Statenvertaling.nl

sample header image

Mattheüs 20 – Statenvertaling

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28
Inleiding Bijbelboek
Inleiding Nieuwe Testament
Weergave: Met kanttekeningenParallelZonder kanttekeningenAlleen Bijbeltekst

Mattheüs 20

Dit hoofdstuk voorgelezen (m):

 

1 Door de gelijkenis van arbeiders, op verscheidene uren gehuurd en in den wijngaard gezonden en des avonds gelijk loon ontvangende, leert Christus hoe Hij namaals belonen zal degenen die Hem gediend hebben. 17 Voorzegt wederom Zijn lijden, dood en opstanding. 20 Antwoordt de moeder der kinderen van Zebedeüs op haar verzoek. 24 En vermaant Zijn discipelen zich te wachten van eergierigheid en wereldse heerschappij. 29 Maakt omtrent Jericho twee blinden ziende.
 
De arbeiders in den wijngaard
1 WANT1 het Koninkrijk der hemelen is gelijk 2een heer des huizes, die met den morgenstond uitging om arbeiders te huren in zijn wijngaard.
1 Hieruit blijkt dat deze gelijkenis van Christus bijgebracht wordt tot bevestiging van de spreuk in het laatste vers van het voorgaande hoofdstuk, gelijk ook te zien is in het zestiende volgende vers.
2 Gr. een mens die een heer des huizes is.
 
2 En als hij met de arbeiders eens geworden was voor een 3penning des daags, zond hij hen heen in zijn wijngaard.
3 Gr. denarius. Zie daarvan Matth. 18:28. Openb. 6:6. verwijsteksten
 
3 En uitgegaan zijnde omtrent de 4derde ure, zag hij anderen ledigstaande op de markt.
4 De Joden deelden den dag in twaalf uren, gelijk te zien is Joh. 11:9, zodat het uur van elf tot twaalf het laatste was van den dag en van den arbeid, en het derde met ons negende voor den middag overeenkwam. verwijsteksten
 
4 En hij zeide tot dezelve: Gaat gij ook heen in den wijngaard, en zo wat recht is, zal ik u geven. En zij gingen.
5 Wederom uitgegaan zijnde omtrent de zesde en negende ure, deed hij desgelijks.
6 En uitgegaan zijnde omtrent de elfde ure, vond hij anderen ledigstaande en zeide tot hen: Wat staat gij hier den gehelen dag ledig?
7 Zij zeiden tot hem: Omdat ons niemand gehuurd heeft. Hij zeide tot hen: Gaat ook gij heen in den wijngaard, en zo wat recht is, zult gij ontvangen.
8 Als het nu avond geworden was, zeide de heer des wijngaards tot zijn 5rentmeester: Roep de arbeiders, en geef hun het loon, beginnende van de laatsten tot de eersten.
5 Gr. epitropos, dat is, die de bediening of zorg had van zijn goederen, of die zorg had over het ontvangen en uitgeven van zijn inkomen.
 
9 En als zij kwamen die te elfder ure gehuurd waren, ontvingen zij eenieder 6een penning.
6 Hieruit blijkt dat het loon hiernamaals niet gegeven zal worden naar verdienste; anders zouden deze laatsten minder hebben moeten ontvangen dan de eersten.
 
10 En de eersten komende, meenden dat zij meer ontvangen zouden; en zij zelven ontvingen ook elk een penning.
11 En dien ontvangen hebbende, 7murmureerden zij tegen den heer des huizes,
7 Hieruit volgt niet dat er ten laatsten dage onder de gelovigen enige murmurering zal wezen, alzo alle delen der parabelen niet mogen toegepast worden; maar hetzelve wordt hier gesteld om te tonen dat er alsdan geen oorzaak van murmureren wezen zal, overmits het loon gegeven zal worden uit Gods goedheid en naar genade, gelijk blijkt uit het vijftiende vers.
 
12 Zeggende: Deze laatsten hebben maar één uur 8gearbeid, en gij hebt hen ons gelijkgemaakt, die den last des daags en de hitte gedragen hebben.
8 Of: doorgebracht in den arbeid.
 
13 Doch hij antwoordende zeide tot een van hen: 9Vriend, ik doe u geen onrecht; zijt gij niet met mij eens geworden voor een penning?
9 Gr. Gezel.
 
14 Neem het uwe en ga heen. Ik wil dezen laatste ook geven gelijk als u.
15 aOf is het mij niet geoorloofd te doen met het mijne, wat ik wil? Of is uw oog 10boos omdat ik goed ben?
a Rom. 9:21. verwijsteksten
10 Dat is, afgunstig, nijdig.
 
16 bAlzo zullen de laatsten de 11eersten zijn en de eersten de 12laatsten; cwant velen zijn geroepen, maar weinigen uitverkoren.
b Matth. 19:30. Mark. 10:31. Luk. 13:30. verwijsteksten
11 Dat is, als de eersten.
12 Dat is, als de laatsten. Hiermede leert Christus, dat niemand oorzaak heeft om te murmureren over de beloning die namaals gegeven zal worden, al is het dat iemand meer gearbeid of langer God gediend heeft, overmits dezelve gegeven zal worden uit genade en naar de eeuwige verkiezing, gelijk Christus in de volgende woorden getuigt, als Hij zegt: want velen zijn geroepen, maar weinigen uitverkoren. Anderen menen dat door de eersten verstaan worden die uit hun eigen werken willen gerechtvaardigd en zalig worden, hoedanig de jongeling was, waarvan in het voorgaande hoofdstuk gesproken is; en door de laatsten degenen die uit kracht der genadige verkiezing Gods de roeping ter zaligheid met een waarachtig geloof aannemen.
c Matth. 22:14. verwijsteksten
 
Derde aankondiging van het lijden
17 dEn Jezus opgaande naar Jeruzalem, nam tot Zich de twaalf discipelen alleen op den weg, en zeide tot hen:
d Mark. 10:32. Luk. 18:31; 24:7. verwijsteksten
 
18 Zie, wij gaan op naar Jeruzalem, en de Zoon des mensen zal den overpriesters en schriftgeleerden overgeleverd worden, en zij zullen Hem ter dood veroordelen;
19 eEn zij zullen Hem den heidenen overleveren, om Hem te bespotten en te geselen en te kruisigen; en ten derden dage zal Hij weder opstaan.
e Matth. 27:2. Luk. 23:1. Joh. 18:28, 31. Hand. 3:13. verwijsteksten
 
De zonen van Zebedéüs
20 fToen kwam de 13moeder der zonen van Zebedéüs tot Hem met haar 14zonen, Hem aanbiddende en begerende wat van Hem.
f Mark. 10:35. verwijsteksten
13 Namelijk Salome, gelijk blijkt uit vergelijking Matth. 27:56 met Mark. 15:40. verwijsteksten
14 Namelijk Johannes en Jakobus, Matth. 10:2. Mark. 10:35. verwijsteksten
 
21 En Hij zeide tot haar: Wat wilt gij? Zij zeide tot Hem: Zeg dat deze mijn twee zonen 15zitten mogen, de een tot Uw rechter- en de ander tot Uw linkerhand in Uw Koninkrijk.
15 Dat is, dat zij de grootsten of meesten na U mogen zijn. Een gelijkenis genomen van koningen die op hun troon zitten en degenen die naast aan hen zijn, aan beide zijden nevens zich plegen te zetten. Zie 1 Kon. 2:19. Ps. 45:10; 110:1. verwijsteksten
 
22 Maar Jezus antwoordde en zeide: gGijlieden 16weet niet wat gij begeert; kunt gij den 17drinkbeker drinken dien Ik drinken zal, en met den doop gedoopt worden hwaarmede Ik gedoopt word? Zij zeiden tot Hem: Wij kunnen.
g Rom. 8:26. verwijsteksten
16 Want zij verstonden nog niet de gelegenheid van het Koninkrijk van Christus en waartoe zij geroepen waren, niet om in de wereld te heersen, maar om te dienen en te lijden.
17 Door den drinkbeker alsook door den doop verstaat Christus zwaar lijden, waardoor de mens gelijk als met een bitteren drank gedrenkt en als met water overstort wordt, Ps. 75:9. Jes. 51:17. Matth. 26:42. Luk. 12:50. verwijsteksten
h Luk. 12:50. verwijsteksten
 
23 En Hij zeide tot hen: Mijn drinkbeker zult gij wel drinken, en met den doop waar Ik mede gedoopt word, zult gij gedoopt worden; maar het zitten tot Mijn rechter- en tot Mijn linkerhand 18staat bij Mij niet te geven, maar het zal gegeven worden dien het 19bereid is ivan Mijn Vader.
18 Gr. het is Mijne niet, namelijk in dezen Mijn nederigen staat, en om zulke redenen als gij u inbeeldt; anders zal Christus namaals ook geven te zitten op Zijn troon dengenen die overwinnen, Openb. 3:21. Of: dan dien het bereid is. Zie Mark. 10:40. verwijsteksten
19 Dat is, van eeuwigheid verordineerd. Zie Matth. 25:34. verwijsteksten
i Matth. 25:34. verwijsteksten
 
24 En als de andere 20tien dat hoorden, namen zij het zeer kwalijk van de twee broeders.
20 Namelijk apostelen.
 
25 En als Jezus hen tot Zich geroepen had, zeide Hij: kGij weet dat de oversten der 21volken heerschappij voeren over hen, en de groten gebruiken macht over hen.
k Mark. 10:42. Luk. 22:25. verwijsteksten
21 Anders: heidenen.
 
26 lDoch alzo zal het onder 22u niet zijn; maar zo wie onder u zal willen groot worden, die zij uw dienaar.
l 1 Petr. 5:3. verwijsteksten
22 Namelijk Mijn apostelen en alle anderen die tot den dienst der kerk beroepen zullen worden, denwelken zulke wereldse wijze van heersen hier verboden wordt. Want anders zullen en mogen onder de Christenen ook koningen en heerschappers zijn, Ps. 2:10. Jes. 49:23. verwijsteksten
 
27 mEn zo wie onder u zal willen de eerste zijn, die zij uw dienstknecht.
m Matth. 23:11. Mark. 9:35; 10:43. verwijsteksten
 
28 nGelijk de Zoon des mensen niet is gekomen om gediend te worden, maar om te dienen en oZijn 23ziel te geven tot een 24rantsoen 25voor velen.
n Luk. 22:27. Joh. 13:14. Filipp. 2:7. verwijsteksten
o Ef. 1:7. 1 Tim. 2:6. 1 Petr. 1:19. verwijsteksten
23 Dat is, leven. Of: Zichzelven naar lichaam en ziel.
24 Of: losgeld, hetgeen gegeven wordt tot verlossing dergenen die gevangenzitten.
25 Dat is, in plaats van velen, namelijk de uitverkoren kinderen Gods, om hen daarmede van den eeuwigen dood te verlossen, Joh. 10:15; 11:52; 17:9. verwijsteksten
 
Twee blinden bij Jericho
29 pEn als zij van Jericho uitgingen, is Hem een grote schare gevolgd.
p Mark. 10:46. Luk. 18:35. verwijsteksten
 
30 En zie, twee blinden zittende aan den weg, als zij hoorden dat Jezus voorbijging, riepen, zeggende: Heere, Gij Zone Davids, ontferm U onzer.
31 En de schare bestrafte hen, opdat zij zwijgen zouden; maar zij riepen te meer, zeggende: Ontferm U onzer, Heere, Gij Zone Davids.
32 En Jezus stilstaande, riep hen en zeide: Wat wilt gij dat Ik u doe?
33 Zij zeiden tot Hem: Heere, dat onze ogen geopend worden.
34 En Jezus innerlijk bewogen zijnde met barmhartigheid, raakte hun ogen aan; en terstond werden hun ogen ziende, en zij volgden Hem.

Einde Mattheüs 20