Statenvertaling.nl

sample header image

Lukas 9 – Statenvertaling

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenParallelZonder kanttekeningenAlleen Bijbeltekst

Lukas 9

Dit hoofdstuk voorgelezen (v):

 

1 Christus zendt Zijn apostelen uit om te prediken, en onderricht hen hoe zij zich op den weg zouden gedragen. 7 Herodes van Christus gehoord hebbende, begeert Hem te zien. 10 De apostelen keren weder. 11 Christus spijzigt omtrent vijfduizend mannen met vijf broden en twee vissen. 18 Verscheiden gevoelen des volks van Zijn Persoon. 22 Voorzegt Zijn dood en opstanding. 23 En vermaant tot volstandige belijdenis van Zijn woord. 28 Wordt voor drie van Zijn apostelen op den berg verheerlijkt in tegenwoordigheid van Mozes en Elia. 37 Werpt een wreden onreinen geest uit. 46 Leert wie onder Zijn discipelen de grootste zal zijn. 49 Verbiedt dien te beletten die in Zijn Naam duivelen uitwierp. 51 Reizende naar Jeruzalem, weigeren Hem de Samaritanen herberg, hetwelk de apostelen willende wreken, van Hem daarover bestraft worden. 57 Drie begeren Christus te volgen en krijgen elk hun bijzonder antwoord.
 
De uitzending der twaalve
1 ENa Zijn twaalf discipelen samengeroepen hebbende, gaf Hij hun kracht en 1macht 2over al de duivelen, en om ziekten te genezen;a Matth. 10:1. Mark. 3:13; 6:7. Luk. 6:13. verwijsteksten
1 Of: autoriteit.
2 Dat is, tegen al de duivelen, om die uit te werpen, Matth. 10:1. verwijsteksten
2 bEn zond hen heen om te prediken 3het Koninkrijk Gods, en de kranken gezond te maken.b Matth. 10:7. verwijsteksten
3 Dat is, het Evangelie van de komst van het Koninkrijk Gods.
3 En Hij zeide tot hen: c4Neemt niets mede tot den weg, noch 5staven, noch male, noch brood, noch geld; noch iemand van u zal twee rokken hebben.c Matth. 10:9. Mark. 6:8. Luk. 22:35. verwijsteksten
4 Zie hiervan de aant. op Matth. 10:10. verwijsteksten
5 Anders: staf.
4 En in wat huis gij ook zult ingaan, blijft aldaar, en 6gaat vandaar uit.6 Dat is, blijft daar zolang totdat gij vertrekt, zonder om uw gemak van het ene huis in het andere te gaan logeren; alzo uw verblijf aldaar niet lang mag duren.
5 dEn zo wie u niet zullen ontvangen, uitgaande van die stad, schudt ook het 7stof af van uw voeten, tot een getuigenis tegen hen.d Matth. 10:14. Mark. 6:11. Luk. 10:11. Hand. 13:51; 18:6. verwijsteksten
7 Zie de betekenis daarvan Matth. 10:14. verwijsteksten
6 En zij uitgaande, 8doorgingen al de vlekken, verkondigende het Evangelie, en genezende de zieken overal.8 Of: gingen van het ene vlek tot het andere.
 
Herodes wil Jezus zien
7 eEn Herodes, de 9viervorst, hoorde al de dingen die van Hem geschiedden; en was 10twijfelmoedig, omdat van sommigen gezegd werd dat Johannes van de doden was opgestaan,e Matth. 14:1. Mark. 6:14. verwijsteksten
9 Van de viervorsten zie Matth. 14:1. verwijsteksten
10 Namelijk niet wetende wat hij denken of doen zou.
8 En van sommigen, dat Elía verschenen was; en van anderen, dat een profeet van de ouden was opgestaan.
9 En Herodes zeide: 11Johannes heb ik onthoofd; wie is nu Deze, van Welken ik zulke dingen hoor? En hij zocht Hem te zien.11 Zie hiervan Matth. 14:10. Mark. 6:27. verwijsteksten
 
De eerste wonderbare spijziging
10 fEn de apostelen wedergekeerd zijnde, verhaalden Hem al wat zij gedaan hadden. gEn Hij nam hen mede en vertrok alleen in een woeste plaats der stad genaamd 12Bethsáïda.f Mark. 6:30. verwijsteksten
g Matth. 14:13. Mark. 6:31, 32. verwijsteksten
12 Was een stad van Galilea, gelegen aan het Meer Gennesaret, tegenover Kapernaüm, Mark. 6:45. Joh. 12:21. verwijsteksten
11 En de scharen dat verstaande, volgden Hem; en Hij ontving hen, en sprak tot hen van het Koninkrijk Gods; en die genezing 13van node hadden, maakte Hij gezond.13 Namelijk die zulks begeerden.
12 hEn de dag begon te dalen; en de twaalve tot Hem komende, zeiden tot Hem: Laat de schare van U, opdat zij, heen gaande in de omliggende vlekken en in de 14dorpen, 15herberg nemen mogen en spijze vinden; want wij zijn hier in een woeste plaats.h Matth. 14:15. Mark. 6:35. Joh. 6:5. verwijsteksten
14 Gr. velden, dat is, landhuizen.
15 Gr. uitspannen.
13 iMaar Hij zeide tot hen: Geeft gij hun te eten. En zij zeiden: Wij hebben niet meer dan vijf broden en twee vissen; tenzij dan dat wij heengaan en spijze kopen voor al dit volk.i Matth. 14:16. Mark. 6:37. Joh. 6:9. verwijsteksten
14 Want er waren omtrent vijfduizend mannen. Doch Hij zeide tot Zijn discipelen: Doet hen nederzitten bij 16zaten, elk van vijftig.16 Dat is, gezelschappen die bijeenzitten, of waardschappen. Zie Mark. 6:40. verwijsteksten
15 En zij deden alzo, en 17deden hen allen nederzitten.17 Anders: zij zaten allen neder.
16 En Hij de vijf broden en de twee vissen genomen hebbende, zag op naar den hemel, ken 18zegende die, en brak ze, en gaf ze den discipelen om de schare voor te leggen.k 1 Sam. 9:13. verwijsteksten
18 Van deze zegening zie Matth. 14:19. verwijsteksten
17 En zij aten en werden allen verzadigd; en er werd opgenomen hetgeen hun van de brokken overgeschoten was, twaalf korven.
 
De belijdenis van Petrus
18 lEn het geschiedde als Hij 19alleen was, biddende, dat de discipelen met Hem waren, en Hij vraagde hun, zeggende: Wie zeggen de scharen dat Ik ben?l Matth. 16:13. Mark. 8:27. verwijsteksten
19 Namelijk afgezonderd van de schare.
19 En zij antwoordende zeiden: mJohannes de Doper; en anderen: Elía; en anderen: Dat enig profeet van de ouden opgestaan is.m Matth. 14:2. verwijsteksten
20 En Hij zeide tot hen: Maar gijlieden, wie zegt gij dat Ik ben? En Petrus antwoordende zeide: 20De nChristus Gods.20 Dat is, de Messias of Gezalfde, van God beloofd en gezonden.
n Joh. 6:69. verwijsteksten
 
Eerste aankondiging van het lijden
21 En Hij 21gebood hun scherpelijk en beval, dat zij dit niemand 22zeggen zouden;21 Gr. bedreigde.
22 Namelijk voor dien tijd.
22 Zeggende: oDe Zoon des mensen moet veel lijden, en 23verworpen worden van de ouderlingen en overpriesters en schriftgeleerden, en gedood, en ten derden dage opgewekt worden.o Matth. 16:21; 17:22. Mark. 8:31; 9:31; 10:33. Luk. 18:31; 24:7. verwijsteksten
23 Dat is, niet gekend noch aangenomen worden voor den Messias, maar veroordeeld als een verleider en godslasteraar. Zie Matth. 21:42. 1 Petr. 2:4, 7. verwijsteksten
 
Aansporing tot zelfverloochening
23 En Hij zeide tot allen: pZo iemand 24achter Mij wil komen, die verloochene zichzelven, en neme zijn 25kruis dagelijks op en volge Mij.p Matth. 10:38; 16:24. Mark. 8:34. Luk. 14:27. verwijsteksten
24 Dat is, Mijn discipel wil zijn.
25 Dat is, lijden en verdrukking, hoe zwaar die ook zou mogen zijn, hetwelk Hij kruis noemt omdat het lijden des kruises het zwaarste is.
24 qWant zo wie zijn 26leven behouden wil, die zal het verliezen; maar zo wie zijn 27leven verliezen zal om Mijnentwil, die zal het 28behouden.q Matth. 10:39; 16:25. Mark. 8:35. Luk. 17:33. Joh. 12:25. verwijsteksten
26 . 27 Gr. ziel.
28 Namelijk hiernamaals.
25 Want wat baat het een mens, die de gehele wereld zou winnen, en 29zichzelven verliezen of schade zijns zelfs lijden?29 Dat is, het eeuwig verderf naar ziel en lichaam over zichzelven halen.
26 rWant zo wie zich Mijns en Mijner woorden zal geschaamd hebben, diens zal de Zoon des mensen Zich schamen, wanneer Hij komen zal in Zijn heerlijkheid en in de heerlijkheid des Vaders en der heilige engelen.r Matth. 10:33. Mark. 8:38. Luk. 12:9. 2 Tim. 2:12. 1 Joh. 2:23. verwijsteksten
27 sEn Ik zeg u waarlijk: Er zijn sommigen dergenen die hier staan, 30die den dood niet zullen smaken, totdat zij het Koninkrijk Gods zullen gezien hebben.s Matth. 16:28. Mark. 9:1. verwijsteksten
30 Zie hiervan de verklaring Matth. 16:28. verwijsteksten
 
De verheerlijking op den berg
28 tEn het geschiedde omtrent 31acht dagen na deze woorden, dat Hij medenam Petrus en Johannes en Jakobus, en klom op den berg om te bidden.t Matth. 17:1. Mark. 9:2. verwijsteksten
31 Mattheüs zegt, Matth. 17:1, van zes dagen; hoe dit accordeert, zie de verklaring aldaar. verwijsteksten
29 En als Hij bad, werd de gedaante Zijns aangezichts 32veranderd, en Zijn kleding wit en zeer blinkende.32 Gr. andere, dat is, veranderd, namelijk in heerlijkheid.
30 En zie, twee mannen spraken met Hem, welke waren Mozes en Elía;
31 Dewelke gezien zijnde in heerlijkheid, zeiden Zijn 33uitgang, dien Hij zou 34volbrengen te Jeruzalem.33 Namelijk des levens, dat is, spraken met Hem van Zijn lijden en sterven, en opstaan.
34 Gr. vervullen.
32 Petrus nu en die met hem waren, waren met slaap bezwaard; en ontwaakt zijnde, zagen zij Zijn heerlijkheid en de twee mannen die bij Hem stonden.
33 En het geschiedde 35als zij van Hem afscheidden, zo zeide Petrus tot Jezus: Meester, het is goed dat wij hier zijn; en laat ons drie tabernakelen maken, voor U een, en voor Mozes een, en voor Elía een; niet wetende wat hij zeide.35 Dat is, als zij stonden op het scheiden.
34 Als hij nu dit zeide, kwam een wolk en overschaduwde hen; en zij werden bevreesd als 36die in de wolk ingingen.36 Namelijk Mozes en Elia.
35 vEn er geschiedde 37een stem uit de wolk, zeggende: Deze is Mijn geliefde Zoon; xhoort Hem.v Jes. 42:1. Matth. 3:17; 17:5. Mark. 1:11; 9:7. Luk. 3:22. Kol. 1:13. 2 Petr. 1:17. verwijsteksten
37 Namelijk van God den Vader, gelijk uit het volgende blijkt.
x Deut. 18:19. Hand. 3:22. verwijsteksten
36 En als de stem geschiedde, zo werd Jezus alleen gevonden. En zij zwegen stil, en verhaalden 38in die dagen niemand iets van hetgeen zij gezien hadden.38 Dat is, in dien tijd, namelijk voor Zijn verrijzenis, alzo Hij hun zulks verboden had, Matth. 17:9. verwijsteksten
 
De maanzieke knaap
37 yEn het geschiedde des daags daaraan, als zij van den berg afkwamen, dat Hem een grote schare tegemoetkwam.y Matth. 17:14. Mark. 9:17. verwijsteksten
38 En zie, een man van de schare riep uit, zeggende: Meester, ik bid U, 39zie toch mijn zoon aan; want hij is mij een eniggeborene.39 Namelijk met medelijdende ogen.
39 En zie, 40een geest neemt hem, en van stonden aan roept hij, en hij scheurt hem, dat hij schuimt, en wijkt nauwelijks van hem, en 41verplettert hem.40 Namelijk een boze of onreine geest.
41 Dat is, poogt hem te verpletteren, gelijk deze dingen ook in zware vallende ziekten plegen te geschieden.
40 En ik heb Uw discipelen gebeden dat zij hem zouden uitwerpen, en zij hebben niet gekund.
41 En Jezus antwoordende zeide: O ongelovig en 42verkeerd geslacht, hoelang zal Ik nog bij ulieden zijn en ulieden verdragen? Breng uw zoon hier.42 Of: verdraaid, dat men niet wel terecht kan brengen, Filipp. 2:15. verwijsteksten
42 En nog als hij naar Hem toekwam, scheurde hem de duivel en verscheurde hem; maar Jezus bestrafte den onreinen geest, en maakte het kind gezond, en gaf hem aan zijn vader weder.
 
Tweede aankondiging van het lijden
43 En zij werden allen verslagen over 43de grootdadigheid Gods. En als zij allen zich verwonderden over al de dingen die Jezus gedaan had, zeide Hij tot Zijn discipelen:43 Dat is, de uitnemende macht Gods, waardoor de wonderwerken geschieden.
44 44Legt gij deze woorden in uw oren; zwant de Zoon des mensen zal overgeleverd worden in der 45mensen handen.44 Dat is, merkt wel op deze zaken, en onthoudt ze wel; want zij zullen u kunnen dienen tot versterking tegen de ergernis Mijns lijdens.
z Matth. 17:22. Mark. 9:31. verwijsteksten
45 Namelijk der onrechtvaardigen. Zie Hand. 2:23. verwijsteksten
45 aMaar zij verstonden dit woord niet, en het was voor hen verborgen, alzo dat zij het niet 46begrepen; en zij vreesden van dat woord Hem te vragen.a Luk. 2:50; 18:34. verwijsteksten
46 Gr. gevoelden.
 
Waarschuwing tegen eerzucht
46 bEn er rees een 47overlegging onder hen, namelijk wie van hen 48de meeste ware.b Matth. 18:1. Mark. 9:33. Luk. 22:24. verwijsteksten
47 Of: samenspreking. Zie Mark. 9:33, 34. verwijsteksten
48 Gr. groter, of: meerder.
47 Maar Jezus ziende de overlegging hunner harten, nam een kindeken en stelde dat bij Zich,
48 cEn zeide tot hen: Zo wie dit kindeken ontvangen zal in Mijn Naam, die ontvangt Mij; den zo wie Mij ontvangen zal, die ontvangt Hem Die Mij gezonden heeft. eWant 49die de minste onder u allen is, die zal 50groot zijn.c Matth. 18:5. Mark. 9:37. Joh. 13:20. verwijsteksten
d Luk. 10:16. Joh. 13:20. verwijsteksten
e Matth. 23:11. Luk. 14:11; 18:14. verwijsteksten
49 Gr. de mindere, dat is, de nederigste.
50 Namelijk in het Koninkrijk der hemelen, Matth. 18:1, 2. verwijsteksten
49 fEn Johannes antwoordde en zeide: Meester, wij hebben een gezien die in Uw Naam de duivelen uitwierp, en wij hebben het hem 51verboden, omdat hij U met ons niet volgt.f Mark. 9:38. verwijsteksten
51 Of: verhinderd.
50 En Jezus zeide tot hem: 52Verbiedt het niet. 53Want gwie tegen ons niet is, die is voor ons.52 Of: Verhindert.
53 Zie Mark. 9:40. verwijsteksten
g Matth. 12:30. Luk. 11:23. verwijsteksten
 
Jezus door Samaritanen verworpen
51 En het geschiedde als de dagen Zijner h54opneming 55vervuld werden, zo 56richtte Hij Zijn aangezicht om naar Jeruzalem te reizen.h Mark. 16:19. Hand. 1:2. 1 Tim. 3:16. verwijsteksten
54 Namelijk uit deze wereld naar den hemel, Mark. 16:19. Hand. 1:11. verwijsteksten
55 Dat is, begonnen vervuld te worden of te genaken.
56 Gr. bevestigde, dat is, nam vrijmoediglijk voor, te gaan naar Jeruzalem, niettegenstaande Hij wist wat Hem daar zou overkomen.
52 En Hij zond boden uit voor Zijn aangezicht; en zij heengereisd zijnde, kwamen in een vlek der Samaritanen, om voor Hem herberg te bereiden.
53 En zij ontvingen Hem niet, iomdat Zijn aangezicht was als 57reizende naar Jeruzalem.i Joh. 4:9. verwijsteksten
57 Namelijk om daar den godsdienst te plegen, hetwelk de Samaritanen deden op den berg Gerizim, Joh. 4:20, Josephus, Oudheden, boek 11, hfdst. 8, waaruit grote haat en vijandschap tussen de Joden en Samaritanen ontstond, Joh. 4:9. verwijsteksten
54 Als nu Zijn discipelen Jakobus en Johannes dat zagen, zeiden zij: Heere, wilt Gij dat wij zeggen dat vuur van den hemel nederdale en dezen verslinde, gelijk ook kElía gedaan heeft?k 2 Kon. 1:10, 12. verwijsteksten
55 Maar Zich omkerende bestrafte Hij hen en zeide: Gij weet niet 58van hoedanigen Geest gij zijt.58 Dat is, dat gij, Mijn Geest hebbende, niet behoort der mensen ondergang te begeren. Of: gij bedenkt niet dat de geest der wraakgierigheid ulieden hiertoe aandrijft.
56 lWant de Zoon des mensen is niet gekomen om der mensen zielen te verderven, maar om te behouden. En zij gingen naar een ander vlek.l Joh. 3:17; 12:47. verwijsteksten
 
Het volgen van Jezus
57 mEn het geschiedde op den weg, als zij reisden, dat een tot Hem zeide: Heere, ik zal U volgen, waar Gij ook heen gaat.m Matth. 8:19. verwijsteksten
58 En Jezus zeide tot hem: 59De vossen hebben holen, en de vogelen des hemels nesten; maar de Zoon des mensen heeft niet waar Hij het hoofd nederlegge.59 Dat is, gij hebt van Mij geen gemak of rijkdom van deze wereld te verwachten, want Ik heb die Zelf niet.
59 nEn Hij zeide tot een ander: Volg Mij. Doch hij zeide: Heere, laat mij toe dat ik heenga en eerst mijn vader begrave.n Matth. 8:21. verwijsteksten
60 oMaar Jezus zeide tot hem: 60Laat de doden hun doden begraven; doch gij, ga heen en verkondig het Koninkrijk Gods.o Matth. 8:22. verwijsteksten
60 Zie de verklaring Matth. 8:22. verwijsteksten
61 En ook een ander zeide: Heere, ik zal U volgen; maar plaat mij eerst toe dat ik afscheid neme van degenen die in mijn huis zijn.p 1 Kon. 19:20. verwijsteksten
62 En Jezus zeide tot hem: 61qNiemand die zijn hand aan den ploeg slaat en ziet naar hetgeen achter is, is bekwaam tot het Koninkrijk Gods.61 Een gelijkenis genomen van een akkerman, die ploegende altijd moet voorwaarts zien, of hij kan geen rechte voren maken, Filipp. 3:14. verwijsteksten
q Spr. 26:11. Filipp. 3:14. Hebr. 6:5. 2 Petr. 2:20. verwijsteksten

Einde Lukas 9