Statenvertaling.nl

sample header image

Mattheüs 23 – Statenvertaling

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28
Inleiding Bijbelboek
Inleiding Nieuwe Testament
Weergave: Met kanttekeningenParallelZonder kanttekeningenAlleen Bijbeltekst

Mattheüs 23

Dit hoofdstuk voorgelezen (m):

 

Het wee over de farizeeën
1 TOEN sprak Jezus tot de scharen en tot Zijn discipelen,
2 Zeggende: aDe schriftgeleerden en de farizeeën zijn gezeten op den stoel van Mozes; a Neh. 8:4. verwijsteksten
3 bDaarom, al wat zij u zeggen dat gij houden zult, houdt dat en doet het; maar doet niet naar hun werken; cwant zij zeggen het, en doen het niet. b Deut. 17:19. Mal. 2:6. c Rom. 2:19. verwijsteksten
4 dWant zij binden lasten die zwaar zijn en kwalijk om te dragen, en leggen ze op de schouders der mensen; maar zij willen die met hun vinger niet verroeren. d Jes. 10:1. Luk. 11:46. Hand. 15:10. verwijsteksten
5 En al hun werken doen zij eom van de mensen gezien te worden; want zij maken fhun gedenkcedels breed, en maken de zomen van hun klederen groot. e Matth. 6:5. f Deut. 6:8; 22:12. verwijsteksten
6 gEn zij beminnen de vooraanzitting in de maaltijden en de voorgestoelten in de synagogen, g Mark. 12:38, 39. Luk. 11:43; 20:46. verwijsteksten
7 Ook de begroetingen op de markten, en van de mensen hgenaamd te worden: Rabbi, rabbi. h Jak. 3:1. verwijsteksten
8 Doch gij zult niet rabbi genaamd worden; want Eén is uw Meester, namelijk Christus; en gij zijt allen broeders;
9 En zult niemand uw vader noemen op de aarde; iwant Eén is uw Vader, namelijk Die in de hemelen is. i Mal. 1:6. verwijsteksten
10 En gij zult niet meesters genoemd worden; want Eén is uw Meester, namelijk Christus.
11 kMaar de meeste van u zal uw dienaar zijn. k Matth. 20:26. verwijsteksten
12 lEn wie zichzelven verhogen zal, die zal vernederd worden; en wie zichzelven zal vernederen, die zal verhoogd worden. l Job 22:29. Spr. 29:23. Luk. 14:11; 18:14. Jak. 4:6, 10. 1 Petr. 5:5. verwijsteksten
13 mMaar wee u, gij schriftgeleerden en farizeeën, gij geveinsden; want gij sluit het Koninkrijk der hemelen voor de mensen, overmits gij daar niet ingaat en degenen die ingaan zouden, niet laat ingaan. m Luk. 11:52. verwijsteksten
14 nWee u, gij schriftgeleerden en farizeeën, gij geveinsden; want gij eet de huizen der weduwen op, en dat onder den schijn van lang te bidden; daarom zult gij te zwaarder oordeel ontvangen. n Mark. 12:40. Luk. 20:47. 2 Tim. 3:6. Tit. 1:11. verwijsteksten
15 Wee u, gij schriftgeleerden en farizeeën, gij geveinsden; want gij omreist zee en land om één Jodengenoot te maken; en als hij het geworden is, zo maakt gij hem een kind der hel, tweemaal meer dan gij zijt.
16 Wee u, gij blinde leidslieden, die zegt: Zo wie gezworen zal hebben bij den tempel, dat is niets; maar zo wie gezworen zal hebben bij het goud des tempels, die is schuldig.
17 Gij dwazen en blinden; want wat is meerder, het goud, of de tempel die het goud heiligt?
18 En: Zo wie gezworen zal hebben bij het altaar, dat is niets; maar zo wie gezworen zal hebben bij de gave die daarop is, die is schuldig.
19 Gij dwazen en blinden; want wat is meerder, de gave, of ohet altaar dat de gave heiligt? o Ex. 29:37. verwijsteksten
20 Daarom, wie zweert bij het altaar, die zweert bij hetzelve en bij al wat daarop is.
21 pEn wie zweert bij den tempel, die zweert bij denzelven en bij Dien Die daarin woont. p 1 Kon. 8:13. 2 Kron. 6:1, 2. verwijsteksten
22 qEn wie zweert bij den hemel, die zweert bij den troon Gods en bij Dien Die daarop zit. q 2 Kron. 6:33. Jes. 66:1. Matth. 5:34. Hand. 7:49. verwijsteksten
23 rWee u, gij schriftgeleerden en farizeeën, gij geveinsden; want gij vertiendt de munte en de dille en den komijn, sen gij laat na het zwaarste der wet, namelijk het oordeel en de barmhartigheid en het geloof. tDeze dingen moest men doen en de andere niet nalaten. r Luk. 11:42. s 1 Sam. 15:22. Hos. 6:6. Micha 6:8. t Matth. 9:13; 12:7. verwijsteksten
24 Gij blinde leidslieden, die de mug uitzijgt en den kemel doorzwelgt.
25 vWee u, gij schriftgeleerden en farizeeën, gij geveinsden; want gij reinigt het buitenste des drinkbekers en des schotels, maar vanbinnen zijn zij vol van roof en onmatigheid. v Luk. 11:39. verwijsteksten
26 Gij blinde farizeeër, reinig eerst xwat binnen in den drinkbeker en den schotel is, opdat ook het buitenste derzelve rein worde. x Tit. 1:15. verwijsteksten
27 Wee u, gij schriftgeleerden en farizeeën, gij geveinsden; want gij zijt yden witgepleisterden graven gelijk, die vanbuiten wel schoon schijnen, maar vanbinnen zijn zij vol doodsbeenderen en alle onreinheid. y Hand. 23:3. verwijsteksten
28 Alzo ook schijnt gij wel den mensen vanbuiten rechtvaardig, maar vanbinnen zijt gij vol geveinsdheid en ongerechtigheid.
29 zWee u, gij schriftgeleerden en farizeeën, gij geveinsden; want gij bouwt de graven der profeten op en versiert de graftekenen der rechtvaardigen, z Luk. 11:47. verwijsteksten
30 En zegt: Indien wij ten tijde onzer vaderen waren geweest, wij zouden met hen geen gemeenschap gehad hebben aan het bloed der profeten.
31 Aldus getuigt gij tegen uzelven, adat gij kinderen zijt dergenen die de profeten gedood hebben. a Hand. 7:51. 1 Thess. 2:15. verwijsteksten
32 Gij dan ook, vervult de maat uwer vaderen.
33 bGij slangen, gij adderengebroedsels, hoe zoudt gij de helse verdoemenis ontvlieden? b Matth. 3:7. verwijsteksten
34 cDaarom, zie, dIk zend tot u profeten en wijzen en schriftgeleerden, en uit dezelve zult gij sommigen doden en kruisigen, en sommigen uit dezelve zult egij geselen in uw synagogen, en zult hen vervolgen van stad tot stad; c Luk. 11:49. d Matth. 10:16. Luk. 10:3. Joh. 16:2. Hand. 7:52. e Matth. 10:17. Hand. 5:40. verwijsteksten
35 Opdat op u kome al het rechtvaardige bloed, dat vergoten is op de aarde, fvan het bloed des rechtvaardigen Abels af, tot op ghet bloed van Zacharía, den zoon van Baráchia, welken gij gedood hebt tussen den tempel en het altaar. f Gen. 4:8. Hebr. 11:4. g 2 Kron. 24:21. verwijsteksten
36 Voorwaar zeg Ik u: Al deze dingen zullen komen over dit geslacht.
 
Het oordeel over Jeruzalem
37 hJeruzalem, Jeruzalem, gij die de profeten doodt, en istenigt die tot u gezonden zijn, khoe menigmaal heb Ik uw kinderen willen bijeenvergaderen, gelijkerwijs een hen haar kiekens bijeenvergadert onder de vleugelen, en gijlieden hebt niet gewild. h Luk. 13:34. i Matth. 21:35, 36. k Ps. 17:8; 91:4. verwijsteksten
38 lZie, uw huis wordt u woest gelaten. l Ps. 69:26. Jes. 1:7. Jer. 7:34. Micha 3:12. Hand. 1:20. verwijsteksten
39 Want Ik zeg u: Gij zult Mij van nu aan niet zien, totdat gij zeggen zult: mGezegend is Hij Die komt in den Naam des Heeren. m Ps. 118:26. verwijsteksten

Einde Mattheüs 23