Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
De ware broederschap |
1 MAARa
wij die sterk zijn, zijn schuldig de zwakheden der onsterken te dragen en niet onszelven te behagen. a 1 Kor. 9:22. Gal. 6:1. |
a 1 Kor. 9:22 Ik ben den zwakken geworden als een zwakke, opdat ik de zwakken winnen zou; allen ben ik alles geworden, opdat ik immers enigen behouden zou. Gal. 6:1 BROEDERS, indien ook een mens overvallen ware door enige misdaad, gij die geestelijk zijt, brengt den zodanige terecht met den geest der zachtmoedigheid; ziende op uzelven, opdat ook gij niet verzocht wordt. |
2 Dat dan een iegelijk van ons zijn naaste behage ten goede, tot stichting. |
3 Want ook Christus heeft Zichzelven niet behaagd, maar gelijk geschreven is: bDe smadingen dergenen die U smaden, zijn op Mij gevallen. b Ps. 69:10. Jes. 53:4, 5. |
b Ps. 69:10 Want de ijver van Uw huis heeft mij verteerd; en de smaadheden dergenen die U smaden, zijn op mij gevallen. Jes. 53:4 Waarlijk, Hij heeft onze krankheden op Zich genomen, en onze smarten, die heeft Hij gedragen; doch wij achtten Hem dat Hij geplaagd, van God geslagen en verdrukt was. Jes. 53:5 Maar Hij is om onze overtredingen verwond, om onze ongerechtigheden is Hij verbrijzeld; de straf die ons den vrede aanbrengt, was op Hem, en door Zijn striemen is ons genezing geworden. |
4 cWant al wat tevoren geschreven is, dat is tot onze lering tevoren geschreven, opdat wij door lijdzaamheid en vertroosting der Schriften hoop hebben zouden. c Rom. 4:23, 24. |
c Rom. 4:23 Nu is het niet alleen om zijnentwil geschreven, dat het hem toegerekend is, Rom. 4:24 Maar ook om onzentwil, welken het zal toegerekend worden, namelijk dengenen die geloven in Hem Die Jezus, onzen Heere, uit de doden opgewekt heeft, |
5 Doch de God der lijdzaamheid en der vertroosting geve u ddat gij eensgezind zijt onder elkander naar Christus Jezus, d Rom. 12:16. 1 Kor. 1:10. Filipp. 2:2; 3:16. 1 Petr. 3:8. |
d Rom. 12:16 Weest eensgezind onder elkander. Tracht niet naar de hoge dingen, maar voegt u tot de nederige. Zijt niet wijs bij uzelven. 1 Kor. 1:10 Maar ik bid u, broeders, door den Naam van onzen Heere Jezus Christus, dat gij allen hetzelfde spreekt en dat onder u geen scheuringen zijn, maar dat gij samengevoegd zijt in één zelfden zin en in één zelfde gevoelen. Filipp. 2:2 Zo vervult mijn blijdschap, dat gij moogt eensgezind zijn, dezelfde liefde hebbende, van één gemoed en van één gevoelen zijnde. Filipp. 3:16 Doch waar wij toe gekomen zijn, laat ons daarin
naar denzelven regel wandelen, laat ons hetzelfde gevoelen. 1 Petr. 3:8 En eindelijk, zijt allen eensgezind, medelijdend, de broeders liefhebbende, met innerlijke barmhartigheid bewogen, vriendelijk; |
6 Opdat gij eendrachtelijk met één mond moogt verheerlijken den God en Vader van onzen Heere Jezus Christus. |
7 Daarom, neemt elkander aan, gelijk ook Christus ons aangenomen heeft tot de heerlijkheid Gods. |
8 En ik zeg dat Jezus Christus een Dienaar geworden is der besnijdenis vanwege de waarheid Gods, opdat Hij bevestigen zou de beloftenissen der vaderen, |
9 En de heidenen God vanwege de barmhartigheid zouden verheerlijken; gelijk geschreven is: eDaarom zal ik U belijden onder de heidenen, en Uw Naam lofzingen. e 2 Sam. 22:50. Ps. 18:50. |
e 2 Sam. 22:50 Daarom zal ik U, o HEERE, loven onder de heidenen, en Uw Naam zal ik psalmzingen. Ps. 18:50 Daarom zal ik U, o HEERE, loven onder de heidenen, en Uw Naam zal ik psalmzingen; |
10 En wederom zegt Hij: fWeest vrolijk, gij heidenen, met Zijn volk. f Deut. 32:43. |
f Deut. 32:43 Juicht, gij heidenen met
Zijn volk; want Hij zal het bloed Zijner knechten wreken; en Hij zal de wraak op Zijn tegenpartijen doen wederkeren, en verzoenen Zijn land en Zijn volk. |
11 En wederom: gLooft den Heere, alle gij heidenen, en prijst Hem, alle gij volken. g Ps. 117:1. |
g Ps. 117:1 LOOFT den HEERE, alle heidenen; prijst Hem, alle natiën. |
12 En wederom zegt Jesaja: hEr zal zijn de Wortel van Isaï, en Die opstaat om over de heidenen te gebieden; op Hem zullen de heidenen hopen. h Jes. 11:10. Openb. 5:5; 22:16. |
h Jes. 11:10 Want het zal geschieden ten zelven dage, dat de heidenen naar den Wortel van Isaï, Die staan zal tot een Banier der volken, zullen vragen, en Zijn rust zal heerlijk zijn. Openb. 5:5 En een van de ouderlingen zeide tot mij: Ween niet; zie, de Leeuw Die uit den stam van Juda is, de Wortel Davids, heeft overwonnen, om het boek te openen, en zijn zeven zegelen open te breken. Openb. 22:16 Ik, Jezus, heb Mijn engel gezonden, om ulieden deze dingen te getuigen in de gemeenten. Ik ben de Wortel en het Geslacht Davids, de blinkende Morgenster. |
13 De God nu der hoop vervulle ulieden met alle blijdschap en vrede in het geloven, opdat gij overvloedig moogt zijn in de hoop, door de kracht des Heiligen Geestes. |
Paulus’ roem |
14 Doch, mijne broeders, ook ik zelf ben verzekerd van u, dat gij ook zelven vol zijt van goedheid, vervuld met alle kennis, machtig om ook elkander te vermanen. |
15 Maar ik heb u eensdeels te stoutelijker geschreven, broeders, u als wederom dit
indachtig makende, om de genade die mij van God gegeven is; |
16 Opdat ik een dienaar van Jezus Christus zij onder de heidenen, het Evangelie Gods bedienende, opdat de offerande der heidenen aangenaam worde, geheiligd door den Heiligen Geest. |
17 Zo heb ik dan roem in Christus Jezus in die dingen die God aangaan. |
18 Want ik zou niet durven iets zeggen, hetwelk Christus door mij niet gewrocht heeft, tot gehoorzaamheid der heidenen, met woorden en werken, |
19 Door kracht van tekenen en wonderheden, en door de kracht van den Geest Gods, zodat ik van Jeruzalem af en rondom, tot Illýrikum toe, het Evangelie van Christus vervuld heb; |
20 En alzo zeer begerig geweest ben om het Evangelie te verkondigen, niet waar Christus genoemd was, opdat ik niet op eens anders fundament zou bouwen; |
21 Maar gelijk geschreven is: iDenwelken van Hem niet was geboodschapt, die zullen het zien; en dewelke het niet gehoord hebben, die zullen het verstaan. i Jes. 52:15. |
i Jes. 52:15 Alzo zal Hij vele heidenen besprengen, ja, de koningen zullen hun mond over Hem toehouden; want denwelken het niet verkondigd was, die zullen het zien, en welke het niet gehoord hebben, die zullen het verstaan. |
22 Waarom ik ook menigmaal kverhinderd geweest ben tot u te komen. k Rom. 1:13. 1 Thess. 2:18. |
k Rom. 1:13 Doch ik wil niet dat u onbekend zij, broeders, dat ik menigmaal voorgenomen heb tot u te komen (en ben tot nog toe verhinderd geweest), opdat ik ook onder u enige vrucht zou hebben, gelijk als ook onder de andere heidenen. 1 Thess. 2:18 Daarom hebben wij tot u willen komen (immers ik, Paulus) eenmaal en andermaal, maar de satan heeft ons belet. |
Reisplannen |
23 Maar nu geen plaats meer hebbende in deze gewesten, en van over vele jaren lgroot verlangen hebbende om tot u te komen, l vers 32. Rom. 1:10. 1 Thess. 3:10. 2 Tim. 1:4. |
l vers 32 Opdat ik met blijdschap, door den wil Gods, tot u moge komen en met u verkwikt worden. Rom. 1:10 Allen tijd in mijn gebeden biddende, of mogelijk mij nog te eniger tijd goede gelegenheid gegeven werd door den wil Gods om tot ulieden te komen. 1 Thess. 3:10 Nacht en dag zeer overvloediglijk biddende om uw aangezicht te mogen zien, en te volmaken hetgeen aan uw geloof ontbreekt. 2 Tim. 1:4 Zeer begerig zijnde om u te zien, als ik gedenk aan uw tranen, opdat ik moge met blijdschap vervuld worden; |
24 Zo wanneer ik naar Spanje reis, zo zal ik tot u komen; want ik hoop in het doorreizen u te zien, en van u derwaarts geleid te worden, als ik eerst van ulieder tegenwoordigheid
eensdeels verzadigd zal zijn. |
25 mMaar nu reis ik naar Jeruzalem, dienende de heiligen. m Hand. 19:21; 24:17. |
m Hand. 19:21 En als deze dingen volbracht waren, nam Paulus voor in den geest, Macedónië en Acháje doorgegaan hebbende, naar Jeruzalem te reizen, zeggende: Nadat ik aldaar zal geweest zijn, moet ik ook Rome zien. Hand. 24:17 Doch na vele jaren ben ik gekomen om aalmoezen te doen aan mijn volk, en offeranden; |
26 Want het heeft dien van Macedónië en Acháje goedgedacht een gemene handreiking te doen aan de armen onder de heiligen die te Jeruzalem zijn. |
27 Want het heeft hun zo goedgedacht; ook zijn zij hun schuldenaars; nwant indien de heidenen hunner geestelijke goederen deelachtig zijn geworden, zo zijn zij ook schuldig hen van lichamelijke goederen te dienen. n 1 Kor. 9:11. Gal. 6:6. |
n 1 Kor. 9:11 Indien wij ulieden het geestelijke gezaaid hebben, is het een grote zaak, zo wij het uwe dat lichamelijk is, maaien? Gal. 6:6 En die onderwezen wordt in het Woord, dele mede van alle goederen dengene die hem
onderwijst. |
28 Als ik dan dit volbracht en hun deze vrucht verzegeld zal hebben, zo zal ik door ulieder stad naar Spanje afkomen. |
29 oEn ik weet dat ik tot u komende, met vollen zegen des Evangelies van Christus komen zal. o Rom. 1:11. |
o Rom. 1:11 Want ik verlang om u te zien, opdat ik u enige geestelijke gave mocht mededelen, teneinde gij versterkt zoudt worden; |
Verzoek om voorbede |
30 En ik bid u, broeders, door onzen Heere Jezus Christus en door de liefde des Geestes, pdat gij met mij strijdt in de gebeden tot God voor mij; p 2 Kor. 1:11. |
p 2 Kor. 1:11 Alzo gijlieden ook medearbeidt voor ons door het gebed, opdat over de gave, door vele personen aan ons teweeggebracht, ook voor ons dankzegging door velen gedaan worde. |
31 qOpdat ik moge bevrijd worden van de ongehoorzamen in Judéa, en dat deze mijn dienst, dien ik aan Jeruzalem doe, aangenaam zij den heiligen; q 2 Thess. 3:2. |
q 2 Thess. 3:2 En opdat wij mogen verlost worden van de ongeschikte en boze mensen; want het geloof is niet aller. |
32 rOpdat ik met blijdschap, door den wil Gods, tot u moge komen en met u verkwikt worden. r vers 23. Rom. 1:10. |
r vers 23 Maar nu geen plaats meer hebbende in deze gewesten, en van over vele jaren groot verlangen hebbende om tot u te komen, Rom. 1:10 Allen tijd in mijn gebeden biddende, of mogelijk mij nog te eniger tijd goede gelegenheid gegeven werd door den wil Gods om tot ulieden te komen. |
33 En de God des vredes zij met u allen. Amen. |