Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
Johannes de Doper |
1 EN in het vijftiende jaar der regering van den keizer Tibérius, als Pontius Pilatus stadhouder was over Judéa, en Herodes een viervorst over Galiléa, en Filippus, zijn broeder, een viervorst over Ituréa en over het land Trachonítis, en Lysánias een viervorst over Abiléne, |
2 Onder de ahogepriesters Annas en Kájafas, geschiedde het woord Gods tot Johannes, den zoon van Zacharías, in de woestijn. a Hand. 4:6. |
a Hand. 4:6 En Annas, de hogepriester, en Kájafas en Johannes en Alexander, en zovelen er van het hogepriesterlijk geslacht waren. |
3 bEn hij kwam in al het omliggende land der Jordaan, predikende den doop der bekering tot vergeving der zonden; b Matth. 3:1. Mark. 1:4. |
b Matth. 3:1 EN in die dagen kwam Johannes de Doper, predikende in de woestijn van Judéa, Mark. 1:4 Johannes was dopende in de woestijn en predikende den doop der bekering tot vergeving der zonden. |
4 Gelijk geschreven is in het boek der woorden van cJesaja, den profeet, zeggende: De stem des roependen in de woestijn: Bereidt den weg des Heeren, maakt Zijn paden recht; c Jes. 40:3. Matth. 3:3. Mark. 1:3. Joh. 1:23. |
c Jes. 40:3 Een stem des roependen in de woestijn: Bereidt den weg des HEEREN, maakt recht in de wildernis een baan voor onzen God. Matth. 3:3 Want deze is het van denwelken gesproken is door Jesaja, den profeet, zeggende: De stem des roependen in de woestijn: Bereidt den weg des Heeren, maakt Zijn paden recht. Mark. 1:3 De stem des roependen in de woestijn: Bereidt den weg des Heeren, maakt Zijn paden recht. Joh. 1:23 Hij zeide: Ik ben de stem des roependen in de woestijn: Maakt den weg des Heeren recht; gelijk Jesaja, de profeet, gesproken heeft. |
5 Alle dal zal gevuld worden en alle berg en heuvel zal vernederd worden, en de kromme wegen zullen tot een rechten weg worden, en de oneffen tot effen wegen; |
6 dEn alle vlees zal de Zaligheid Gods zien. d Ps. 98:2. Jes. 52:10. |
d Ps. 98:2 De HEERE heeft Zijn heil bekendgemaakt, Hij heeft Zijn gerechtigheid geopenbaard voor de ogen der heidenen. Jes. 52:10 De HEERE heeft Zijn heiligen arm ontbloot voor de ogen aller heidenen; en al de einden der aarde zullen zien het heil onzes Gods. |
7 Hij zeide dan tot de scharen die uitkwamen om van hem gedoopt te worden: eGij adderengebroedsels, wie heeft u aangewezen te vlieden van den toekomenden toorn? e Matth. 3:7; 23:33. |
e Matth. 3:7 Hij dan, ziende velen van de farizeeën en sadduceeën tot zijn doop komen, sprak tot hen: Gij adderengebroedsels, wie heeft u aangewezen te vlieden van den toekomenden toorn? Matth. 23:33 Gij slangen, gij adderengebroedsels, hoe zoudt gij de helse verdoemenis ontvlieden? |
8 Brengt dan vruchten voort der bekering waardig; en begint niet te zeggen bij uzelven: fWij hebben Abraham tot een vader. Want ik zeg u, dat God zelfs uit deze stenen Abraham kinderen kan verwekken. f Matth. 3:9. Joh. 8:39. Hand. 13:26. |
f Matth. 3:9 En meent niet bij uzelven te zeggen: Wij hebben Abraham tot een vader. Want ik zeg u, dat God zelfs uit deze stenen Abraham kinderen kan verwekken. Joh. 8:39 Zij antwoordden en zeiden tot Hem: Abraham is onze vader. Jezus zeide tot hen: Indien gij Abrahams kinderen waart, zo zoudt gij de werken Abrahams doen. Hand. 13:26 Mannen broeders, kinderen van het geslacht Abrahams, en die onder u God vrezen, tot u is het woord dezer zaligheid gezonden. |
9 gEn de bijl ligt ook alrede aan den wortel der bomen; alle boom dan die geen goede vrucht voortbrengt, wordt uitgehouwen en in het vuur geworpen. g Matth. 3:10; 7:19. |
g Matth. 3:10 En ook is alrede de bijl aan den wortel der bomen gelegd; alle boom dan die geen goede vrucht voortbrengt, wordt uitgehouwen en in het vuur geworpen. Matth. 7:19 Een iedere boom die geen goede vrucht voortbrengt, wordt uitgehouwen en in het vuur geworpen. |
10 En de scharen vraagden hem, hzeggende: Wat zullen wij dan doen? h Hand. 2:37. |
h Hand. 2:37 En als zij dit hoorden, werden zij verslagen in het hart, en zeiden tot Petrus en de andere apostelen: Wat zullen wij doen, mannen broeders? |
11 En hij antwoordende zeide tot hen: iDie twee rokken heeft, dele hem mede die geen heeft; en die spijze heeft, doe desgelijks. i Jak. 2:13, 15. 1 Joh. 3:17. |
i Jak. 2:13 Want een onbarmhartig oordeel zal gaan over dengene die geen barmhartigheid gedaan heeft; en de barmhartigheid roemt tegen het oordeel. Jak. 2:15 Indien er nu een broeder of zuster naakt zouden zijn, en gebrek zouden hebben van dagelijks voedsel, 1 Joh. 3:17 Zo wie nu het goed der wereld heeft, en ziet zijn broeder gebrek hebben, en sluit zijn hart toe voor hem, hoe blijft de liefde Gods in hem? |
12 En er kwamen ook tollenaars om gedoopt te worden, en zeiden tot hem: Meester, wat zullen wij doen? |
13 En hij zeide tot hen: Eist niet meer dan hetgeen u gezet is. |
14 En hem vraagden ook de krijgslieden, zeggende: En wij, wat zullen wij doen? En hij zeide tot hen: Doet niemand overlast en ontvreemdt niemand het zijne met bedrog, en laat u vergenoegen met uw bezoldigingen. |
15 En als het volk verwachtte, en allen in hun harten overlegden van Johannes, of hij niet mogelijk de Christus ware, |
16 Zo antwoordde Johannes aan allen, zeggende: kIk doop u wel met water; maar Hij komt Die sterker is dan ik, Wien ik niet waardig ben den riem van Zijn schoenen te ontbinden: lDeze zal u dopen met den Heiligen Geest en met vuur; k Matth. 3:11. Mark. 1:8. Joh. 1:26. Hand. 1:5; 11:16; 19:4. l Jes. 44:3. Joël 2:28. Hand. 2:4; 11:15. |
k Matth. 3:11 Ik doop u wel met water tot bekering; maar Die na mij komt, is sterker dan ik, Wiens schoenen ik niet waardig ben Hem na te dragen; Die zal u met den Heiligen Geest en met vuur dopen; Mark. 1:8 Ik heb ulieden wel gedoopt met water, maar Hij zal u dopen met den Heiligen Geest. Joh. 1:26 Johannes antwoordde hun, zeggende: Ik doop met water, maar Hij staat midden onder ulieden, Dien gij niet kent; Hand. 1:5 Want Johannes doopte wel met water, maar gij zult met den Heiligen Geest gedoopt worden, niet lang na deze dagen. Hand. 11:16 En ik werd gedachtig aan het woord des Heeren, hoe Hij zeide: Johannes doopte wel met water, maar gijlieden zult gedoopt worden met den Heiligen Geest. Hand. 19:4 Maar Paulus zeide: Johannes heeft wel gedoopt den doop der bekering, zeggende tot het volk, dat zij geloven zouden in Dengene Die na hem kwam, dat is in Christus Jezus; l Jes. 44:3 Want Ik zal water gieten op den dorstige en stromen op het droge; Ik zal Mijn Geest op uw zaad gieten en Mijn zegen op uw nakomelingen. Joël 2:28 En daarna zal het geschieden dat Ik Mijn Geest zal uitgieten over alle vlees, en uw zonen en uw dochters zullen profeteren; uw ouden zullen dromen dromen, uw jongelingen zullen gezichten zien. Hand. 2:4 En zij werden allen vervuld met den Heiligen Geest, en begonnen te spreken met andere talen, zoals de Geest hun gaf uit te spreken. Hand. 11:15 En als ik begon te spreken, viel de Heilige Geest op hen, gelijk ook op ons in het begin. |
17 mWiens wan in Zijn hand is, en Hij zal Zijn dorsvloer doorzuiveren, en de tarwe zal Hij in Zijn schuur samenbrengen, maar het kaf zal Hij met onuitblusselijk vuur verbranden. m Matth. 3:12. |
m Matth. 3:12 Wiens wan in Zijn hand is, en Hij zal Zijn dorsvloer doorzuiveren en Zijn tarwe in Zijn schuur samenbrengen, en zal het kaf met onuitblusselijk vuur verbranden. |
18 Hij dan ook nog vele andere dingen vermanende, verkondigde het volk het Evangelie. |
19 nMaar als Herodes, de viervorst, van hem bestraft werd omwille van Heródias, de vrouw van Filippus, zijn broeder, en over alle boze stukken die Herodes deed, n Matth. 14:3. Mark. 6:18. |
n Matth. 14:3 Want Herodes had Johannes gevangengenomen en hem gebonden en in den kerker gezet, omwille van Heródias, de huisvrouw van Filippus, zijn broeder. Mark. 6:18 Want Johannes zeide tot Herodes: Het is u niet geoorloofd de huisvrouw uws broeders te hebben. |
20 Zo heeft hij ook dit nog boven alles daartoe gedaan, dat hij Johannes in de gevangenis gesloten heeft. |
Johannes doopt Jezus |
21 oEn het geschiedde, toen al het volk gedoopt werd, en Jezus ook gedoopt was en bad, dat de hemel geopend werd, o Matth. 3:13. Mark. 1:9. Joh. 1:32. |
o Matth. 3:13 Toen kwam Jezus van Galiléa naar de Jordaan tot Johannes, om van hem gedoopt te worden. Mark. 1:9 En het geschiedde in diezelve dagen, dat Jezus kwam van Nazareth, gelegen in Galiléa, en werd van Johannes gedoopt in de Jordaan. Joh. 1:32 En Johannes getuigde, zeggende: Ik heb den Geest zien nederdalen uit den hemel gelijk een duif, en Hij bleef op Hem. |
22 En dat de Heilige Geest op Hem nederdaalde in lichamelijke gedaante gelijk een duif, en dat er een stem geschiedde uit den hemel, zeggende: pGij zijt Mijn geliefde Zoon, in U heb Ik Mijn welbehagen. p Jes. 42:1. Matth. 17:5. Mark. 9:7. Luk. 9:35. Kol. 1:13. 2 Petr. 1:17. |
p Jes. 42:1 ZIE, Mijn Knecht, Dien Ik ondersteun, Mijn Uitverkorene, in Denwelken Mijn ziel een welbehagen heeft. Ik heb Mijn Geest op Hem gegeven, Hij zal het recht den heidenen voortbrengen. Matth. 17:5 Terwijl hij nog sprak, zie, een luchtige wolk heeft hen overschaduwd; en zie, een stem uit de wolk, zeggende: Deze is Mijn geliefde Zoon, in Denwelken Ik Mijn welbehagen heb; hoort Hem. Mark. 9:7 En er kwam een wolk die hen overschaduwde, en een stem kwam uit de wolk, zeggende: Deze is Mijn geliefde Zoon; hoort Hem. Luk. 9:35 En er geschiedde een stem uit de wolk, zeggende: Deze is Mijn geliefde Zoon; hoort Hem. Kol. 1:13 Die ons getrokken heeft uit de macht der duisternis, en overgezet heeft in het Koninkrijk van den Zoon Zijner liefde, 2 Petr. 1:17 Want Hij heeft van God den Vader eer en heerlijkheid ontvangen, als zodanig een stem van de hoogwaardige Heerlijkheid tot Hem gebracht werd: Deze is Mijn geliefde Zoon, in Denwelken Ik Mijn welbehagen heb. |
Jezus’ geslachtsregister |
23 En Hij, Jezus, begon omtrent dertig jaren oud te wezen, zijnde (alzo men meende) qde Zoon van Jozef, den zoon van Heli, q Matth. 13:55. Joh. 6:42. |
q Matth. 13:55 Is Deze niet de Zoon des timmermans? En is Zijn moeder niet genaamd Maria, en Zijn broeders Jakobus en Joses, en Simon en Judas? Joh. 6:42 En zij zeiden: Is Deze niet Jezus, de Zoon van Jozef, Wiens vader en moeder wij kennen? Hoe zegt Deze dan: Ik ben uit den hemel nedergedaald? |
24 Den zoon van Matthat, den zoon van Levi, den zoon van Melchi, den zoon van Jannai, den zoon van Jozef, |
25 Den zoon van Mattathías, den zoon van Amos, den zoon van Naüm, den zoon van Esli, den zoon van Naggai, |
26 Den zoon van Maäth, den zoon van Mattathías, den zoon van Semeï, den zoon van Jozef, den zoon van Juda, |
27 Den zoon van Joannas, den zoon van Rhesa, den zoon van Zorobábel, den zoon van Saláthiël, den zoon van Neri, |
28 Den zoon van Melchi, den zoon van Addi, den zoon van Kosam, den zoon van Elmódam, den zoon van Er, |
29 Den zoon van Joses, den zoon van Eliëzer, den zoon van Jorim, den zoon van Matthat, den zoon van Levi, |
30 Den zoon van Simeon, den zoon van Juda, den zoon van Jozef, den zoon van Jonan, den zoon van Eljakim, |
31 Den zoon van Melea, den zoon van Maïnan, den zoon van Mattatha, den zoon van Nathan, den zoon van David, |
32 Den zoon van Jesse, den zoon van Obed, den zoon van Boöz, den zoon van Salmon, den zoon van Naässon, |
33 Den zoon van Aminádab, den zoon van Aram, den zoon van Esrom, den zoon van Fares, den zoon van Juda, |
34 Den zoon van Jakob, den zoon van Izak, den zoon van Abraham, den zoon van rThara, den zoon van Nachor, r Gen. 11:10, enz. |
r Gen. 11:10 Dit zijn de geboorten van Sem: Sem was honderd jaar oud en gewon Arfachsad, twee jaar na den vloed. |
35 Den zoon van Saruch, den zoon van Ragau, den zoon van Falek, den zoon van Heber, den zoon van Sala, |
36 Den zoon van Kaïnan, den zoon van Arfaxad, den zoon van Sem, den zoon van Noë, den zoon van Lamech, |
37 Den zoon van Mathúsala, den zoon van Enoch, den zoon van Jared, den zoon van Maláleël, den zoon van Kaïnan, |
38 Den zoon van Enos, den zoon van Seth, den zoon van sAdam, den zoon van God. s Gen. 5:3. |
s Gen. 5:3 En Adam leefde honderd en dertig jaar en gewon een zoon
naar zijn gelijkenis, naar zijn evenbeeld, en noemde zijn naam Seth. |