Statenvertaling.nl

sample header image

Inleiding Lukas – Statenvertaling

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenParallelZonder kanttekeningenAlleen Bijbeltekst

Het heilig Evangelie, naar de beschrijving van *Lukas

* Lukas is van beroep of professie geweest een medicijnmeester, Kol. 4:14, en een gedurig metgezel van den apostel Paulus in zijn reizen, ook wanneer hij gevangen naar Rome gebracht werd; gelijk afgeleid kan worden uit Hand. 20:6; 21:15; 27:1; 28:14, 16. Sommigen menen ook, dat hij degene is van welken de apostel spreekt 2 Kor. 8:18, 19. Van hem wordt ook vermeld 2 Tim. 4:11. Filem. vs. 24. Hij heeft twee boeken geschreven, namelijk dit Evangelie en de Handelingen der Apostelen. verwijsteksten
 

Inhoud van dit boek

DIT boek is van enerlei inhoud met de voorgaande, uitgenomen dat Lukas nog enige bijzondere zaken beschrijft, die door de andere evangelisten nagelaten waren. Na de voorrede beschrijft hij de ouders en ontvangenis van Johannes den Doper, en de ontvangenis van CHRISTUS, door den engel Gabriël aan Maria verkondigd, die daarover met den engel handelt, en daarvan met haar nicht Elisabet spreekt, en God met een lofzang prijst; verhaalt de geboorte en besnijding van Johannes den Doper, en den lofzang dien zijn vader Zacharias daarover Gode gezongen heeft, hfdst. 1. Daarna wanneer, waar en van wie CHRISTUS is geboren, en hoe Zijn geboorte door de engelen aan de herders is geopenbaard; Zijn besnijdenis en voorstelling in den tempel, alwaar Hij van den ouden Simeon wordt omhelsd, met een lofzang en voorzegging, en van Anna, de profetes, beleden; Zijn opwassen en Zijn handeling, als Hij maar twaalf jaren oud was, met de leraars in den tempel, hfdst. 2. Wanneer en hoe Johannes de Doper zijn dienst heeft aangevangen, met dopen en leren, vrijmoediglijk al het volk vermanende en naar CHRISTUS wijzende; hoe hij CHRISTUS heeft gedoopt, Wiens geslachtsregister hij ook verhaalt, hfdst. 3. Hoe CHRISTUS tot Zijn ambt Zich met vasten heeft bereid, en de verzoeking des duivels overwonnen; Zijn leerambt aangevangen heeft in Galilea, en te Nazareth, waar Hij woonde, uit den profeet Jesaja bewezen heeft dat Hij de beloofde Messias was; waarom Hij uit de stad geworpen werd; dat Hij te Kapernaüm geleerd heeft, en een onreinen geest uitgeworpen, de schoonmoeder van Petrus van de koorts, en vele andere zieken en bezetenen genezen heeft; en voorts is gaan prediken in andere steden, hfdst. 4. Dat Hij Simon Petrus, Jakobus en Johannes, na een wonderbaarlijke visvangst, tot apostelen beroepen heeft; een melaatse gereinigd, en een lamme, die door het dak nedergelaten werd, heeft genezen; dat Hij Mattheüs van den tol tot een apostel heeft beroepen, en hoe Hij Zich verantwoord heeft, dat Hij met de tollenaren en zondaren at, en Zijn discipelen dat zij niet vastten, hfdst. 5. Alsook dat zij op den sabbat aren plukten; en dat Hij op den sabbat een dorre hand had genezen; dat Hij twaalf apostelen heeft verkoren; voor dewelke, alsook voor de ganse schare, Hij een treffelijke vermaning doet, waarin Hij den apostelen hun gelukzaligheid en den goddelozen en huichelaars hun zonden en straffen aanwijst, hfdst. 6. Dat Hij den dienstknecht van een hoofdman te Kapernaüm, op zijn sterven liggende, gezond heeft gemaakt; en een jongeling, te Naïn gestorven, van de doden heeft opgewekt; wat Hij den discipelen van Johannes den Doper tot Hem gezonden, geantwoord heeft, en wat getuigenis Hij van Johannes gegeven heeft voor het volk; hoe Hij klaagt over de hardnekkigheid der Joden; en een zondares, ten huize van Simon, een farizeeër, haar zonden beschreiende, dezelve heeft vergeven, hfdst. 7. Dat Hij voorts in de andere steden is gaan prediken, vergezelschapt met de apostelen en enige vrouwen; en door de gelijkenis van het gezaaide zaad leert hoe men Gods Woord moet horen; en van een kaars, hoe men het moet prediken; wie Zijn moeder en broeders zijn; dat Hij een groten storm stilt op de zee; een zeer bozen onreinen geest uitwerpt; een bloedvloeiende vrouw geneest, en Jaïrus’ dochtertje van de doden opwekt, hfdst. 8. Dat Hij Zijn apostelen uitgezonden heeft om te prediken, met macht om de duivelen uit te werpen; dat Herodes Hem zocht te zien; dat Hij vijfduizend mannen gespijzigd heeft met vijf broden en twee vissen; dat Hij Zijn discipelen vraagt wat het volk van Hem oordeelde; dat Hij voorzegt Zijn lijden; leert wat doen moeten degenen die Zijn discipelen willen zijn; dat Hij vertoont een proeve Zijner heerlijkheid op den berg voor drie discipelen; en een onreinen geest uit een jonksken uitwerpt, dien Zijn discipelen niet konden uitwerpen; Zijn lijden wederom voorzegt; de discipelen bestraft over hun eergierigheid en wraakgierigheid tegen de Samaritanen; en leert hoe men Hem moet volgen, hfdst. 9. Dat Hij nog zeventig andere discipelen uitgezonden heeft om te prediken; en de steden gedreigd die het Evangelie zouden verwerpen; dat de discipelen met blijdschap wederkeren; die Hij gelukkig verklaart omdat zij dezen tijd beleefden; hoe Hij geantwoord heeft aan een wetgeleerde, vragende wat hij zou moeten doen om het eeuwige leven te verkrijgen, en met de gelijkenis van een Samaritaan geleerd heeft wie onze naaste is; dat Hij van twee zusters, Martha en Maria, in haar huis ontvangen is, van welke Hij de ene bestraft en de andere prijst, hfdst. 10. Dat Hij Zijn discipelen heeft leren bidden, en met de gelijkenissen van een vriend en vader belooft dat zij verhoord zullen worden; dat Hij met de gelijkenis van een sterk gewapende bewijst, dat Hij de duivelen niet uitwierp door Beëlzebul; het volk leert dat de Ninevieten en de koningin van het zuiden veroordelen zullen degenen die Zijn Evangelie zullen verwerpen; de farizeeën en schriftgeleerden bestraft over hun geveinsdheid en vervolging der profeten, dien Hij ook zware straffen dreigt, hfdst. 11. Dat Hij Zijn discipelen vermaant het Evangelie openlijk te prediken en de vervolging niet te vrezen; weigert een scheidsman te zijn over een erfenis; en vermaant het volk door de gelijkenis van een rijken man zich te wachten van gierigheid, alsook van te grote zorg voor het onderhoud van dit leven; vermaant aalmoezen te geven, te bidden, en te waken tegen Zijn toekomst, die onvoorziens geschieden zal; waarschuwt voor den twist, die onder de mensen zal ontstaan als het Evangelie zal gepredikt worden; en vermaant tot voorzichtigheid en verzoenlijkheid, hfdst. 12. Desgelijks tot boetvaardigheid door enige geschiedenissen en door de gelijkenis van een onvruchtbaren vijgenboom; geneest op den sabbat een vrouw die achttien jaren krom gegaan had; verklaart de verbreiding des Evangelies door de gelijkenissen van een mosterdzaad en zuurdesem; verkondigt den huichelaars dat zij uit den hemel zullen uitgesloten en in de hel geworpen worden; verwijt die van Jeruzalem hun ongeloof en verkondigt haar verwoesting, hfdst. 13. Geneest op den sabbat een waterzuchtige en verantwoordt het; vermaant tot nederigheid; leert wie men ter maaltijd zal noden, vergelijkt het Koninkrijk Gods bij een groten maaltijd, tot welken vele genoden niet wilden komen; vermaant Zijn discipelen het kruis te dragen, voorzichtig te zijn, en alles te verzaken, hfdst. 14. Door de gelijkenissen van een verloren schaap en penning tot naarstigheid in hun ambt, en door de gelijkenis van een verloren zoon tot boetvaardigheid en verblijden over dezelve, hfdst. 15. Door de gelijkenissen van een onrechtvaardigen rentmeester tot weldadigheid, met verklaring van de vastigheid der wet, inzonderheid aangaande het stuk van het huwelijk, en van een rijken vrek en van Lazarus, hoe verscheiden de staat is der mensen, zo in dit als in het toekomende leven, hfdst. 16. Vermaant ergernissen te mijden, en zijn naaste te vergeven; beschrijft de kracht des geloofs; en leert dat God ons vergeldt niet uit verdienste, maar uit genade; geneest tien melaatsen; leert hoe de mensen zich zullen gedragen als Hij zal komen ten oordeel, hfdst. 17. Door de gelijkenissen van een weduwe en een onrechtvaardigen rechter, dat men in het gebed altijd moet aanhouden; en van een tollenaar en farizeeër, die opgingen om te bidden, wie van God gerechtvaardigd zullen worden. Laat de kinderkens tot Zich brengen, en vermaant dat men denzelven moet gelijk zijn; houdt de geboden Gods voor aan degenen die door de wet willen gerechtvaardigd worden; waarschuwt hoe hinderlijk de rijkdommen zijn ter zaligheid; belooft vergelding aan degenen die Hem belijden; voorzegt Zijn lijden en opstanding; en geneest een blinde, hfdst. 18. Dat Hij Zacheüs te Jericho bekeert; door de gelijkenis van tien ponden vermaant de gaven Gods wel te besteden; hoe Hij Zijn Koninklijken ingang doet te Jeruzalem, en over dezelve stad weent, de kopers en verkopers uit den tempel werpt, hfdst. 19. Hoe Hij den oversten der priesters en den schriftgeleerden vraagt vanwaar de doop van Johannes is; door de gelijkenis van een verhuurden wijngaard denzelven hun goddeloosheid voor ogen stelt; op de vraag of men den keizer den cijns moet betalen, antwoordt; de opstanding der doden staande houdt tegen de sadduceeën; en leert dat de CHRISTUS niet alleen een Zoon, maar ook een Heere van David is; en het volk waarschuwt zich te wachten van de schriftgeleerden, hfdst. 20. Dat Hij de kleine aalmoes van een arme weduwe prijst; voorzegt de verwoesting des tempels, en de tekenen die zo dezelve als Zijn laatste toekomst zullen voorgaan; vermaant tot waken en bidden; en wijst aan wat Hij te Jeruzalem toen gedaan heeft, hfdst. 21. Hoe Judas met de oversten der priesters gehandeld heeft om Hem over te leveren in hun handen; hoe Hij het laatste pascha met Zijn discipelen heeft gehouden, en in deszelfs plaats het Heilig Avondmaal heeft ingesteld, en met Zijn discipelen gehouden; het verraad van Judas heeft voorzegd; de discipelen over hun eergierigheid bestraft; en dezelve ook vertroost, en met name Petrus tegen zijn val, dien Hij voorzegt; de apostelen sterkt tegen hun aanstaande zwarigheden; hoe Hij Zijn lijden heeft aangevangen met het gebed in een hofken; van Judas is verraden met een kus; en van de gewapende krijgsknechten gevangen wordt, en geleid tot de zaal des hogepriesters, waar Petrus Hem driemaal verzaakt, en Hij geslagen wordt; dat Hij voor den Raad is gesteld, en van denzelven ter dood veroordeeld, hfdst. 22. Hoe Hij geleid is tot den stadhouder Pilatus, die Hem onderzocht hebbende, verklaart geen schuld in Hem gevonden te hebben; en van hem verzonden is tot Herodes, die Hem bespottelijk wederzendt; dat Pilatus Hem met geselen gezocht heeft vrij te laten, en met Hem te stellen tegen een doodslager Barabbas, hetwelk hem mislukt is; en daarom Hem overgeeft om gekruist te worden; hoe Hij Zijn kruis heeft gedragen buiten de stad, geholpen van Simon van Cyrene, en onderweg de vrouwen van Jeruzalem tevoren heeft gezegd haar toekomende ellende; hoe en waar Hij gekruist is met twee moordenaars, en aan het kruis bespot en gelasterd, ook van een der moordenaars die met Hem gekruist waren, die daarover bestraft wordt van zijn metgezel, welke zich bekeert. Dat Hij na een grote verduistering op den middag Zijn geest heeft gegeven; en van een raadsheer, Jozef van Arimathea, is begraven, hfdst. 23. Hoe Hij op den eersten dag der week weder opgestaan is; en Zijn opstanding door engelen bekend is gemaakt aan de vrouwen, die kwamen om Zijn lichaam te zalven; hoe Hij Zelf Zich geopenbaard heeft aan twee discipelen, gaande naar Emmaüs, en daarna aan de elf discipelen bijeenvergaderd, dien Hij Zijn handen en voeten laat tasten; en met welke Hij eet; en nadat Hij hun den Heiligen Geest beloofd had, in hun tegenwoordigheid is opgevaren ten hemel, hfdst. 24.

Einde inleiding Lukas