid onze overtredingen tegen de wet voor Gods aanschijn zou bedekken, en ons met God verzoenen. |
| Hebr. 9:5 En boven over deze ark waren de cherubijnen der heerlijkheid, die het verzoendeksel beschaduwden; van welke dingen wij nu van stuk tot stuk niet zullen zeggen. |
| 52 Dat is, in of door Zijn bloedig lijden en sterven. Deze woorden kunnen gevoegd worden óf bij het woord Verzoening, dat Christus ons door Zijn bloed met God verzoend heeft; óf met het woord geloof, omdat het geloof, waardoor wij gerechtvaardigd worden, voornamelijk ziet op de gehoorzaamheid van Christus tot den dood des kruises toe, en daarop steunt en vertrouwt; hetwelk met het oogmerk des apostels schijnt best overeen te komen. Zie ook 2 Kor. 5:19, 20, 21. Gal. 2:20. |
| 2 Kor. 5:19 Want God was in Christus de wereld met Zichzelven verzoenende, hun zonden hun niet toerekenende, en heeft het woord der verzoening in ons gelegd. 2 Kor. 5:20 Zo zijn wij dan gezanten van Christuswege, alsof God door ons bade; wij bidden van Christuswege: Laat u met God verzoenen. 2 Kor. 5:21 Want Dien Die geen zonde gekend heeft, heeft Hij zonde voor ons gemaakt, opdat wij zouden worden rechtvaardigheid Gods in Hem. Gal. 2:20 Ik ben met Christus gekruist; en ik leef, doch
niet meer ik, maar Christus leeft in mij; en hetgeen ik nu in het vlees leef, dat leef ik door het geloof des Zoons Gods, Die mij liefgehad heeft en Zichzelven voor mij overgegeven heeft. |
| 53 Dat is, om te betonen Zijn trouw en waarheid in het houden van Zijn beloften, Luk. 1:69, 70, of ook om te bewijzen dat Hij rechtvaardig is, dewijl Hij zelfs in Christus de zonden straft; welke Hij in het Oude Testament vergeven heeft om deze verzoening die geschieden zou, en in het Nieuwe dagelijks vergeeft den gelovigen om dezelve voldoening die nu geschied is; hetwelk de volgende woorden schijnen mede te brengen. |
| Luk. 1:69 En heeft een Hoorn der zaligheid ons opgericht in het huis van David, Zijn knecht; Luk. 1:70 Gelijk Hij gesproken heeft door den mond Zijner heilige profeten, die van het begin der wereld geweest zijn; |
| 54 Namelijk onder het Oude Testament, die God in Christus eerst in de volheid des tijds gestraft heeft, tot dien tijd dezelve overziende, Hebr. 9:15. Of: die de mensen gedaan hebben eer zij door het geloof gerechtvaardigd worden. Hoewel ook de zonden die na de bekering gedaan worden, niet anders worden vergeven dan om de voldoening van Christus, Filipp. 3:9. Hebr. 10:14. 1 Joh. 1:7; 2:2. |
| Hebr. 9:15 En daarom is Hij de Middelaar des Nieuwen Testaments, opdat, de dood daartussen gekomen zijnde tot verzoening der overtredingen die onder het eerste Testament waren, degenen die geroepen zijn, de beloftenis der eeuwige erve ontvangen zouden. Filipp. 3:9 En in Hem gevonden worde, niet hebbende mijn rechtvaardigheid die uit de wet is, maar die door het geloof van Christus is, namelijk
de rechtvaardigheid die uit God is door het geloof; Hebr. 10:14 Want met één offerande heeft Hij in eeuwigheid volmaakt degenen die geheiligd worden. 1 Joh. 1:7 Maar indien wij in het licht wandelen, gelijk Hij in het licht is, zo hebben wij gemeenschap met elkander, en het bloed van Jezus Christus, Zijn Zoon, reinigt ons van alle zonde. 1 Joh. 2:2 En Hij is een Verzoening voor onze zonden; en niet alleen voor de onze, maar ook voor de zonden
der gehele wereld. |
| 55 Gr. in. Deze woorden worden van sommigen gevoegd met het volgende vers, doch hangen beter aan het voorgaande. |
|
26 56Tot een betoning van Zijn rechtvaardigheid in dezen tegenwoordigen tijd; opdat Hij rechtvaardig zij, en rechtvaardigende dengene die uit het geloof van Jezus is. |
| 56 Zie de verklaring van het voorgaande vers. |
|
27 Waar is dan 57de roem? Hij is uitgesloten. Door wat wet? Der werken? Neen, maar door 58de wet des geloofs. |
| 57 Namelijk waarvan enig mens in zijn rechtvaardigmaking voor God zou mogen roemen. |
| 58 Dat is, het voorschrift of de leer des geloofs, die hij door een Hebreeuwse wijze van spreken bij gelijkenis een wet noemt, gelijk Jes. 2:3. |
| Jes. 2:3 En vele volken zullen heengaan en zeggen: Komt, laat ons opgaan tot den berg des HEEREN, tot het huis van den God Jakobs, opdat Hij ons lere van Zijn wegen en dat wij wandelen in Zijn paden. Want uit Sion zal de wet uitgaan, en des HEEREN woord uit Jeruzalem. |
|
28 tWij besluiten dan dat de mens door het geloof gerechtvaardigd wordt, 59zonder de werken der wet. |
| t Hand. 13:38. Rom. 8:3. Gal. 2:16. Hebr. 7:25. |
| Hand. 13:38 Zo zij u dan bekend, mannen broeders, dat door Dezen u vergeving der zonden verkondigd wordt; Rom. 8:3 Want hetgeen der wet onmogelijk was, dewijl zij door het vlees krachteloos was, heeft God, Zijn Zoon zendende in gelijkheid des zondigen vleses, en dat
voor de zonde, de zonde veroordeeld in het vlees; Gal. 2:16 Doch
wetende dat de mens niet gerechtvaardigd wordt uit de werken der wet, maar door het geloof van Jezus Christus, zo hebben wij ook in Christus Jezus geloofd, opdat wij zouden gerechtvaardigd worden uit het geloof van Christus en niet uit de werken der wet; daarom dat uit de werken der wet geen vlees zal gerechtvaardigd worden. Hebr. 7:25 Waarom Hij ook volkomenlijk kan zalig maken degenen die door Hem tot God gaan, alzo Hij altijd leeft om voor hen te bidden. |
| 59 Namelijk die niet alleen voor de bekering geschieden, maar ook na de bekering, gelijk van den apostel in het navolgende hoofdstuk met het voorbeeld van Abraham en van David klaarlijk zal bewezen worden. |
|
29 60Is God een God der Joden alleen? En is Hij het niet ook der heidenen? Ja, ook der heidenen; |
| 60 Namelijk nu in het Nieuwe Testament, wanneer het onderscheid tussen Joden en heidenen is weggenomen, Ef. 2:16, 17, 18. |
| Ef. 2:16 En opdat Hij die beiden met God in één lichaam zou verzoenen door het kruis, de vijandschap aan hetzelve gedood hebbende. Ef. 2:17 En komende, heeft Hij door het Evangelie vrede verkondigd u die verre waart en dien die nabij waren. Ef. 2:18 Want door Hem hebben wij beiden den toegang door één Geest tot den Vader. |
|
30 Nademaal Hij een enig God is, Die 61de besnijdenis rechtvaardigen zal uit het geloof, en 62de voorhuid door het geloof. |
| 61 Dat is, de Joden. |
| 62 Dat is, de heidenen van afkomst. |
|
31 Doen wij dan de wet teniet door het geloof? Dat zij verre; maar 63wij bevestigen de wet. |
| 63 Namelijk omdat de leer des Evangelies verklaart, dat Christus de wet voor ons heeft volbracht, tot onze rechtvaardigmaking; en dat Hij degenen die gerechtvaardigd worden, ook door Zijn Geest alzo vernieuwt, dat zij naar alle geboden Gods hun leven zoeken te richten, Rom. 8:1, 2, 3. Niet om daardoor voor God gerechtvaardigd te worden, maar om God voor deze Zijn weldaad behoorlijke dankbaarheid te bewijzen, zijn naaste te stichten, en van zijns zelfs rechtvaardigmaking voor God meer en meer verzekerd te worden; gelijk Paulus hierna, hfdst. 6; 7; 8, breder zal verklaren. |
| Rom. 8:1 ZO is er dan nu geen verdoemenis voor degenen die in Christus Jezus zijn, die niet naar het vlees wandelen, maar naar den Geest. Rom. 8:2 Want de wet des Geestes des levens in Christus Jezus heeft mij vrijgemaakt van de wet der zonde en des doods. Rom. 8:3 Want hetgeen der wet onmogelijk was, dewijl zij door het vlees krachteloos was, heeft God, Zijn Zoon zendende in gelijkheid des zondigen vleses, en dat
voor de zonde, de zonde veroordeeld in het vlees; Romeinen 7 WEET gij niet, broeders (want ik spreek tot degenen die de wet verstaan), dat de wet heerst over den mens, zo langen tijd als hij leeft? Romeinen 8 ZO is er dan nu geen verdoemenis voor degenen die in Christus Jezus zijn, die niet naar het vlees wandelen, maar naar den Geest. |