Statenvertaling.nl

sample header image

Mattheüs 8 – Statenvertaling

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28
Inleiding Bijbelboek
Inleiding Nieuwe Testament
Weergave: Met kanttekeningenParallelZonder kanttekeningenAlleen Bijbeltekst

Mattheüs 8

Dit hoofdstuk voorgelezen (m):

 

De reiniging van een melaatse
1 TOEN Hij nu van den berg afgeklommen was, zijn Hem vele scharen gevolgd.
2 aEn zie, een melaatse kwam en aanbad Hem, zeggende: Heere, indien Gij wilt, Gij kunt mij reinigen. a Mark. 1:40. Luk. 5:12. verwijsteksten
3 En Jezus de hand uitstrekkende, heeft hem aangeraakt, zeggende: Ik wil, word gereinigd. En terstond werd hij van zijn melaatsheid gereinigd.
4 En Jezus zeide tot hem: Zie dat gij dit niemand zegt; maar bga heen, toon uzelven den priester, en offer de gave die cMozes geboden heeft, hun tot een getuigenis. b Luk. 5:14. c Lev. 13:2; 14:2. verwijsteksten
 
De hoofdman te Kapérnaüm
5 dAls nu Jezus te Kapérnaüm ingegaan was, kwam tot Hem een hoofdman over honderd, biddende Hem, d Luk. 7:1. verwijsteksten
6 En zeggende: Heere, mijn knecht ligt te huis geraakt, en lijdt zware pijnen.
7 En Jezus zeide tot hem: Ik zal komen en hem genezen.
8 En de hoofdman over honderd antwoordende zeide: Heere, ik ben niet waardig dat Gij onder mijn dak zoudt inkomen; maar espreek alleenlijk een woord, en mijn knecht zal genezen worden. e Ps. 107:20. verwijsteksten
9 Want ik ben ook een mens onder de macht van anderen, hebbende onder mij krijgsknechten; en ik zeg tot dezen: Ga, en hij gaat; en tot den anderen: Kom, en hij komt; en tot mijn dienstknecht: Doe dat, en hij doet het.
10 Jezus nu dit horende, heeft Zich verwonderd, en zeide tot degenen die Hem volgden: Voorwaar zeg Ik u, Ik heb zelfs in Israël zo groot geloof niet gevonden.
11 fDoch Ik zeg u, dat velen zullen komen van oosten en westen, en zullen met Abraham en Izak en Jakob aanzitten in het Koninkrijk der hemelen; f Luk. 13:29. verwijsteksten
12 gEn de kinderen des Koninkrijks zullen uitgeworpen worden in de buitenste duisternis; haldaar zal wening zijn en knersing der tanden. g Matth. 21:43. h Matth. 13:42; 22:13; 24:51. Luk. 13:28. verwijsteksten
13 En Jezus zeide tot den hoofdman over honderd: Ga heen, en u geschiede gelijk gij geloofd hebt. En zijn knecht is gezond geworden te dierzelver ure.
 
De schoonmoeder van Petrus
14 iEn Jezus gekomen zijnde in het huis van Petrus, zag zijner vrouws moeder te bed liggen, hebbende de koorts. i Mark. 1:29. Luk. 4:38. verwijsteksten
15 En Hij raakte haar hand aan, en de koorts verliet haar; en zij stond op en diende henlieden.
16 En als het laat geworden was, hebben zij velen, van den duivel bezeten, tot Hem gebracht, en Hij wierp de boze geesten uit met het woord, en Hij genas allen die kwalijk gesteld waren;
17 Opdat vervuld zou worden wat gesproken was door Jesaja, den profeet, zeggende: kHij heeft onze krankheden op Zich genomen en onze ziekten gedragen. k Jes. 53:4. 1 Petr. 2:24. verwijsteksten
 
Het volgen van Jezus
18 En Jezus vele scharen ziende rondom Zich, beval aan de andere zijde over te varen.
19 lEn er kwam een zeker schriftgeleerde tot Hem en zeide tot Hem: Meester, ik zal U volgen, waar Gij ook heen gaat. l Luk. 9:57. verwijsteksten
20 En Jezus zeide tot hem: De vossen hebben holen, en de vogelen des hemels nesten; maar de Zoon des mensen heeft niet waar Hij het hoofd nederlegge.
21 En een ander uit Zijn discipelen zeide tot Hem: Heere, laat mij toe dat ik eerst heenga en mijn vader begrave.
22 Doch Jezus zeide tot hem: Volg Mij, en mlaat de doden hun doden begraven. m 1 Tim. 5:6. verwijsteksten
 
De storm gestild
23 nEn als Hij in het schip gegaan was, zijn Hem Zijn discipelen gevolgd. n Mark. 4:35. Luk. 8:22. verwijsteksten
24 En zie, er ontstond een grote onstuimigheid in de zee, alzo dat het schip van de golven bedekt werd; doch Hij sliep.
25 En Zijn discipelen bij Hem komende, hebben Hem opgewekt, zeggende: Heere, behoed ons, wij vergaan.
26 En Hij zeide tot hen: Wat zijt gij vreesachtig, gij kleingelovigen? oToen stond Hij op en bestrafte de winden en de zee; en er werd grote stilte. o Job 26:12. Ps. 107:29. Jes. 51:10. verwijsteksten
27 En de mensen verwonderden zich, zeggende: Hoedanig een is Deze, dat ook de winden en de zee Hem gehoorzaam zijn?
 
De Gergeseense bezetenen
28 pEn als Hij over aan de andere zijde was gekomen in het land der Gergesénen, zijn Hem twee, van den duivel bezeten, ontmoet, komende uit de graven, die zeer wreed waren, alzo dat niemand door dien weg kon voorbijgaan. p Mark. 5:1. Luk. 8:26. verwijsteksten
29 En zie, zij riepen, zeggende: Jezus, Gij Zone Gods, wat hebben wij met U te doen? Zijt Gij hier gekomen om ons te pijnigen vóór den tijd?
30 En ver van hen was een kudde veler zwijnen weidende.
31 En de duivelen baden Hem, zeggende: Indien Gij ons uitwerpt, laat ons toe dat wij in die kudde zwijnen varen.
32 En Hij zeide tot hen: Gaat heen. En zij uitgaande, voeren heen in de kudde zwijnen; en zie, de gehele kudde zwijnen stortte van de steilte af in de zee, en stierven in het water.
33 En die ze weidden, zijn gevlucht; en als zij in de stad gekomen waren, boodschapten zij al deze dingen, en wat den bezetenen geschied was.
34 En zie, de gehele stad ging uit, Jezus tegemoet; en als zij Hem zagen, qbaden zij dat Hij uit hun landpalen wilde vertrekken. q Hand. 16:39. verwijsteksten

Einde Mattheüs 8