Statenvertaling.nl

sample header image

Romeinen 11 – Statenvertaling

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenParallelZonder kanttekeningenAlleen Bijbeltekst

Romeinen 11

Dit hoofdstuk voorgelezen (m):

 

Een overblijfsel naar de verkiezing
1 IK zeg dan: aHeeft God Zijn volk verstoten? Dat zij verre; bwant ik ben ook een Israëliet, uit het zaad Abrahams, van den stam van Benjamin. a Jer. 31:37. b 2 Kor. 11:22. Filipp. 3:5. verwijsteksten
2 God heeft Zijn volk niet verstoten, hetwelk Hij tevoren gekend heeft. Of weet gij niet wat de Schrift zegt van Elía? Hoe hij God aanspreekt tegen Israël, zeggende:
3 cHeere, zij hebben Uw profeten gedood en Uw altaren omgeworpen, en ik ben alleen overgebleven, en zij zoeken mijn ziel. c 1 Kon. 19:10. verwijsteksten
4 Maar wat zegt tot hem het Goddelijk antwoord? dIk heb Mijzelven nog zevenduizend mannen overgelaten, die de knie voor het beeld van Baäl niet gebogen hebben. d 1 Kon. 19:18. verwijsteksten
5 eAlzo is er dan ook in dezen tegenwoordigen tijd een overblijfsel geworden naar de verkiezing der genade. e Rom. 9:27. verwijsteksten
6 fEn indien het door genade is, zo is het niet meer uit de werken; anderszins is de genade geen genade meer. En indien het is uit de werken, zo is het geen genade meer; anderszins is het werk geen werk meer. f Deut. 9:4. verwijsteksten
7 Wat dan? gHetgeen Israël zoekt, dat heeft het niet verkregen; maar de uitverkorenen hebben het verkregen, en de anderen zijn verhard geworden g Rom. 9:31. verwijsteksten
8 (Gelijk geschreven is: hGod heeft hun gegeven een geest des diepen slaaps; iogen om niet te zien, en oren om niet te horen), tot op den huidigen dag. h Jes. 29:10. i Jes. 6:9. Ez. 12:2. Matth. 13:14. Mark. 4:12. Luk. 8:10. Joh. 12:40. Hand. 28:26. verwijsteksten
9 En David zegt: kHun tafel worde tot een strik en tot een val en tot een aanstoot en tot een vergelding voor hen; k Ps. 69:23. verwijsteksten
10 Dat hun ogen verduisterd worden, om niet te zien; en verkrom hun rug allen tijd.
 
Zich niet boven de Joden verheffen
11 Zo zeg ik dan: Hebben zij gestruikeld opdat zij vallen zouden? Dat zij verre; maar door hun val is de zaligheid den heidenen geworden, om hen tot jaloersheid te verwekken.
12 En indien hun val de rijkdom is der wereld, en hun vermindering de rijkdom der heidenen, hoeveel te meer hun volheid!
13 Want ik spreek tot u, heidenen: lVoor zoveel ik der heidenen apostel ben, ik maak mijn bediening heerlijk, l Hand. 9:15; 13:2; 22:21. Gal. 1:16; 2:8. Ef. 3:8. 1 Tim. 2:7. 2 Tim. 1:11. verwijsteksten
14 Of ik enigszins mijn vlees tot jaloersheid verwekken en enigen uit hen behouden mocht.
15 Want indien hun verwerping de verzoening is der wereld, wat zal de aanneming wezen, anders dan het leven uit de doden?
16 En indien de eerstelingen heilig zijn, zo is ook het deeg heilig; en indien de wortel heilig is, zo zijn ook de takken heilig.
17 En zo enige der takken afgebroken zijn, en gij, een wilde olijfboom zijnde, in derzelver plaats zijt ingeënt, en des wortels en der vettigheid mdes olijfbooms mededeelachtig zijt geworden, m Jer. 11:16. verwijsteksten
18 Zo roem niet tegen de takken; en indien gij daartegen roemt, gij draagt den wortel niet, maar de wortel u.
19 Gij zult dan zeggen: De takken zijn afgebroken, opdat ik zou ingeënt worden.
20 Het is wel; zij zijn door ongeloof afgebroken, en gij staat door het geloof. Zijt niet hooggevoelende, maar vrees.
21 Want is het dat God de natuurlijke takken niet gespaard heeft, zie toe dat Hij ook mogelijk u niet spare.
22 Zie dan de goedertierenheid en de strengheid Gods; de strengheid wel over degenen die gevallen zijn, maar de goedertierenheid over u, indien gij in de goedertierenheid blijft; anderszins zult ook gij afgehouwen worden.
23 nMaar ook zij, indien zij in het ongeloof niet blijven, zullen ingeënt worden; want God is machtig dezelve weder in te enten. n 2 Kor. 3:16. verwijsteksten
24 Want indien gij afgehouwen zijt uit den olijfboom die van nature wild was, en tegen nature in den goeden olijfboom ingeënt, hoeveel te meer zullen dezen, die natuurlijke takken zijn, in hun eigen olijfboom geënt worden!
 
Israëls heerlijk vooruitzicht
25 Want ik wil niet, broeders, dat u deze verborgenheid onbekend zij (opdat gij niet wijs zijt bij uzelven), dat de verharding voor een deel over Israël gekomen is, ototdat de volheid der heidenen zal ingegaan zijn. o Luk. 21:24. verwijsteksten
26 En alzo zal geheel Israël zalig worden; pgelijk geschreven is: De Verlosser zal uit Sion komen en zal de goddeloosheden afwenden van Jakob; p Ps. 14:7. Jes. 27:9; 59:20. Jer. 31:31, 32, 33, 34. 2 Kor. 3:16. Hebr. 8:8; 10:16. verwijsteksten
27 En dit is hun een verbond van Mij, als Ik hun zonden zal wegnemen.
28 Zo zijn zij wel vijanden aangaande het Evangelie, om uwentwil, maar aangaande de verkiezing zijn zij beminden, om der vaderen wil;
29 Want de genadegiften en de roeping Gods zijn onberouwelijk.
30 Want gelijkerwijs ook gijlieden eertijds Gode ongehoorzaam geweest zijt, maar nu barmhartigheid verkregen hebt door de ongehoorzaamheid van dezen,
31 Alzo zijn ook dezen nu ongehoorzaam geweest, opdat ook zij door uw barmhartigheid zouden barmhartigheid verkrijgen.
32 qWant God heeft hen allen onder de ongehoorzaamheid besloten, opdat Hij hun allen zou barmhartig zijn. q Gal. 3:22. verwijsteksten
33 O diepte des rijkdoms, beide der wijsheid en der kennis Gods! rHoe ondoorzoekelijk zijn Zijn oordelen, en onnaspeurlijk Zijn wegen! r Ps. 36:7. verwijsteksten
34 sWant wie heeft den zin des Heeren gekend? Of wie is Zijn raadsman geweest? s Jes. 40:13. 1 Kor. 2:16. verwijsteksten
35 tOf wie heeft Hem eerst gegeven, en het zal hem wedervergolden worden? t Job 41:2. verwijsteksten
36 vWant uit Hem, en door Hem, en tot Hem zijn alle dingen. Hem zij de heerlijkheid in der eeuwigheid. Amen. v Spr. 16:4. 1 Kor. 8:6. verwijsteksten

Einde Romeinen 11