Statenvertaling.nl

sample header image

Handelingen 3 – Statenvertaling

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenParallelZonder kanttekeningenAlleen Bijbeltekst

Handelingen 3

Dit hoofdstuk voorgelezen (m):

 

1 Petrus gaande op naar den tempel met Johannes, geneest een kreupel geborene. 9 Waarover het volk verwonderd zijnde, toeloopt. 12 Hetwelk Petrus onderricht, dat dit werk niet door zijn, maar door Jezus Christus’ kracht geschied was. 14 Dien zij gedood hadden, en Die van de doden was opgestaan. 17 Troost hen, en vermaant hen tot bekering. 20 Opdat zij door Hem, Die nu in den hemel is en vandaar wederkomen zal. 22 Naar de getuigenis van Mozes. 24 En van alle profeten. 25 Den zegen Abrahams ontvangen zouden.
 
De genezing van een kreupele
1 PETRUS nu en Johannes gingen tezamen op naar den tempel, omtrent 1de ure des gebeds, zijnde 2de negende ure.
1 Namelijk op welke, benevens de gebeden, ook het dagelijks avondoffer opgeofferd werd. Zie Ex. 29:38, 39. verwijsteksten
2 Namelijk na den opgang der zon, te weten als die ure nu geëindigd was; overeenkomende met onze derde ure na den middag. Zie Joh. 11:9. Hand. 2:15. verwijsteksten
 
2 aEn een zeker 3man, die kreupel was van zijner moeders lijf, werd gedragen, welken zij dagelijks zetten aan de deur des tempels, genaamd 4de Schone, bom een 5aalmoes te begeren van degenen die in den tempel gingen;
a Hand. 14:8. verwijsteksten
3 Namelijk van over de veertig jaren, Hand. 4:22. verwijsteksten
4 Deze was een van de poorten des voorhofs, en zo het schijnt de grote poort die tegen het oosten stond, alzo genaamd om haar schoonheid en kostelijkheid. Zie Josephus, Oudheden, boek 15, hfdst. 14.
b Joh. 9:8. verwijsteksten
5 De armen te laten bedelen was van God verboden onder Zijn volk, Deut. 15:4, zodat dit ook een teken was dat toen onder de Joden de wetten Gods zeer vervallen waren. verwijsteksten
 
3 Welke, Petrus en Johannes ziende, als zij in den tempel zouden ingaan, bad dat hij een aalmoes mocht ontvangen.
4 En Petrus sterk op hem ziende, met Johannes, zeide: Zie op ons.
5 En hij hield de ogen op hen, verwachtende dat hij 6iets van hen zou ontvangen.
6 Dat is, enige aalmoes.
 
6 En Petrus zeide: Zilver en goud heb ik niet, maar hetgeen ik heb, dat geef ik u: c7In den Naam van Jezus Christus 8den Nazaréner, sta op en wandel.
c Hand. 4:10. verwijsteksten
7 Dat is, door Christus’ bevel en kracht; of: vertrouwende op de beloften en kracht van Christus.
8 Zie Matth. 2:23. verwijsteksten
 
7 En hem grijpende bij de rechterhand, richtte hij hem op, en terstond werden zijn 9voeten en enkels vast;
9 Gr. baseis, dat is, fundamenten. Want de voeten zijn als het fundament waarop het lichaam rust, staat en gedragen wordt.
 
8 En hij 10opspringende stond en wandelde en ging met hen in den tempel, wandelende en springende en lovende God.
10 Dat is, niet alleen opstaande, maar tot een teken van volkomen genezing en van blijdschap opspringende. Zie Jes. 35:6. Hand. 14:10. verwijsteksten
 
9 En al het volk zag hem wandelen en God loven.
10 En zij kenden hem dat hij die was die om een aalmoes gezeten had aan de Schone poort des tempels; en zij werden vervuld met verbaasdheid en ontzetting over hetgeen dat hem geschied was.
 
Petrus’ toespraak in den tempel
11 En als de kreupele, die gezond gemaakt was, aan Petrus en Johannes 11vasthield, liep al het volk gezamenlijk tot hen in het voorhof, hetwelk 12Sálomo’s voorhof genaamd wordt, verbaasd zijnde.
11 Dat is, zich vast omtrent hen hield, zonder van hen te wijken.
12 Dat is, dat eerst van Salomo om den tempel gebouwd was, en daarna, met den tempel verwoest zijnde, wederom op dezelve plaats opgebouwd was, en daarom den naam van Salomo had behouden. Zie 1 Kon. 6:3. Joh. 10:23. Hand. 5:12. verwijsteksten
 
12 En Petrus dat ziende, 13antwoordde tot het volk: Gij Israëlitische mannen, wat verwondert gij u over dit, of wat ziet gij zo sterk op ons, alsof wij door onze eigen kracht of 14godzaligheid dezen hadden doen wandelen?
13 Dat is, sprak.
14 Namelijk alsof wij door dezelve dit zouden verdiend hebben.
 
13 15De God Abrahams en Izaks en Jakobs, de God onzer vaderen, heeft Zijn 16Kind Jezus 17verheerlijkt, Welken gij overgeleverd hebt, en hebt Hem 18verloochend dvoor het aangezicht van Pilatus, als hij oordeelde dat men Hem zou loslaten.
15 Dat is, de ware God, Die Zich aan deze patriarchen en voorvaders geopenbaard, met hen en hun nakomelingen een verbond gemaakt heeft, en Die van hen is gekend en gediend geweest. Zie Hand. 5:30. Filipp. 2:9. verwijsteksten
16 Of: Knecht, Dienaar. Zie vers 26. Jes. 53:11. Hand. 4:27. verwijsteksten
17 Namelijk Hem van de doden opgewekt en in den hemel tot de hoogste eer opgenomen hebbende, en door onzen dienst dusdanige wonderen doende.
18 Namelijk dat Hij uw Koning was, Joh. 19:15. verwijsteksten
d Matth. 27:20. Mark. 15:11. Luk. 23:18. Joh. 18:40. verwijsteksten
 
14 Maar gij hebt 19den Heilige en Rechtvaardige verloochend, en hebt begeerd dat u 20een man die een doodslager was, zou geschonken worden;
19 Zie Hand. 2:27. verwijsteksten
20 Namelijk Barabbas. Zie Mark. 15:7. verwijsteksten
 
15 En 21den Vorst des levens hebt gij gedood, Welken God opgewekt heeft uit de doden, e22waarvan wij getuigen zijn.
21 Dat is, Die de enige Leidsman is om de mensen door Zijn verdiensten en krachtige werkingen tot het eeuwige leven te brengen. Zie Hand. 4:12. verwijsteksten
e Hand. 1:8; 2:32. verwijsteksten
22 Dat is, van welke zaak, of: van welken Christus.
 
16 En door het geloof 23in Zijn Naam heeft 24Zijn Naam dezen 25gesterkt, dien gij ziet en kent; en het geloof dat 26door Hem is, heeft hem deze 27volmaakte gezondheid gegeven, in u aller tegenwoordigheid.
23 Gr. Zijns Naams, dat is, dewijl hij in den Naam van Christus geloofd heeft, gelijk in het volgende verklaard wordt. Zie Mark. 11:22. Rom. 3:22. verwijsteksten
24 Dat is, deze Jezus Christus Zelf, in Wiens Naam en door Wiens kracht dit wonder geschied is.
25 Dat is, zijn voeten vastgemaakt, dat hij nu op dezelve staan en gaan kan.
26 Of: in Hem.
27 Namelijk van al zijn leden, die hij nu ten volle kan gebruiken.
 
17 En nu, broeders, ik weet dat gij het door 28onwetendheid gedaan hebt, gelijk als ook uw 29oversten.
28 Dit zegt hij om hen te troosten met de hoop van vergeving, alzo zij niet tegen den Heiligen Geest gezondigd hadden. Zie Luk. 23:34. Joh. 16:3. 1 Kor. 2:8. 1 Tim. 1:13. verwijsteksten
29 Dit moet verstaan worden van sommigen derzelve, van welke de apostel spreekt 1 Kor. 2:8. Want van sommigen getuigt Christus dat zij tegen den Heiligen Geest gezondigd hebben, Matth. 12:30, 31, 32. verwijsteksten
 
18 Maar God heeft alzo vervuld, hetgeen Hij fdoor den mond van al Zijn profeten tevoren verkondigd had, dat de Christus lijden zou.
f Jes. 50:6; 53:5. Luk. 24:27. verwijsteksten
 
19 gBetert u dan en bekeert u, opdat uw zonden mogen uitgewist worden, wanneer de tijden 30der verkoeling zullen gekomen zijn van het aangezicht des Heeren,
g Hand. 2:38. verwijsteksten
30 Dat is, der verkwikking van de gelovigen, die de hitte der vervolgingen in deze wereld onderworpen zijn, Ps. 66:12. Jes. 28:12. Jer. 6:16. verwijsteksten
 
20 En Hij 31gezonden zal hebben Jezus Christus, Die u 32tevoren gepredikt is;
31 Namelijk voor de tweede reize, of in Zijn tweede toekomst ten oordeel.
32 Anders: tevoren besteld, geschikt, geordineerd.
 
21 Welken de hemel moet 33ontvangen 34tot de tijden der wederoprichting aller dingen, die God gesproken heeft door den mond van al Zijn heilige profeten 35van alle eeuw.
33 Dat is, ontvangen hebbende, behouden.
34 Dat is, tot den dag van het algemene oordeel, op welken alle dingen, die nu om der zonden wil der ijdelheid onderworpen zijn, weder terecht zullen gebracht en hersteld worden, Rom. 8:20. 2 Petr. 3:13, of totdat alles volkomenlijk zal vervuld zijn wat door de profeten is voorzegd geweest. verwijsteksten
35 Dat is, eertijds, in voortijden; of: van het begin der eeuwen, Joh. 9:32. Onder dezen is ook geweest Henoch, Jud. vs. 14. verwijsteksten
 
22 Want Mozes heeft tot de vaderen gezegd: hDe Heere uw God zal u 36een Profeet verwekken uit uw broederen, 37gelijk mij; Dien zult gij horen 38in alles wat Hij tot u spreken zal;
h Deut. 18:15, 18, 19. Joh. 1:46. Hand. 7:37. verwijsteksten
36 Dat is, een uitnemende Leraar op een bijzondere wijze van God gezonden.
37 Dat is, mij gelijk zijnde naar de menselijke natuur, en in uitnemendheid van bijzondere zending, getrouwheid en wonderen; doch hem in veel ook te boven gaande. Zie Deut. 18:15. Hebr. 3:2, 3, 4, 5. verwijsteksten
38 Of: naar alles.
 
23 En het zal geschieden dat alle ziel die dezen Profeet niet zal gehoord hebben, 39uitgeroeid zal worden uit het volk.
39 Of: verdelgd, vernield; Mozes zegt, Deut. 18:19: van dien wil Ik het eisen; dat is, Ik zal hem straffen, namelijk, als hier verklaard wordt, met uitroeiing uit Mijn volk, Hebr. 2:2, 3. verwijsteksten
 
24 En ook al de profeten, 40van Samuël aan en die daarna gevolgd zijn, zovelen als er hebben gesproken, die hebben ook deze dagen tevoren verkondigd.
40 Hoewel voor Samuëls tijden na Mozes ook enige profeten geweest zijn, zo wil nochtans Petrus dat men voornamelijk zal zien op Samuël en de profeten die na hem geweest zijn, ten tijde der koningen en daarna, alzo dezelve klaarder van Christus hebben geprofeteerd, Hand. 10:43. verwijsteksten
 
25 Gijlieden zijt 41kinderen der profeten en des 42verbonds, hetwelk God 43met onze vaderen opgericht heeft, zeggende tot Abraham: iEn in uw Zaad zullen alle 44geslachten der aarde gezegend worden.
41 Dat is, afkomstig van de profeten; of: wien de profeten voornamelijk zijn gezonden geweest.
42 Of: testaments. Zie Gen. 17:7. Rom. 9:4. verwijsteksten
43 Of: tot onze vaderen.
i Gen. 22:18. Gal. 3:8. verwijsteksten
44 Dat is, volken. Waarvan zie nadere verklaring Gen. 22:18. Gal. 3:8. verwijsteksten
 
26 God 45opgewekt hebbende Zijn 46Kind Jezus, heeft Denzelven eerst 47tot u gezonden, dat Hij ulieden 48zegenen zou, 49daarin dat Hij een iegelijk van u afkere van uw boosheden.
45 Namelijk uit de doden; of: verwekt, dat is, in de wereld gezonden, Hand. 13:22, 23. verwijsteksten
46 Of: Knecht, Dienaar. Zie vers 13. verwijsteksten
47 Namelijk Joden en burgers van Jeruzalem, Hand. 13:46. verwijsteksten
48 Namelijk met genade in dit leven, en met heerlijkheid in het toekomende.
49 Of: daarin dat een iegelijk van u zich afkere van zijn boosheden. Doch het eerste komt beter overeen met het woord zegenen, gelijk ook met dergelijke plaats Hand. 5:31. verwijsteksten

Einde Handelingen 3