Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
De verzoeking in de woestijn |
1 TOEN awerd Jezus van den Geest weggeleid in de woestijn, om verzocht te worden van den duivel. a Mark. 1:12. Luk. 4:1. |
a Mark. 1:12 En terstond dreef Hem de Geest uit in de woestijn. Luk. 4:1 EN Jezus, vol des Heiligen Geestes, keerde weder van de Jordaan, en werd door den Geest geleid in de woestijn, |
2 En als Hij veertig dagen en veertig nachten gevast had, hongerde Hem ten laatste. |
3 En de verzoeker tot Hem gekomen zijnde, zeide: Indien Gij Gods Zoon zijt, zeg dat deze stenen broden worden. |
4 Doch Hij antwoordende zeide: Er is geschreven: bDe mens zal bij brood alleen niet leven, maar bij alle woord dat door den mond Gods uitgaat. b Deut. 8:3. |
b Deut. 8:3 En Hij verootmoedigde u en liet u hongeren, en spijsde u met het Man, dat gij niet kendet, noch uw vaderen gekend hadden; opdat Hij u bekendmaakte, dat de mens niet alleen van het brood leeft, maar dat de mens leeft van alles wat uit des HEEREN mond uitgaat. |
5 Toen nam Hem de duivel mede naar de heilige stad en stelde Hem op de tinne des tempels, |
6 En zeide tot Hem: Indien Gij Gods Zoon zijt, werp Uzelven nederwaarts; want er is geschreven, cdat Hij Zijn engelen van U bevelen zal, en dat zij U op de handen zullen nemen, opdat Gij niet te eniger tijd Uw voet aan een steen aanstoot. c Ps. 91:11, 12. |
c Ps. 91:11 Want Hij zal Zijn engelen van u bevelen, dat zij u bewaren in al uw wegen. Ps. 91:12 Zij zullen u op de handen dragen, opdat gij uw voet aan geen steen stoot. |
7 Jezus zeide tot hem: Er is wederom geschreven: dGij zult den Heere uw God niet verzoeken. d Deut. 6:16. |
d Deut. 6:16 Gij zult den HEERE uw God niet verzoeken, gelijk als gij Hem verzocht hebt te Massa. |
8 Wederom nam Hem de duivel mede op een zeer hogen berg, en toonde Hem al de koninkrijken der wereld en hun heerlijkheid, |
9 En zeide tot Hem: Al deze dingen zal ik U geven, indien Gij nedervallende mij zult aanbidden. |
10 Toen zeide Jezus tot hem: Ga weg, satan; want er staat geschreven: eDen Heere uw God zult gij aanbidden en Hem alleen dienen. e Deut. 6:13; 10:20. |
e Deut. 6:13 Gij zult den HEERE uw God vrezen en Hem dienen, en gij zult bij Zijn Naam zweren. Deut. 10:20 Den HEERE uw God zult gij vrezen, Hem zult gij dienen, en Hem zult gij aanhangen en bij Zijn Naam zweren. |
11 Toen liet de duivel van Hem af; en zie, de engelen zijn toegekomen en dienden Hem. |
Het begin van Jezus’ prediking |
12 Als nu Jezus gehoord had dat fJohannes overgeleverd was, is Hij wedergekeerd gnaar Galiléa; f Mark. 1:14. Luk. 4:14. g Luk. 4:16, 31. Joh. 4:43. |
f Mark. 1:14 En nadat Johannes overgeleverd was, kwam Jezus in Galiléa, predikende het Evangelie van het Koninkrijk Gods, Luk. 4:14 En Jezus keerde weder door de kracht des Geestes naar Galiléa; en het gerucht van Hem ging uit door het gehele omliggende land. g Luk. 4:16 En Hij kwam te Nazareth, waar Hij opgevoed was, en ging, naar Zijn gewoonte, op den dag des sabbats in de synagoge, en stond op om te lezen. Luk. 4:31 En Hij kwam af te Kapérnaüm, een stad van Galiléa, en leerde hen op de sabbatdagen. Joh. 4:43 En na de twee dagen ging Hij vandaar, en ging heen naar Galiléa. |
13 En Nazareth verlaten hebbende, is komen wonen te Kapérnaüm, gelegen aan de zee, in de landpalen van Zebulon en Naftali; |
14 Opdat vervuld zou worden hetgeen gesproken is door Jesaja, den profeet, zeggende: |
15 hHet land Zebulon en het land Naftali, aan den weg der zee, over de Jordaan, Galiléa der volken: h Jes. 8:23; 9:1. |
h Jes. 8:23 Maar het land dat beangstigd was, zal niet gans verduisterd worden; gelijk als Hij het in den eersten tijd verachtelijk gemaakt heeft naar het land van Zebulon aan, en naar het land van Naftali aan, alzo heeft Hij het in het laatste heerlijk gemaakt naar den weg zeewaarts aan, gelegen
over de Jordaan, aan Galiléa der heidenen. Jes. 9:1 HET volk dat in duisternis wandelt, zal een groot licht zien; degenen die wonen in het land van de schaduw des doods, over dezelve zal een licht schijnen. |
16 Het volk dat in duisternis zat, heeft een groot licht gezien; en dengenen die zaten in het land en de schaduw des doods, denzelven is een licht opgegaan. |
17 Van toen aan heeft Jezus begonnen te prediken en te zeggen: iBekeert u, want het Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen. i Mark. 1:15. |
i Mark. 1:15 En zeggende: De tijd is vervuld en het Koninkrijk Gods nabijgekomen; bekeert u en gelooft het Evangelie. |
De eerste discipelen |
18 kEn Jezus wandelende aan de Zee van Galiléa, zag twee broeders, namelijk Simon, gezegd Petrus, en Andréas, zijn broeder, het net in de zee werpende (want zij waren vissers). k Mark. 1:16. |
k Mark. 1:16 En wandelende bij de Galilese Zee, zag Hij Simon en Andréas, zijn broeder, werpende het net in de zee (want zij waren vissers). |
19 En Hij zeide tot hen: Volgt Mij na, en Ik zal u vissers der mensen maken. |
20 Zij dan terstond de netten verlatende, zijn Hem nagevolgd. |
21 En Hij vandaar voortgegaan zijnde, zag twee andere broeders, namelijk Jakobus, den zoon van Zebedéüs, en Johannes, zijn broeder, in het schip met hun vader Zebedéüs, hun netten vermakende, en heeft hen geroepen. |
22 Zij dan terstond verlatende het schip en hun vader, zijn Hem nagevolgd. |
De toeloop der schare |
23 En Jezus omging geheel Galiléa, lerende in hun synagogen, en predikende het Evangelie des Koninkrijks, en genezende alle ziekte en alle kwaal onder het volk. |
24 En Zijn gerucht ging vandaar uit in geheel Syrië; en zij brachten tot Hem allen die kwalijk gesteld waren, met verscheidene ziekten en pijnen bevangen zijnde, en van den duivel bezeten, en maanzieken en geraakten; en Hij genas dezelve. |
25 En vele scharen volgden Hem na, van Galiléa en van Dekápolis en van Jeruzalem en van Judéa en van over de Jordaan. |