Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
De genezing van een kreupele |
1 PETRUS nu en Johannes gingen tezamen op naar den tempel, omtrent de ure des gebeds, zijnde de negende ure. |
2 aEn een zeker man, die kreupel was van zijner moeders lijf, werd gedragen, welken zij dagelijks zetten aan de deur des tempels, genaamd de Schone, bom een aalmoes te begeren van degenen die in den tempel gingen; a Hand. 14:8. b Joh. 9:8. |
a Hand. 14:8 En een zeker man te Lystre zat onmachtig aan de voeten, kreupel zijnde van zijner moeders lijf, die nooit had gewandeld. b Joh. 9:8 De geburen dan, en die hem tevoren gezien hadden dat hij blind was, zeiden: Is deze niet die zat en bedelde? |
3 Welke, Petrus en Johannes ziende, als zij in den tempel zouden ingaan, bad dat hij een aalmoes mocht ontvangen. |
4 En Petrus sterk op hem ziende, met Johannes, zeide: Zie op ons. |
5 En hij hield de ogen op hen, verwachtende dat hij iets van hen zou ontvangen. |
6 En Petrus zeide: Zilver en goud heb ik niet, maar hetgeen ik heb, dat geef ik u: cIn den Naam van Jezus Christus den Nazaréner, sta op en wandel. c Hand. 4:10. |
c Hand. 4:10 Zo zij u allen kennelijk en het ganse volk Israël, dat door den Naam van Jezus Christus den Nazaréner, Dien gij gekruist hebt, Welken God van de doden heeft opgewekt, door Hem, zeg ik, staat deze hier voor u gezond. |
7 En hem grijpende bij de rechterhand, richtte hij hem op, en terstond werden zijn voeten en enkels vast; |
8 En hij opspringende stond en wandelde en ging met hen in den tempel, wandelende en springende en lovende God. |
9 En al het volk zag hem wandelen en God loven. |
10 En zij kenden hem dat hij die was die om een aalmoes gezeten had aan de Schone poort des tempels; en zij werden vervuld met verbaasdheid en ontzetting over hetgeen dat hem geschied was. |
Petrus’ toespraak in den tempel |
11 En als de kreupele, die gezond gemaakt was, aan Petrus en Johannes vasthield, liep al het volk gezamenlijk tot hen in het voorhof, hetwelk Sálomo’s voorhof genaamd wordt, verbaasd zijnde. |
12 En Petrus dat ziende, antwoordde tot het volk: Gij Israëlitische mannen, wat verwondert gij u over dit, of wat ziet gij zo sterk op ons, alsof wij door onze eigen kracht of godzaligheid dezen hadden doen wandelen? |
13 De God Abrahams en Izaks en Jakobs, de God onzer vaderen, heeft Zijn Kind Jezus verheerlijkt, Welken gij overgeleverd hebt, en hebt Hem verloochend dvoor het aangezicht van Pilatus, als hij oordeelde dat men Hem zou loslaten. d Matth. 27:20. Mark. 15:11. Luk. 23:18. Joh. 18:40. |
d Matth. 27:20 Maar de overpriesters en de ouderlingen hebben den scharen aangeraden dat zij zouden Barábbas begeren en Jezus doden. Mark. 15:11 Maar de overpriesters bewogen de schare, dat hij hun liever Barábbas zou loslaten. Luk. 23:18 Doch al de menigte riep gelijkelijk, zeggende: Weg met Dezen en laat ons Barábbas los. Joh. 18:40 Zij dan riepen allen wederom, zeggende: Niet Dezen, maar Barábbas. En Barábbas was een moordenaar. |
14 Maar gij hebt den Heilige en Rechtvaardige verloochend, en hebt begeerd dat u een man die een doodslager was, zou geschonken worden; |
15 En den Vorst des levens hebt gij gedood, Welken God opgewekt heeft uit de doden, ewaarvan wij getuigen zijn. e Hand. 1:8; 2:32. |
e Hand. 1:8 Maar gij zult ontvangen de kracht des Heiligen Geestes, Die over u komen zal; en gij zult Mijn getuigen zijn, zo te Jeruzalem, als in geheel Judéa en Samaría, en tot aan het uiterste der aarde. Hand. 2:32 Dezen Jezus heeft God opgewekt; waarvan wij allen getuigen zijn. |
16 En door het geloof in Zijn Naam heeft Zijn Naam dezen gesterkt, dien gij ziet en kent; en het geloof dat door Hem is, heeft hem deze volmaakte gezondheid gegeven, in u aller tegenwoordigheid. |
17 En nu, broeders, ik weet dat gij het door onwetendheid gedaan hebt, gelijk als ook uw oversten. |
18 Maar God heeft alzo vervuld, hetgeen Hij fdoor den mond van al Zijn profeten tevoren verkondigd had, dat de Christus lijden zou. f Jes. 50:6; 53:5. Luk. 24:27. |
f Jes. 50:6 Ik geef Mijn rug dengenen die Mij slaan, en Mijn wangen dengenen die Mij het haar uitplukken; Mijn aangezicht verberg Ik niet voor smaadheden en speeksel. Jes. 53:5 Maar Hij is om onze overtredingen verwond, om onze ongerechtigheden is Hij verbrijzeld; de straf die ons den vrede aanbrengt, was op Hem, en door Zijn striemen is ons genezing geworden. Luk. 24:27 En begonnen hebbende van Mozes en van al de Profeten, legde Hij hun uit, in al de Schriften, hetgeen van Hem geschreven was. |
19 gBetert u dan en bekeert u, opdat uw zonden mogen uitgewist worden, wanneer de tijden der verkoeling zullen gekomen zijn van het aangezicht des Heeren, g Hand. 2:38. |
g Hand. 2:38 En Petrus zeide tot hen: Bekeert u, en een iegelijk van u worde gedoopt in den Naam van Jezus Christus, tot vergeving der zonden; en gij zult de gave des Heiligen Geestes ontvangen. |
20 En Hij gezonden zal hebben Jezus Christus, Die u tevoren gepredikt is; |
21 Welken de hemel moet ontvangen tot de tijden der wederoprichting aller dingen, die God gesproken heeft door den mond van al Zijn heilige profeten van alle eeuw. |
22 Want Mozes heeft tot de vaderen gezegd: hDe Heere uw God zal u een Profeet verwekken uit uw broederen, gelijk mij; Dien zult gij horen in alles wat Hij tot u spreken zal; h Deut. 18:15, 18, 19. Joh. 1:46. Hand. 7:37. |
h Deut. 18:15 Een Profeet, uit het midden van u, uit uw broederen, als mij, zal u de HEERE uw God verwekken; naar Hem zult gij horen; Deut. 18:18 Een Profeet zal Ik hun verwekken uit het midden hunner broederen, als u; en Ik zal Mijn woorden in Zijn mond geven, en Hij zal tot hen spreken alles wat Ik Hem gebieden zal. Deut. 18:19 En het zal geschieden, de man die niet zal horen naar Mijn woorden, die Hij in Mijn Naam zal spreken, van dien zal Ik het zoeken. Joh. 1:46 Filippus vond Nathánaël en zeide tot hem: Wij hebben Dien gevonden van Welken Mozes in de Wet geschreven heeft, en de Profeten, namelijk Jezus, den Zoon van Jozef, van Nazareth. Hand. 7:37 Deze is de Mozes die tot de kinderen Israëls gezegd heeft: De Heere uw God zal u een Profeet verwekken uit uw broederen, gelijk mij; Dien zult gij horen. |
23 En het zal geschieden dat alle ziel die dezen Profeet niet zal gehoord hebben, uitgeroeid zal worden uit het volk. |
24 En ook al de profeten, van Samuël aan en die daarna gevolgd zijn, zovelen als er hebben gesproken, die hebben ook deze dagen tevoren verkondigd. |
25 Gijlieden zijt kinderen der profeten en des verbonds, hetwelk God met onze vaderen opgericht heeft, zeggende tot Abraham: iEn in uw Zaad zullen alle geslachten der aarde gezegend worden. i Gen. 22:18. Gal. 3:8. |
i Gen. 22:18 En in uw Zaad zullen gezegend worden alle volken der aarde, naardien gij Mijn stem gehoorzaam geweest zijt. Gal. 3:8 En de Schrift, tevoren ziende dat God de heidenen uit het geloof zou rechtvaardigen, heeft tevoren aan Abraham het Evangelie verkondigd, zeggende: In u zullen al de volken gezegend worden. |
26 God opgewekt hebbende Zijn Kind Jezus, heeft Denzelven eerst tot u gezonden, dat Hij ulieden zegenen zou, daarin dat Hij een iegelijk van u afkere van uw boosheden. |