Statenvertaling.nl

sample header image

Mattheüs 5 – Statenvertaling

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28
Inleiding Bijbelboek
Inleiding Nieuwe Testament
Weergave: Met kanttekeningenParallelZonder kanttekeningenAlleen Bijbeltekst

Mattheüs 5

Dit hoofdstuk voorgelezen (m):

 

De zaligsprekingen
1 EN Jezus de scharen ziende, is geklommen op een berg; en als Hij nedergezeten was, kwamen Zijn discipelen tot Hem.
2 En Zijn mond geopend hebbende, leerde Hij hen, zeggende:
3 aZalig zijn de armen van geest; want hunner is het Koninkrijk der hemelen. a Luk. 6:20. verwijsteksten
4 bZalig zijn die treuren; want zij zullen vertroost worden. b Luk. 6:21. verwijsteksten
5 cZalig zijn de zachtmoedigen; want zij zullen het aardrijk beërven. c Ps. 37:11. verwijsteksten
6 dZalig zijn die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid; want zij zullen verzadigd worden. d Jes. 55:1. verwijsteksten
7 Zalig zijn de barmhartigen; want hun zal barmhartigheid geschieden.
8 eZalig zijn de reinen van hart; want zij zullen God zien. e Ps. 15:2; 24:4. Hebr. 12:14. verwijsteksten
9 Zalig zijn de vreedzamen; want zij zullen Gods kinderen genaamd worden.
10 fZalig zijn die vervolgd worden om der gerechtigheid wil; want hunner is het Koninkrijk der hemelen. f 2 Kor. 4:10. 2 Tim. 2:12. 1 Petr. 3:14. verwijsteksten
11 Zalig zijt gij als u de mensen smaden en vervolgen, en liegende alle kwaad tegen u spreken, gom Mijnentwil. g 1 Petr. 4:14. verwijsteksten
12 hVerblijdt en verheugt u, want uw loon is groot in de hemelen; want alzo hebben zij vervolgd de profeten die vóór u geweest zijn. h Luk. 6:23. verwijsteksten
 
Het zout der aarde. Het licht op den kandelaar
13 iGij zijt het zout der aarde; indien nu het zout smakeloos wordt, waarmede zal het gezouten worden? Het deugt nergens meer toe, dan om buitengeworpen en van de mensen vertreden te worden. i Mark. 9:50. Luk. 14:34. verwijsteksten
14 Gij zijt het licht der wereld; een stad boven op een berg liggende, kan niet verborgen zijn.
15 kEn men steekt geen kaars aan en zet die onder een korenmaat, maar op een kandelaar, en zij schijnt allen die in het huis zijn. k Mark. 4:21. Luk. 8:16; 11:33. verwijsteksten
16 lLaat uw licht alzo schijnen voor de mensen, dat zij uw goede werken mogen zien, en uw Vader, Die in de hemelen is, verheerlijken. l 1 Petr. 2:12. verwijsteksten
 
Jezus en de Wet
17 Meent niet dat Ik gekomen ben om de Wet of de Profeten te ontbinden; Ik ben niet gekomen om die te ontbinden, maar te vervullen.
18 Want voorwaar zeg Ik u: mTotdat de hemel en de aarde voorbijgaan, zal er niet één jota noch één tittel van de Wet voorbijgaan, totdat het alles zal zijn geschied. m Luk. 16:17. verwijsteksten
19 nZo wie dan één van deze minste geboden zal ontbonden en de mensen alzo zal geleerd hebben, die zal de minste genaamd worden in het Koninkrijk der hemelen; maar zo wie dezelve zal gedaan en geleerd hebben, die zal groot genaamd worden in het Koninkrijk der hemelen. n Jak. 2:10. verwijsteksten
20 Want Ik zeg u: Tenzij uw gerechtigheid overvloediger zij dan der schriftgeleerden en der farizeeën, dat gij in het Koninkrijk der hemelen geenszins zult ingaan.
 
Jezus en de traditie
21 Gij hebt gehoord dat tot de ouden gezegd is: oGij zult niet doden; maar zo wie doodt, die zal strafbaar zijn door het gericht. o Ex. 20:13. Deut. 5:17. verwijsteksten
22 Doch Ik zeg u: Zo wie ten onrechte op zijn broeder toornig is, die zal strafbaar zijn door het gericht; en wie tot zijn broeder zegt: Raka! die zal strafbaar zijn door den Groten Raad; maar wie zegt: Gij dwaas! die zal strafbaar zijn door het helse vuur.
23 Zo gij dan uw gave zult op het altaar offeren, en aldaar gedachtig wordt dat uw broeder iets tegen u heeft,
24 Laat daar uw gave voor het altaar, en ga heen, verzoen u eerst met uw broeder, en kom dan en offer uw gave.
25 pWees haastelijk welgezind jegens uw wederpartij, terwijl gij nog met hem op den weg zijt; opdat de wederpartij niet misschien u den rechter overlevere, en de rechter u den dienaar overlevere, en gij in de gevangenis geworpen wordt. p Luk. 12:58. Ef. 4:26. verwijsteksten
26 Voorwaar Ik zeg u: Gij zult daar geenszins uitkomen, totdat gij den laatsten penning zult betaald hebben.
27 Gij hebt gehoord dat van de ouden gezegd is: qGij zult geen overspel doen. q Ex. 20:14. Deut. 5:18. verwijsteksten
28 Maar Ik zeg u, dat zo wie een vrouw raanziet om dezelve te begeren, die heeft alrede overspel in zijn hart met haar gedaan. r Job 31:1. Ps. 119:37. verwijsteksten
29 sIndien dan uw rechteroog u ergert, trek het uit en werp het van u; want het is u nut dat één uwer leden verga en niet uw gehele lichaam in de hel geworpen worde. s Matth. 18:8. Mark. 9:43. verwijsteksten
30 En indien uw rechterhand u ergert, houw ze af en werp ze van u; want het is u nut dat één uwer leden verga en niet uw gehele lichaam in de hel geworpen worde.
31 Er is ook gezegd: tZo wie zijn vrouw verlaten zal, die geve haar een scheidbrief. t Deut. 24:1. verwijsteksten
32 vMaar Ik zeg u, dat zo wie zijn vrouw verlaten zal, anders dan uit oorzaak van hoererij, die maakt dat zij overspel doet; en zo wie de verlatene zal trouwen, die doet overspel. v Matth. 19:7. Mark. 10:4, 11. Luk. 16:18. 1 Kor. 7:10. verwijsteksten
33 Wederom hebt gij gehoord dat van de ouden gezegd is: xGij zult den eed niet breken, maar gij zult den Heere uw eden houden. x Ex. 20:7. Lev. 19:12. Deut. 5:11. verwijsteksten
34 Maar Ik zeg u: yZweert ganselijk niet, noch bij den hemel, omdat hij is de troon Gods; y Jak. 5:12. verwijsteksten
35 Noch bij de aarde, zomdat zij is de voetbank Zijner voeten; noch bij Jeruzalem, aomdat zij is de stad des groten Konings; z Jes. 66:1. a Ps. 48:3. verwijsteksten
36 Noch bij uw hoofd zult gij zweren, omdat gij niet één haar kunt wit of zwart maken.
37 Maar laat zijn uw woord ja, ja; neen, neen; wat boven deze is, dat is uit den boze.
38 Gij hebt gehoord dat bgezegd is: Oog om oog en tand om tand. b Ex. 21:24. Lev. 24:20. Deut. 19:21. verwijsteksten
39 Maar Ik zeg u, cdat gij den boze niet wederstaat; maar zo wie u op de rechterwang slaat, keer hem ook de andere toe; c Spr. 24:29. Luk. 6:29. Rom. 12:17. 1 Kor. 6:7. 1 Thess. 5:15. 1 Petr. 3:9. verwijsteksten
40 En zo iemand met u rechten wil en uw rok nemen, laat hem ook den mantel;
41 En zo wie u zal dwingen één mijl te gaan, ga met hem twee mijlen.
42 dGeef dengene die iets van u bidt, en keer u niet af van dengene die van u lenen wil. d Deut. 15:8. Luk. 6:35. verwijsteksten
43 Gij hebt gehoord dat er gezegd is: eGij zult uw naaste liefhebben en uw vijand zult gij haten. e Lev. 19:18. verwijsteksten
44 Maar Ik zeg u: fHebt uw vijanden lief; zegent hen die u vervloeken; doet wel dengenen die u haten; en gbidt voor degenen die u geweld doen en die u vervolgen; f Luk. 6:27. Rom. 12:20. g Luk. 23:34. Hand. 7:60. 1 Kor. 4:13. 1 Petr. 2:23. verwijsteksten
45 Opdat gij moogt kinderen zijn uws Vaders, Die in de hemelen is; want Hij doet Zijn zon opgaan over bozen en goeden, en regent over rechtvaardigen en onrechtvaardigen.
46 hWant indien gij liefhebt die u liefhebben, wat loon hebt gij? Doen ook de tollenaars niet hetzelfde? h Luk. 6:32. verwijsteksten
47 En indien gij uw broeders alleen groet, wat doet gij boven anderen? Doen ook niet de tollenaars alzo?
48 Weest dan gijlieden volmaakt, gelijk uw Vader, Die in de hemelen is, volmaakt is.

Einde Mattheüs 5