Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
1 TOEN werd Jezus van den Geest weggeleid in de woestijn, om verzocht te worden van den duivel. |
2 En als Hij veertig dagen en veertig nachten gevast had, hongerde Hem ten laatste. |
3 En de verzoeker tot Hem gekomen zijnde, zeide: Indien Gij Gods Zoon zijt, zeg dat deze stenen broden worden. |
4 Doch Hij antwoordende zeide: Er is geschreven: De mens zal bij brood alleen niet leven, maar bij alle woord dat door den mond Gods uitgaat. |
5 Toen nam Hem de duivel mede naar de heilige stad en stelde Hem op de tinne des tempels, |
6 En zeide tot Hem: Indien Gij Gods Zoon zijt, werp Uzelven nederwaarts; want er is geschreven, dat Hij Zijn engelen van U bevelen zal, en dat zij U op de handen zullen nemen, opdat Gij niet te eniger tijd Uw voet aan een steen aanstoot. |
7 Jezus zeide tot hem: Er is wederom geschreven: Gij zult den Heere uw God niet verzoeken. |
8 Wederom nam Hem de duivel mede op een zeer hogen berg, en toonde Hem al de koninkrijken der wereld en hun heerlijkheid, |
9 En zeide tot Hem: Al deze dingen zal ik U geven, indien Gij nedervallende mij zult aanbidden. |
10 Toen zeide Jezus tot hem: Ga weg, satan; want er staat geschreven: Den Heere uw God zult gij aanbidden en Hem alleen dienen. |
11 Toen liet de duivel van Hem af; en zie, de engelen zijn toegekomen en dienden Hem. |
12 Als nu Jezus gehoord had dat Johannes overgeleverd was, is Hij wedergekeerd naar Galiléa; |
13 En Nazareth verlaten hebbende, is komen wonen te Kapérnaüm, gelegen aan de zee, in de landpalen van Zebulon en Naftali; |
14 Opdat vervuld zou worden hetgeen gesproken is door Jesaja, den profeet, zeggende: |
15 Het land Zebulon en het land Naftali, aan den weg der zee, over de Jordaan, Galiléa der volken: |
16 Het volk dat in duisternis zat, heeft een groot licht gezien; en dengenen die zaten in het land en de schaduw des doods, denzelven is een licht opgegaan. |
17 Van toen aan heeft Jezus begonnen te prediken en te zeggen: Bekeert u, want het Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen. |
18 En Jezus wandelende aan de Zee van Galiléa, zag twee broeders, namelijk Simon, gezegd Petrus, en Andréas, zijn broeder, het net in de zee werpende (want zij waren vissers). |
19 En Hij zeide tot hen: Volgt Mij na, en Ik zal u vissers der mensen maken. |
20 Zij dan terstond de netten verlatende, zijn Hem nagevolgd. |
21 En Hij vandaar voortgegaan zijnde, zag twee andere broeders, namelijk Jakobus, den zoon van Zebedéüs, en Johannes, zijn broeder, in het schip met hun vader Zebedéüs, hun netten vermakende, en heeft hen geroepen. |
22 Zij dan terstond verlatende het schip en hun vader, zijn Hem nagevolgd. |
23 En Jezus omging geheel Galiléa, lerende in hun synagogen, en predikende het Evangelie des Koninkrijks, en genezende alle ziekte en alle kwaal onder het volk. |
24 En Zijn gerucht ging vandaar uit in geheel Syrië; en zij brachten tot Hem allen die kwalijk gesteld waren, met verscheidene ziekten en pijnen bevangen zijnde, en van den duivel bezeten, en maanzieken en geraakten; en Hij genas dezelve. |
25 En vele scharen volgden Hem na, van Galiléa en van Dekápolis en van Jeruzalem en van Judéa en van over de Jordaan. |