Statenvertaling.nl

sample header image

Handelingen 15 – Statenvertaling

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenParallelZonder kanttekeningenAlleen Bijbeltekst

Handelingen 15

Dit hoofdstuk voorgelezen (m):

 

1 In de gemeente van Antiochië ontstaat verschil, aangaande de onderhouding der besnijdenis en der wet van Mozes. 2 Waarover Paulus en Barnabas naar Jeruzalem gezonden worden. 3 Waar zij de bekering der heidenen en de toedracht der zaak verhalen. 6 De apostelen en de ouderlingen komen tezamen om hiervan te handelen. 7 Petrus verklaart in dezelve vergadering, dat de heidenen met het juk der wet niet behoren bezwaard te worden. 13 Hetzelve stemt Jakobus toe, en bevestigt het uit de Heilige Schrift. 19 En besluit dat men hun niet meer behoort op te leggen dan de onderhouding van vier nodige dingen. 22 Hetwelk bij de ganse vergadering goedgevonden zijnde, aan de gemeenten geschreven, en benevens Paulus en Barnabas, door Barsabas en Silas overgezonden en bekendgemaakt wordt. 31 Die hetzelve met blijdschap aangenomen hebben. 36 Paulus en Barnabas, om Johannes Markus’ wil in twisting geraakt zijnde, scheiden van elkander. 39 Barnabas en Markus naar Cyprus. 40 En Paulus met Silas naar Syrië en Cilicië.
 
Onenigheid over de heidenzending
1 EN 1sommigen, die afgekomen waren 2van Judéa, leerden de broederen, zeggende: aIndien 3gij niet besneden wordt bnaar de wijze van Mozes, zo kunt gij niet zalig worden.
1 Namelijk die uit de Joden tot de christelijke religie zich begeven hadden, vers 5, onder welke de oude leraars menen dat de ketter Cerinthus mede geweest is, Epiphanius, Haereses, 28. verwijsteksten
2 Namelijk tot Antiochië.
a Gal. 5:2. verwijsteksten
3 Namelijk die uit de heidenen tot de christelijke religie bekeerd zijt, indien gij daarenboven u niet laat besnijden en de wet der ceremoniën niet onderhoudt.
b Gen. 17:10. Lev. 12:3. verwijsteksten
 
2 Als er dan geen kleine 4wederstand en 5twisting geschiedde bij 6Paulus en Bárnabas tegen hen, zo hebben 7zij geordineerd cdat Paulus en Bárnabas en enige anderen uit hen zouden opgaan 8tot de apostelen en ouderlingen naar Jeruzalem over deze 9vraag.
4 Of: Als er dan een oproer geschiedde, en geen kleine twisting bij, enz.
5 Gr. samenvraging, dat is, dispuut, vers 7. verwijsteksten
6 Die zich tegen deze valse leer stelden.
7 Namelijk de voorstanders der gemeente te Antiochië.
c Gal. 2:1. verwijsteksten
8 Namelijk Petrus, Jakobus en Johannes, Gal. 2:9. verwijsteksten
9 Of: kwestie, geschil. Zie Hand. 18:15. verwijsteksten
 
3 Zij dan 10van de gemeente uitgeleid zijnde, reisden door Fenícië en Samaría, verhalende 11de bekering der heidenen, en 12deden al den broederen grote blijdschap aan.
10 Hetwelk de gemeente deed om te tonen dat deze zaak niet alleen Paulus en Barnabas, maar de gehele gemeente aanging.
11 Namelijk tot de christelijke religie.
12 Gr. maakten.
 
4 En te Jeruzalem gekomen zijnde, werden zij ontvangen van de gemeente en de apostelen en de ouderlingen; en zij verkondigden wat grote dingen God 13met hen gedaan had.
13 Dat is, door hen. Zie Hand. 14:27. verwijsteksten
 
5 Maar, 14zeiden zij, er zijn sommigen opgestaan van die van de 15sekte der farizeeën, 16die gelovig zijn geworden, zeggende dat men 17hen moet besnijden en gebieden 18de wet van Mozes te onderhouden.
14 Deze woorden zijn daarbij gedaan opdat men mag verstaan, dat deze woorden niet van Lukas, maar van Paulus verhaald worden.
15 Gr. ketterij. Zie van dit woord de verklaring op Hand. 5:17, en van de farizeeën Matth. 3:7. verwijsteksten
16 Dat is, die de christelijke religie hadden aangenomen, doch, als het blijkt, den ouden zuurdesem der farizeeën niet ten enenmale afgelegd hadden.
17 Namelijk die zich uit het heidendom tot de christelijke religie begeven, Hand. 14:27. verwijsteksten
18 Namelijk der ceremoniën, vers 24. Hoewel het ook verstaan kan worden van de wet der zeden, om daardoor gerechtvaardigd te worden. verwijsteksten
 
De vergadering te Jeruzalem
6 En de apostelen en de ouderlingen 19vergaderden tezamen 20om op deze zaak te letten.
19 Dit is de eerste vergadering, concilie of synode, die over kwesties van de religie in het Nieuwe Testament is gehouden.
20 Gr. om over dit woord te zien. Hebr.
 
7 En als daarover grote 21twisting geschiedde, stond Petrus op en zeide tot hen: dMannen broeders, gij weet dat God van 22overlangen tijd onder ons mij verkoren heeft, dat de heidenen door mijn mond het woord des Evangelies zouden horen, en geloven.
21 Gr. samenvraging, dat is, dispuut, namelijk tussen beide partijen, die allebei moeten gehoord worden.
d Hand. 10:20; 11:12. verwijsteksten
22 Gr. van oude dagen; welken tijd sommigen verstaan van het begin van de predicatie der apostelen na de hemelvaart van Christus; anderen van den tijd der bekering van Cornelius, hfdst. 10.
 
8 En God, ede Kenner der harten, heeft hun 23getuigenis gegeven, hun gevende 24den Heiligen Geest gelijk als ook ons;
e 1 Kron. 28:9; 29:17. Ps. 7:10. Jer. 11:20; 17:10; 20:12. verwijsteksten
23 Namelijk dat zij Hem ook aangenaam waren, Hand. 10:28. verwijsteksten
24 Dat is, de gaven des Heiligen Geestes, zo gewone als extraordinaire.
 
9 fEn heeft 25geen onderscheid gemaakt tussen ons en hen, gereinigd hebbende hun harten door het geloof.
f Hand. 10:43, 44, enz. verwijsteksten
25 Namelijk aangaande de weldaden en gaven die gemeen zijn dengenen die in Christus geloven.
 
10 Nu dan, wat verzoekt gij God, gom 26een juk op den hals der discipelen te leggen, hetwelk noch onze vaders, noch wij hebben kunnen 27dragen?
g Matth. 23:4. verwijsteksten
26 Namelijk de wet der ceremoniën, vers 5. verwijsteksten
27 Dat is, volkomenlijk onderhouden, noch daardoor gerechtvaardigd worden. Zie de aant. op Hand. 13:39. verwijsteksten
 
11 hMaar wij geloven door 28de genade des Heeren Jezus Christus zalig te worden, op zulke wijze als ook 29zij.
h Ef. 2:8. Tit. 3:4. verwijsteksten
28 Dat is, door het lijden en de gerechtigheid van Jezus Christus, waarmede Hij ons de genade Gods verdiend heeft, waarvan de ceremoniën der wet een voorbeeld waren, Joh. 1:17. verwijsteksten
29 Namelijk onze vaders zalig zijn geworden door dezelfde genade.
 
12 En al 30de menigte 31zweeg stil, en zij hoorden Bárnabas en Paulus verhalen wat grote tekenen en wonderen God door hen onder de heidenen gedaan had.
30 Namelijk niet der gemeente, maar der apostelen en ouderlingen. Zie vers 4. verwijsteksten
31 Namelijk daarmede betonende hun toestemming in hetgeen van Petrus gezegd was.
 
13 En nadat 32dezen zwegen, 33antwoordde 34Jakobus, zeggende: Mannen broeders, hoort mij.
32 Namelijk Paulus en Barnabas.
33 Dat is, begon te spreken. Hebr.
34 Namelijk Alfeüs’ zoon, Jakobus de kleine. Zie van hem Hand. 12:17. verwijsteksten
 
14 35Simeon heeft verhaald hoe God 36eerst de heidenen heeft 37bezocht, om uit hen een volk aan te nemen 38voor Zijn Naam.
35 Namelijk Petrus, die zichzelven ook zo noemt, 2 Petr. 1:1. Anders ook Simon, Matth. 10:2. verwijsteksten
36 Dat is, overlang, vers 7. verwijsteksten
37 Of: aangezien.
38 Dat is, voor Zichzelven. Of: in Zijn Naam. Dat is, dat Zijn volk zou genoemd worden, vers 17. verwijsteksten
 
15 En hiermede stemmen overeen de woorden der profeten, gelijk geschreven is:
16 iNa dezen zal Ik wederkeren en weder opbouwen 39den tabernakel Davids, die vervallen is, en hetgeen daarvan 40verbroken is, weder opbouwen, en Ik zal denzelven wederoprichten,
i Amos 9:11, 12. verwijsteksten
39 Dat is, de gemeente, in welke Christus, de Zone Davids, woont.
40 Gr. ondergraven, namelijk in de ongelovige Joden, in welker plaats de heidenen als levende stenen gebouwd zijn.
 
17 Opdat de 41overblijvende mensen den Heere zoeken, en al de heidenen over welke Mijn Naam 42aangeroepen is, spreekt de Heere, Die dit alles doet.
41 Dat is, niet alleen de Joden, maar ook de andere volken, welke Amos Edom noemt. Zie Amos 9:11, 12. verwijsteksten
42 Gr. over hen aangeroepen of genaamd is. Zie Hand. 11:26. verwijsteksten
 
18 Gode zijn al Zijn werken 43van eeuwigheid bekend.
43 Dat is, al wat God in den tijd doet, dat heeft Hij van eeuwigheid besloten alzo te doen.
 
19 Daarom 44oordeel ik dat men degenen die uit de heidenen zich tot God bekeren, niet 45beroere,
44 Dat is, dit is mijn gevoelen en mening in deze zaak.
45 Of: ongerust make, of: dat men hen niet ongerust moet maken.
 
20 Maar hun zal aanschrijven dat zij zich onthouden kvan de dingen 46die door de afgoden besmet zijn, en lvan 47hoererij, en van het 48verstikte, en mvan 49bloed.
k Ex. 20:3. 1 Kor. 8:1; 10:20. verwijsteksten
46 Gr. besmettingen der afgoden, dat is, van spijze of drank den afgoden opgeofferd, en die daardoor besmet zijn, gelijk vers 29 verklaard wordt. verwijsteksten
l 1 Thess. 4:3. verwijsteksten
47 Dit verstaan sommigen van de lichamelijke hoererij, die wel in zichzelve niet middelmatig is, Ex. 20:14, maar van de heidenen voor geen zonde en middelmatig gehouden werd, 1 Kor. 6:13, 14, 15; anderen van de geestelijke hoererij, dat is, afgoderij, die doorgaans van de profeten hoererij genaamd wordt, Ex. 34:16. Lev. 20:5. Richt. 2:17. Ps. 106:39. Jes. 23:17. Jer. 3:6, 8. Ez. 16:15, 16, en namelijk van die soort van afgoderij, die sommigen uit de heidenen bekeerd zijnde, bedreven, etende in de tempelen der afgoden hetgeen denzelven was opgeofferd; waarvan de apostel spreekt 1 Kor. 8:9, 10; 10:14, 21. Hetwelk zij meenden hun door de christelijke vrijheid geoorloofd te zijn, en zij dikwijls deden met groten aanstoot der zwakken. verwijsteksten
48 Dat is, van beesten die gestorven waren zonder bloed te laten; wat den Joden een gruwel was. Zie Gen. 9:4. Lev. 3:17. Deut. 12:23. verwijsteksten
m Gen. 9:4. verwijsteksten
49 Namelijk van het beest afgezonderd, hetzij geronnen gegeten, of ongeronnen gedronken. Hetwelk God verboden had, om de mensen van alle wreedheid en bloedstorting af te schrikken, Gen. 9:4. verwijsteksten
 
21 Want Mozes heeft er van oude 50tijden in elke stad die hem prediken, en 51hij wordt op elken sabbat in de synagogen gelezen.
50 Gr. geslachten.
51 Dat is, zijn Schriften, Neh. 8:1. Luk. 16:29. verwijsteksten
 
Het antwoord aan Antiochíë
22 Toen heeft het den apostelen en den ouderlingen 52met de gehele gemeente goedgedacht, enige mannen uit zich te verkiezen en met Paulus en Bárnabas te zenden naar Antiochíë: namelijk Judas, die toegenaamd wordt Bársabas, en 53Silas, mannen die 54voorgangers waren onder de broeders.
52 Namelijk die het besluit der apostelen en ouderlingen goedgekeurd had.
53 Deze is dezelfde die Silvanus genaamd wordt, 1 Thess. 1:1. 2 Thess. 1:1. verwijsteksten
54 Dat is, die onder de voornaamsten waren van aanzien, kennis en beleid onder de kerkendienaren aldaar.
 
23 En zij schreven 55door hen dit navolgende: De apostelen en de ouderlingen en 56de broeders wensen den broederen uit de heidenen, die in Antiochíë en Syrië en Cilícië zijn, 57zaligheid.
55 Gr. door hun hand, dat is, dienst. Hebr. Hand. 7:25. Namelijk om van hen gedragen te worden aan de gemeente te Antiochië. verwijsteksten
56 Namelijk de andere gemene broeders der gemeente van Jeruzalem, die hetzelve ook hadden goedgevonden.
57 Gr. blijde te zijn; hetwelk was een gemene wijze van groetenissen in het begin der brieven bij de Grieken gebruikelijk. Zie Hand. 23:26. verwijsteksten
 
24 Nademaal wij gehoord hebben ndat sommigen, 58die van ons uitgegaan zijn, u met woorden ontroerd hebben en uw zielen 59wankelend gemaakt, zeggende dat gij moet besneden worden en de 60wet onderhouden, welken wij dat 61niet bevolen hadden,
n Gal. 2:4. verwijsteksten
58 Zie vers 1. 1 Joh. 2:19. verwijsteksten
59 Dat is, de vastigheid uws geloofs en de gerustheid uws gemoeds gelijk als los en onvast makende.
60 Zie de aant. op vers 5. verwijsteksten
61 Dat is, geen last gegeven hebben zulks te leren, hoewel zij onzen naam misbruiken.
 
25 Zo heeft het ons, eendrachtelijk tezamen zijnde, goedgedacht enige mannen te verkiezen en tot u te zenden, met onze geliefden, Bárnabas en Paulus,
26 Mensen odie hun zielen 62overgegeven hebben voor den Naam onzes Heeren Jezus Christus.
o Hand. 13:50; 14:19. verwijsteksten
62 Dat is, die met groot gevaar huns levens het Evangelie vrijmoediglijk gepredikt hebben.
 
27 Wij hebben dan Judas en Silas gezonden, die ook 63met den mond hetzelve zullen verkondigen.
63 Gr. met of door het woord.
 
28 Want het heeft den Heiligen Geest en 64ons goedgedacht, ulieden 65geen meerderen last op te leggen dan deze 66noodzakelijke dingen:
64 Dat is, ons door ingeven des Heiligen Geestes.
65 Zie hiervan de verklaring vers 10. verwijsteksten
66 Namelijk voor dezen tijd; dewelke hoewel zij niet eigenlijk ter zaligheid noodwendig zijn (uitgenomen het vlieden van hoererij en afgoderij), zo zijn zij nochtans nodig onderhouden te worden tot noodzakelijken vrede en stichting der gemeente, om der zwakgelovige Joden wil.
 
29 Namelijk pdat gij u onthoudt van 67hetgeen den afgoden geofferd is, en qvan bloed, en van het verstikte, en van rhoererij; van welke dingen, indien gij uzelven wacht, zo zult gij 68wel doen. 69Vaart wel.
p Ex. 20:3. 1 Kor. 8:1. verwijsteksten
67 Zie hiervan 1 Korinthe 8, door het gehele hoofdstuk. verwijsteksten
q Gen. 9:4. Lev. 17:14. verwijsteksten
r 1 Thess. 4:3. verwijsteksten
68 Of: welvaren.
69 Gr. Zijt of wordt gesterkt. Een wijze van spreken bij de Grieken gebruikelijk in het sluiten van de brieven. Zie Hand. 23:30. verwijsteksten
 
30 Dezen dan hun afscheid ontvangen hebbende, kwamen te Antiochíë; en 70de menigte vergaderd hebbende, gaven zij den brief over.
70 Dat is, de ganse gemeente.
 
31 En zij, dien gelezen hebbende, verblijdden zich over de 71vertroosting.
71 Of: vermaning.
 
32 Judas nu en Silas, die ook zelven 72profeten waren, 73vermaanden de broeders met vele woorden, en 74versterkten hen.
72 Dat is, leraars des Woords, begiftigd met de gave van de Heilige Schrift bekwamelijk uit te leggen, die gezonden waren om hun vermaningen daarbij te doen, vers 27. verwijsteksten
73 Of: vertroostten.
74 Namelijk in het christengeloof.
 
33 En als zij daar 75een tijdlang 76vertoefd hadden, lieten hen de broeders wederom gaan 77met vrede, 78tot de apostelen.
75 Dat is, een zekeren en geruimen tijd, Hand. 18:23. verwijsteksten
76 Gr. gemaakt hadden, dat is, verbleven waren. Zie Jak. 4:13. verwijsteksten
77 Dat is, met verlof van de broeders, en met toewensing van allen zegen en geluk. Hebr.
78 Namelijk naar Jeruzalem, waar nog enige apostelen waren.
 
34 Maar het dacht Silas goed aldaar te blijven.
35 En Paulus en Bárnabas 79onthielden zich te Antiochíë, lerende en 80verkondigende met nog vele anderen het Woord des Heeren.
79 Gr. versleten daar, namelijk den tijd.
80 Gr. evangeliserende.
 
Paulus en Bárnabas scheiden
36 En na enige dagen zeide Paulus tot Bárnabas: Laat ons nu wederkeren, en bezoeken onze broeders in elke stad in welke wij het Woord des Heeren verkondigd hebben, 81hoe zij het hebben.
81 Dat is, om te vernemen hoe het met hen staat, aangaande het geloof.
 
37 En Bárnabas 82ried dat zij Johannes, die genaamd is sMarkus, zouden medenemen.
82 Of: wilde.
s Hand. 12:12, 25. Kol. 4:10. 2 Tim. 4:11. Filem. vs. 24. verwijsteksten
 
38 Maar Paulus 83achtte billijk dat men dien niet zou medenemen, die van Pamfylië af van hen was 84afgeweken, en met hen niet was gegaan tot 85dat werk.
83 Of: begeerde.
84 Gr. afgestaan. Zie Hand. 13:13. verwijsteksten
85 Namelijk om den heidenen het Evangelie te prediken, waartoe de Heilige Geest hen geroepen had, om dat te volbrengen, Hand. 13:2. verwijsteksten
 
39 Er ontstond dan een 86verbittering, alzo dat zij van elkander gescheiden zijn, en dat Bárnabas Markus medenam en naar Cyprus afscheepte.
86 Of: hevigheid, welke deze heilige mannen overkomen is door menselijke zwakheid, daarmede tonende waar te zijn hetgeen zij van zichzelven zeggen, Hand. 14:15. Doch God heeft dit ten beste gekeerd, alzo zij aldus van elkander gescheiden zijnde, het Evangelie van hen in meer plaatsen tegelijk is verkondigd geworden. verwijsteksten
 
40 Maar Paulus 87verkoos Silas, en reisde heen, der genade Gods van de broederen 88bevolen zijnde.
87 Of: nam tot zich.
88 Gr. overgegeven zijnde.
 
41 En hij doorreisde Syrië en Cilícië, versterkende 89de gemeenten.
89 Namelijk die in die landen vergaderd waren.

Einde Handelingen 15