Statenvertaling.nl

sample header image

Handelingen 4 – Statenvertaling

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenParallelZonder kanttekeningenAlleen Bijbeltekst

Handelingen 4

Dit hoofdstuk voorgelezen (m):

 

1 De oversten der Joden zetten Petrus en Johannes gevangen. 5 Waarover de gehele Raad vergadert. 7 Van welken zij worden ondervraagd over de genezing van den kreupele. 8 Petrus betuigt dat hetzelve geschied is in den Naam van Jezus. 11 En dat Deze is de Steen van de bouwlieden verworpen. 12 Doch dat in geen ander zaligheid is. 13 De Raad, hoewel overtuigd zijnde van dit wonderwerk, verbiedt nochtans hun in den Naam van Jezus te prediken. 19 Hetwelk zij verklaren niet te kunnen laten. 21 Worden daarna met harde dreigingen ontslagen. 23 Verhalen den hunnen wat hun was geschied. 24 Die God bidden om bescherming, vrijmoedigheid en zegen tot de predicatie des Woords. 31 En God verhoort hen met een aardbeving. 32 De eendrachtigheid en liefde der gelovigen, die hun goederen verkochten tot onderhoud der behoeftigen. 36 Hetwelk ook Barnabas heeft gedaan.
 
Petrus en Johannes voor den Raad
1 EN terwijl zij tot het volk spraken, kwamen daarover tot hen de priesters en 1de hoofdman des tempels en 2de sadduceeën,
1 Dat is, de overste der Romeinse soldaten die de wacht hielden voor den tempel om te verhoeden dat onder de grote menigte des volks dagelijks tot den tempel komende, ongemak zou ontstaan. Zie Matth. 27:65. Luk. 22:4, 52. Hand. 5:24, 26. verwijsteksten
2 Van dezen zie Matth. 3:7; 22:23. Hand. 23:8. verwijsteksten
 
2 Zeer ontevreden zijnde, omdat zij het volk leerden en verkondigden 3in Jezus de opstanding uit de doden;
3 Of: door Jezus, namelijk dat dezelve door Jezus zou geschieden; of: dat Jezus van de doden opgestaan was, gelijk vers 33. Hand. 2:24; 3:15; of: in den Naam van Jezus. verwijsteksten
 
3 En sloegen de handen aan hen en zetten hen 4in bewaring tot den anderen dag; want het was nu avond.
4 Namelijk van enige krijgsknechten of andere dienaren, zonder hen nog, zo het schijnt, in de gevangenis te werpen.
 
4 En velen van degenen die 5het Woord gehoord hadden, 6geloofden; en het getal der mannen werd omtrent 7vijfduizend.
5 Dat is, Petrus’ predicatie van Christus, Hand. 3:12. verwijsteksten
6 Namelijk dat Jezus de Nazarener de ware Messias en hun Zaligmaker was.
7 Namelijk óf daarin gerekend de drieduizend, Hand. 2:41, óf boven dezelve nog vijfduizend. verwijsteksten
 
5 En het geschiedde des anderen daags, dat hun 8oversten en ouderlingen en schriftgeleerden 9te Jeruzalem vergaderden,
8 Dezen schijnen geweest te zijn de voornaamste hoofden van den Groten Raad, Sanhedrin genaamd, bestaande niet alleen uit priesters, maar ook uit andere voornaamsten des volks, voornamelijk uit schriftgeleerden of wetgeleerden. Zie vers 15. verwijsteksten
9 Namelijk zijnde, of uit andere plaatsen te Jeruzalem ontboden zijnde.
 
6 En 10Annas, de hogepriester, en Kájafas en 11Johannes en 12Alexander, en zovelen er van 13het hogepriesterlijk geslacht waren.
10 Van dezen Annas, alsook van Kajafas, zie Luk. 3:2. Joh. 11:49; 18:13. verwijsteksten
11 Deze was een van de vijf zonen van Annas, anderszins ook Jonathas genaamd. Zie Josephus, Joodse Oorlog, boek 2, hfdst. 25.
12 Sommigen menen dat deze zou zijn die Alexander van welken Josephus gewag maakt, Oudheden, boek 20, hfdst. 3, omdat hij ook van Joodse afkomst was; doch alzo dezelve stadhouder van Judea was, zo is het niet waarschijnlijk, dat hij hogepriester is geweest.
13 Hetwelk verstaan kan worden óf van zulken die afkomstig waren van hogepriesters, óf van overpriesters, dat is, van de hoofden der priesters, die in dagorden verdeeld waren, 1 Kron. 24:1. Luk. 1:5. verwijsteksten
 
7 En als zij 14hen in het midden gesteld hadden, vraagden zij: aDoor wat kracht of door wat 15naam hebt gijlieden dit gedaan?
14 Namelijk Petrus en Johannes.
a Ex. 2:14. Matth. 21:23. Hand. 7:27. verwijsteksten
15 Dat is, door wiens autoriteit of bevel.
 
8 Toen zeide Petrus, 16vervuld zijnde met den Heiligen Geest, tot hen: Gij oversten des volks en 17gij ouderlingen Israëls,
16 Namelijk met een bijzondere drijving en beweging des Heiligen Geestes.
17 Van deze ouderlingen zie de aant. op vers 5. verwijsteksten
 
9 18Alzo wij heden 19rechtelijk onderzocht worden over de weldaad aan een krank mens geschied, waardoor hij 20gezond geworden is,
18 Gr. Indien, of: Zo.
19 Of: voor het gerecht gesteld, gerecht, geoordeeld worden.
20 Gr. behouden is geworden.
 
10 Zo zij u allen kennelijk en het ganse volk Israël, dat 21door den Naam van Jezus Christus den Nazaréner, Dien gij gekruist hebt, Welken God van de doden heeft opgewekt, 22door Hem, zeg ik, staat deze hier voor u gezond.
21 Dat is, door de kracht en autoriteit van Jezus, en door het geloof aan Zijn Naam, Hand. 3:16. verwijsteksten
22 Namelijk Jezus Christus, of: door dezen, te weten Naam van Jezus Christus, Hand. 3:6. verwijsteksten
 
11 23Deze is de Steen Die van u, 24bde bouwlieden, 25veracht is, Welke tot 26een Hoofd des hoeks geworden is.
23 Namelijk Jezus de Nazarener.
24 Dat is, van u die gesteld zijt om de gemeente met de zaligmakende leer van den waren Messias te stichten.
b Ps. 118:22. Jes. 28:16. Matth. 21:42. Mark. 12:10. Luk. 20:17. Rom. 9:33. 1 Petr. 2:7. verwijsteksten
25 Gr. vernietigd, dat is, als niet geacht is, of: verworpen.
26 Dat is, de voornaamste Hoeksteen, op Welken het gehele gebouw gebouwd is. Zie Jes. 28:16. Rom. 9:33. 1 Petr. 2:6. verwijsteksten
 
12 cEn de zaligheid is 27in geen ander; want er is ook 28onder den hemel geen andere 29naam, die 30onder de mensen 31gegeven is, 32door welken wij moeten zalig worden.
c Matth. 1:21. Hand. 10:43. 1 Tim. 2:5. verwijsteksten
27 Dat is, door geen ander.
28 Dat is, nergens in de gehele wereld.
29 Dat is, niemand anders, geen ander persoon.
30 Gr. in de mensen, dat is, onder de mensen.
31 Namelijk van God, Joh. 3:16. verwijsteksten
32 Gr. in welken.
 
13 Zij nu ziende de vrijmoedigheid van Petrus en Johannes, en vernemende dat zij 33ongeleerde en 34slechte mensen waren, verwonderden zich, en kenden hen dat zij met Jezus geweest waren.
33 Gr. ongeletterde, die in de scholen niet gestudeerd hadden.
34 Gr. idiotai; zo worden genaamd gemene lieden, die alleen hun eigen moedertaal spreken, die geen geleerdheid of autoriteit in den staat of de kerk hebben, 1 Kor. 14:16, 23, 24. 2 Kor. 11:6. verwijsteksten
 
14 En ziende den mens bij hen 35staan, die genezen was, hadden zij niets daartegen te zeggen.
35 Namelijk op zijn voeten, overeind, hetwelk hij tevoren niet had kunnen doen.
 
15 En hun geboden hebbende 36uit te gaan buiten den Raad, overlegden zij met elkander,
36 Gr. weg te gaan; hetwelk niet moet verstaan worden, dat zij geheel ontslagen werden om te mogen heengaan, maar dat zij uit den Raad geleid werden.
 
16 Zeggende: dWat zullen wij dezen mensen doen? Want dat er 37een bekend teken door hen geschied is, is openbaar aan allen die te Jeruzalem wonen, en wij kunnen het niet loochenen.
d Joh. 11:47. verwijsteksten
37 Namelijk de wonderbare genezing van dezen kreupele.
 
17 Maar opdat het niet meer en meer onder het volk verspreid worde, laat ons hen 38scherpelijk dreigen, dat zij niet meer tot enig mens 39in dezen Naam spreken.
38 Gr. met dreiging dreigen. Hebr.
39 Of: van dezen Naam, dat is, van dezen Jezus.
 
18 En als zij hen geroepen hadden, 40zeiden zij hun aan, dat zij 41ganselijk niet zouden spreken noch leren in den Naam van Jezus.
40 Dat is, geboden hun.
41 Namelijk noch van Hem prediken, noch Hem aanroepen, noch in Zijn Naam wonderen doen.
 
19 Maar Petrus en Johannes antwoordende, zeiden tot hen: eOordeelt gij of het recht is 42voor God, ulieden meer te horen dan God.
e Hand. 5:29. verwijsteksten
42 Dat is, voor het aangezicht Gods; in Gods tegenwoordigheid, Die alles weet en oordeelt.
 
20 Want wij 43kunnen niet laten te spreken hetgeen wij gezien en gehoord hebben.
43 Namelijk alzo wij van God daartoe geroepen zijn, om te getuigen hetgeen wij van Jezus Christus gehoord en gezien hebben.
 
21 Maar zij dreigden hen nog meer en lieten hen gaan, niets vindende 44hoe zij hen straffen zouden, f45om des volks wil; want zij verheerlijkten allen God over hetgeen gdat er geschied was.
44 Dat is, onder wat voorwendsel of schijn van recht.
f Hand. 5:26. verwijsteksten
45 Dat is, uit vrees dat het volk tegen hen zou oproerig worden.
g Hand. 3:7, 8. verwijsteksten
 
22 Want de mens was 46meer dan veertig jaren oud, aan welken dit teken der genezing geschied was.
46 En dienvolgens een geloofwaardig en bekend man; en die ook zwaarder om te genezen was, zovele jaren kreupel geweest zijnde.
 
Het gebed der gemeente
23 En zij losgelaten zijnde, hkwamen 47tot de hunnen, en verkondigden al wat de overpriesters en de ouderlingen tot hen gezegd hadden.
h Hand. 12:12. verwijsteksten
47 Namelijk tot de andere apostelen, vss. 29, 30, 31. verwijsteksten
 
24 En als dezen dat hoorden, hieven zij eendrachtelijk hun stem op tot God en zeiden: 48Heere, Gij zijt de God Die gemaakt hebt den hemel en de aarde en de zee en alle dingen die in dezelve zijn;
48 Gr. Despota. Welke Naam God den Vader voornamelijk wordt toegeschreven, gelijk het woord Kyrios den Zoon Jezus Christus. Zie Luk. 2:29. 2 Petr. 2:1. Jud. vs. 4. verwijsteksten
 
25 Die door den mond van David, 49Uw knecht, gezegd hebt: iWaarom 50woeden de heidenen, en hebben de volken ijdele dingen bedacht?
49 Of: Uw kind. Zie vers 27. verwijsteksten
i Ps. 2:1. verwijsteksten
50 Gr. briesen, gelijk de moedige paarden als zij ten strijde gaan.
 
26 De koningen der aarde zijn tezamen opgestaan, en de oversten zijn bijeenvergaderd, tegen den Heere en tegen Zijn Gezalfde.
27 kWant 51in der waarheid zijn vergaderd tegen Uw heilig 52Kind Jezus, Welken Gij 53gezalfd hebt, beide Herodes en Pontius Pilatus, met de heidenen en 54de volken Israëls,
k Matth. 26:3. Mark. 14:1. Luk. 22:2. Joh. 11:47. verwijsteksten
51 Dat is, openbaarlijk en kennelijk.
52 Of: Knecht, Dienaar. Zie Hand. 3:13, 26. Zie ook Matth. 8:6, vergeleken met Luk. 7:2, en hier vers 25. verwijsteksten
53 Namelijk met den Heiligen Geest tot den oppersten Priester, Profeet en Koning der gemeente.
54 Hoewel de Israëlieten maar één volk waren, zo worden zij nochtans ook volken genaamd, in het meervoud, omdat zij in twaalf stammen verdeeld waren, Gen. 28:3; 48:4. verwijsteksten
 
28 55Om te doen al wat Uw 56hand en Uw raad 57tevoren bepaald had dat geschieden zou.
55 Dit moet verstaan worden niet ten aanzien van hun voornemen, alsof zij den raad Gods zouden voorgenomen hebben uit te voeren; maar ten aanzien van de uitkomst der zaak, die zo uitgevallen is gelijk God in Zijn raad besloten had.
56 Dat is, Gij Zelf, naar Uw macht en wijze bestiering.
57 Of: tevoren geschikt, geordineerd, besloten. Zie Hand. 2:23. verwijsteksten
 
29 En nu dan, Heere, 58zie op hun dreigingen, en geef Uw 59dienstknechten met alle vrijmoedigheid Uw Woord te spreken,
58 Namelijk van den hemel, vanwaar Gij alle dingen regeert.
59 Namelijk de apostelen, Ef. 6:19. verwijsteksten
 
30 lDaarin, dat Gij 60Uw hand uitstrekt tot 61genezing, en dat tekenen en wonderen geschieden door den Naam van Uw heilig 62Kind Jezus.
l Mark. 16:17. verwijsteksten
60 Dat is, Uw kracht.
61 Namelijk wonderbare.
62 Zie vers 27. verwijsteksten
 
31 En als 63zij gebeden hadden, werd de plaats in welke zij vergaderd waren, m64bewogen; en zij werden allen 65vervuld met den Heiligen Geest, en spraken het Woord Gods met vrijmoedigheid.
63 Namelijk de apostelen, door welke dit gebed gedaan was.
m Hand. 16:26. verwijsteksten
64 Het Griekse woord betekent eigenlijk: op en neder bewogen worden gelijk de baren van de zee. Met dit wonderteken toonde God dat hun gebed verhoord was.
65 Zie vers 8, om het Evangelie vrijmoediglijk midden in de vervolging te prediken. verwijsteksten
 
Gemeenschap van goederen
32 En der menigte van degenen die geloofden, was 66néén hart en één ziel; en niemand zeide dat iets van hetgeen hij had, 67zijn eigen was, maar alle dingen waren hun gemeen.
66 Dat is, zeer grote enigheid, zo in de leer en in het gevoelen, als in de gemoederen en toegenegenheden tot elkander in liefde en vrede.
n Hand. 2:44. 1 Petr. 3:8. verwijsteksten
67 Zie hiervan Hand. 2:44; 5:4. verwijsteksten
 
33 En de apostelen gaven met grote 68kracht getuigenis van de opstanding des Heeren Jezus; en er was grote 69genade over hen allen.
68 Namelijk om de harten der mensen te bewegen, Rom. 1:16. verwijsteksten
69 Dat is, gunst en aangenaamheid bij het volk, hetwelk van hen als van heilige en godzalige lieden veel hield.
 
34 Want er was ook niemand onder hen die gebrek had; want zovelen als er bezitters waren van landen of huizen, die verkochten zij, en brachten den prijs der verkochte goederen en legden dien 70aan de voeten der apostelen;
70 Namelijk om van hen uitgedeeld te worden aan de armen, naar eenieders nood, vers 35. verwijsteksten
 
35 oEn aan een iegelijk werd uitgedeeld naar dat elk van node had.
o Jes. 58:7. verwijsteksten
 
36 En 71Joses, van de apostelen toegenaamd Bárnabas (hetwelk is, overgezet zijnde, een zoon 72der vertroosting), 73een Leviet, van geboorte uit 74Cyprus,
71 Anders: Jozef.
72 Of: der vermaning; vanwege de bijzondere gaven die hij had om de mensen uit Gods Woord te troosten en te vermanen. Zie Hand. 11:22, 23, 24. verwijsteksten
73 Of: een Leviet van geboorte, geslacht, of afkomst uit Cyprus.
74 De Joden waren in alle gewesten der wereld verstrooid, 1 Petr. 1:1, en ook in dit eiland, waarvan zie Hand. 11:19; 13:4; 15:39; 21:3; 27:4. verwijsteksten
 
37 Alzo hij een akker had, verkocht dien, en bracht 75het geld en legde het aan de voeten der apostelen.
75 Namelijk dat hij gemaakt had van den verkochten akker.

Einde Handelingen 4