Statenvertaling.nl

sample header image

Lukas 12 – Statenvertaling

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenParallelZonder kanttekeningenAlleen Bijbeltekst

Lukas 12

Dit hoofdstuk voorgelezen (v):

 

Niet vrezen
1 DAARENTUSSEN aals vele duizenden der schare bijeenvergaderd waren, zodat zij elkander vertraden, begon Hij te zeggen tot Zijn discipelen: Vooreerst wacht uzelven voor den zuurdesem der farizeeën, welke is geveinsdheid. a Matth. 16:6. Mark. 8:15. verwijsteksten
2 bEn er is niets bedekt, dat niet zal ontdekt worden, en verborgen, dat niet zal geweten worden. b Job 12:22. Matth. 10:26. Mark. 4:22. Luk. 8:17. verwijsteksten
3 Daarom, al wat gij in de duisternis gezegd hebt, zal in het licht gehoord worden; en wat gij in het oor gesproken hebt in de binnenkamers, zal op de daken gepredikt worden.
4 En Ik zeg u, Mijne vrienden: cVreest niet voor degenen die het lichaam doden, en daarna niets meer kunnen doen. c Jes. 51:7. Jer. 1:8. Matth. 10:28. verwijsteksten
5 Maar Ik zal u tonen Wien gij vrezen zult: vreest Dien Die nadat Hij gedood heeft, ook macht heeft in de hel te werpen; ja, Ik zeg u, vreest Dien.
6 dWorden niet vijf musjes verkocht voor twee penningskens? En niet één van die is voor God vergeten. d Matth. 10:29. verwijsteksten
7 eJa, ook de haren uws hoofds zijn alle geteld. Vreest dan niet; gij gaat vele musjes te boven. e 1 Sam. 14:45. 2 Sam. 14:11. 1 Kon. 1:52. Luk. 21:18. verwijsteksten
8 fEn Ik zeg u: Een iegelijk die Mij belijden zal voor de mensen, dien zal ook de Zoon des mensen belijden voor de engelen Gods. f Matth. 10:32. verwijsteksten
9 gMaar wie Mij verloochenen zal voor de mensen, die zal verloochend worden voor de engelen Gods. g Matth. 10:33. Mark. 8:38. Luk. 9:26. 2 Tim. 2:12. 1 Joh. 2:23. verwijsteksten
10 En een iegelijk die enig woord spreken zal tegen den Zoon des mensen, het zal hem vergeven worden; hmaar wie tegen den Heiligen Geest gelasterd zal hebben, dien zal het niet vergeven worden. h 1 Joh. 5:16. verwijsteksten
11 iEn wanneer zij u heenbrengen zullen in de synagogen en tot de overheden en de machten, zo zijt niet bezorgd hoe of wat gij tot verantwoording zeggen of wat gij spreken zult; i Matth. 10:19. Mark. 13:11. Luk. 21:14. verwijsteksten
12 Want de Heilige Geest zal u in dezelve ure leren hetgeen gij spreken moet.
 
De rijke dwaas
13 En een uit de schare zeide tot Hem: Meester, zeg mijn broeder dat hij met mij de erfenis dele.
14 Maar Hij zeide tot hem: Mens, wie heeft Mij tot een rechter of scheidsman over ulieden gesteld?
15 En Hij zeide tot hen: Ziet toe en wacht u kvan de gierigheid; want het is niet in den overvloed gelegen dat iemand leeft uit zijn goederen. k 1 Tim. 6:7. verwijsteksten
16 En Hij zeide tot hen een gelijkenis en sprak: Eens rijken mensen land had wel gedragen;
17 En hij overlegde bij zichzelven, zeggende: Wat zal ik doen? Want ik heb niet, waarin ik mijn vruchten zal verzamelen.
18 En hij zeide: Dit zal ik doen: ik zal mijn schuren afbreken en grotere bouwen en zal aldaar verzamelen al dit mijn gewas en deze mijn goederen;
19 En ik zal tot mijn ziel zeggen: lZiel, gij hebt vele goederen, die opgelegd zijn voor vele jaren; neem rust, eet, drink, zijt vrolijk. l Pred. 11:9. 1 Kor. 15:32. Jak. 5:5. verwijsteksten
20 Maar God zeide tot hem: mGij dwaas, in dezen nacht zal men uw ziel van u afeisen; en hetgeen gij bereid hebt, nwiens zal het zijn? m Ps. 52:7. Jer. 17:11. n Ps. 39:7. verwijsteksten
21 Alzo is het met dien die zichzelven schatten vergadert, en niet rijk is in God.
 
Bezorgdheid
22 En Hij zeide tot Zijn discipelen: oDaarom zeg Ik u: Zijt niet bezorgd voor uw leven, wat gij eten zult, noch voor het lichaam, waarmede gij u kleden zult. o Ps. 55:23. Matth. 6:25. Filipp. 4:6. 1 Tim. 6:8. 1 Petr. 5:7. verwijsteksten
23 Het leven is meer dan het voedsel, en het lichaam dan de kleding.
24 pAanmerkt de raven, dat zij niet zaaien noch maaien, welke geen spijskamer noch schuur hebben, en God voedt dezelve; hoeveel gaat gij de vogels te boven! p Job 39:3. Ps. 147:9. verwijsteksten
25 qWie toch van u kan met bezorgd te zijn één el tot zijn lengte toedoen? q Matth. 6:27. verwijsteksten
26 Indien gij dan ook het minste niet kunt, wat zijt gij voor de andere dingen bezorgd?
27 Aanmerkt de leliën, hoe zij wassen: zij arbeiden niet en spinnen niet; en Ik zeg u: Ook Sálomo in al zijn heerlijkheid is niet bekleed geweest als een van deze.
28 Indien nu God het gras, dat heden op het veld is en morgen in den oven geworpen wordt, alzo bekleedt, hoeveel te meer u, gij kleingelovigen!
29 En gijlieden, vraagt niet wat gij eten of wat gij drinken zult, en weest niet wankelmoedig.
30 Want al deze dingen zoeken de volken der wereld; maar uw Vader weet dat gij deze dingen behoeft.
31 rMaar zoekt het Koninkrijk Gods, en al deze dingen zullen u toegeworpen worden. r 1 Kon. 3:13. Ps. 37:25. verwijsteksten
32 Vrees niet, gij klein kuddeken; want het is uws Vaders welbehagen ulieden het Koninkrijk te geven.
33 sVerkoopt hetgeen gij hebt en geeft aalmoes. tMaakt uzelven buidels die niet verouden, een schat die niet afneemt, in de hemelen, waar de dief niet bij komt, noch de mot verderft. s Matth. 19:21. Luk. 16:9. t Matth. 6:20; 19:21. Luk. 16:9. 1 Tim. 6:19. verwijsteksten
34 Want waar uw schat is, aldaar zal ook uw hart zijn.
 
Aansporing tot waakzaamheid
35 vLaat uw lendenen omgord zijn, en de kaarsen brandende. v Ef. 6:14. 1 Petr. 1:13. verwijsteksten
36 En zijt gij den mensen gelijk die op hun heer wachten, wanneer hij wederkomen zal van de bruiloft, opdat als hij komt en klopt, zij hem terstond mogen opendoen.
37 Zalig zijn die dienstknechten welke de heer als hij komt, zal wakende vinden. Voorwaar Ik zeg u, dat hij zich zal omgorden, en zal hen doen aanzitten, en bijkomende, zal hij hen dienen.
38 xEn zo hij komt in de tweede nachtwake, en komt in de derde wake, en vindt hen alzo, zalig zijn dezelve dienstknechten. x Matth. 24:42. verwijsteksten
39 yMaar weet dit, dat indien de heer des huizes geweten had in welke ure de dief zou komen, hij zou gewaakt hebben en zou zijn huis niet hebben laten doorgraven. y Matth. 24:43. 1 Thess. 5:2. 2 Petr. 3:10. Openb. 3:3; 16:15. verwijsteksten
40 zGij dan, zijt ook bereid; want in welke ure gij het niet meent, zal de Zoon des mensen komen. z Matth. 24:44; 25:13. Mark. 13:33. Luk. 21:34. 1 Thess. 5:6. verwijsteksten
41 En Petrus zeide tot Hem: Heere, zegt Gij deze gelijkenis tot ons, of ook tot allen?
42 En de Heere zeide: aWie is dan de getrouwe en voorzichtige huisbezorger, dien de heer over zijn dienstboden zal zetten om hun te rechter tijd het hun bescheiden deel spijze te geven? a Matth. 24:45; 25:21. 1 Kor. 4:2. verwijsteksten
43 Zalig is de dienstknecht welken zijn heer, als hij komt, zal vinden alzo doende.
44 Waarlijk, Ik zeg ulieden, dat hij hem over al zijn goederen zetten zal.
45 Maar indien dezelve dienstknecht in zijn hart zou zeggen: Mijn heer vertoeft te komen; en zou beginnen de knechten en de dienstmaagden te slaan, en te eten en te drinken en dronken te worden,
46 Zo zal de heer van denzelven dienstknecht komen ten dage in welken hij hem niet verwacht, en ter ure die hij niet weet; en zal hem afscheiden, en zal zijn deel zetten met de ontrouwen.
47 bEn die dienstknecht welke geweten heeft den wil zijns heren, en zich niet bereid noch naar zijn wil gedaan heeft, die zal met vele slagen geslagen worden. b Jak. 4:17. verwijsteksten
48 Maar die denzelven niet geweten heeft, en gedaan heeft dingen die slagen waardig zijn, die zal met weinige slagen geslagen worden. En een iegelijk wien veel gegeven is, van dien zal veel geëist worden; en wien men veel vertrouwd heeft, van dien zal men overvloediger eisen.
 
Jezus brengt verdeeldheid
49 Ik ben gekomen om vuur op de aarde te werpen; en wat wil Ik, indien het alrede ontstoken is?
50 cMaar Ik moet met een doop gedoopt worden; en hoe word Ik geperst, totdat het volbracht zij! c Matth. 20:22. Mark. 10:38. verwijsteksten
51 dMeent gij dat Ik gekomen ben om vrede te geven op de aarde? Neen, zeg Ik u, emaar veeleer verdeeldheid. d Matth. 10:34. e Micha 7:6. verwijsteksten
52 Want van nu aan zullen er vijf in één huis verdeeld zijn, drie tegen twee, en twee tegen drie.
53 De vader zal tegen den zoon verdeeld zijn, en de zoon tegen den vader; de moeder tegen de dochter, en de dochter tegen de moeder; de schoonmoeder tegen haar schoondochter, en de schoondochter tegen haar schoonmoeder.
 
De tekenen der tijden
54 En Hij zeide ook tot de scharen: fWanneer gij een wolk ziet opgaan van het westen, terstond zegt gijlieden: Er komt regen; en het geschiedt alzo. f Matth. 16:2. verwijsteksten
55 En wanneer gij den zuidenwind ziet waaien, zo zegt gij: Er zal hitte zijn; en het geschiedt.
56 Gij geveinsden, het aanschijn der aarde en des hemels weet gij te beproeven; en hoe beproeft gij dezen tijd niet?
57 En waarom oordeelt gij ook van uzelven niet hetgeen recht is?
58 gWant als gij heengaat met uw wederpartij voor de overheid, zo doe naarstigheid op den weg om van hem verlost te worden; opdat hij misschien u niet voor den rechter trekke, en de rechter u den gerechtsdienaar overlevere, en de gerechtsdienaar u in de gevangenis werpe. g Spr. 25:8. Matth. 5:25. verwijsteksten
59 Ik zeg u: Gij zult vandaar geenszins uitgaan, totdat gij ook het laatste penningsken betaald zult hebben.

Einde Lukas 12