Statenvertaling.nl

sample header image

Mattheüs 14 – Statenvertaling

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28
Inleiding Bijbelboek
Inleiding Nieuwe Testament
Weergave: Met kanttekeningenParallelZonder kanttekeningenAlleen Bijbeltekst

Mattheüs 14

Dit hoofdstuk voorgelezen (m):

 

De dood van Johannes den Doper
1 TEa dienzelven tijde hoorde Herodes, de viervorst, het gerucht van Jezus; a Mark. 6:14. Luk. 9:7. verwijsteksten
2 En zeide tot zijn knechten: Deze is Johannes de Doper; hij is opgewekt van de doden, en daarom werken die krachten in hem.
3 bWant Herodes had Johannes gevangengenomen en hem gebonden en in den kerker gezet, omwille van Heródias, de huisvrouw van Filippus, zijn broeder. b Mark. 6:17. Luk. 3:19. verwijsteksten
4 Want Johannes zeide tot hem: cHet is u niet geoorloofd haar te hebben. c Lev. 18:16. verwijsteksten
5 En willende hem doden, vreesde hij het volk, domdat zij hem hielden voor een profeet. d Matth. 21:26. verwijsteksten
6 Maar als ede dag van Herodes’ geboorte gehouden werd, danste de dochter van Heródias in het midden van hen, en zij behaagde Herodes; e Gen. 40:20. Mark. 6:21. verwijsteksten
7 fWaarom hij haar met ede beloofde te geven wat zij ook eisen zou. f Richt. 11:30. verwijsteksten
8 En zij, tevoren onderricht zijnde van haar moeder, zeide: Geef mij hier in een schotel het hoofd van Johannes den Doper.
9 En de koning werd bedroefd; doch om de eden en degenen die met hem aanzaten, gebood hij dat het haar zou gegeven worden;
10 En zond heen en onthoofdde Johannes in den kerker.
11 En zijn hoofd werd gebracht in een schotel en het dochtertje gegeven; en zij droeg het tot haar moeder.
12 En zijn discipelen kwamen en namen het lichaam weg en begroeven hetzelve; en gingen en boodschapten het Jezus.
 
De eerste wonderbare spijziging
13 gEn als Jezus dit hoorde, vertrok Hij vandaar te scheep naar een woeste plaats alleen; en de scharen, dat horende, zijn Hem te voet gevolgd uit de steden. g Matth. 12:15. Mark. 6:31. Luk. 9:10. verwijsteksten
14 hEn Jezus uitgaande zag een grote schare, en iwerd innerlijk met ontferming over hen bewogen, en genas hun kranken. h Joh. 6:5. i Matth. 9:36. verwijsteksten
15 kEn als het nu avond werd, kwamen Zijn discipelen tot Hem, zeggende: Deze plaats is woest, en de tijd is nu voorbijgegaan; laat de scharen van U, opdat zij heengaan in de vlekken en zichzelven spijze kopen. k Mark. 6:35. Luk. 9:12. verwijsteksten
16 Maar Jezus zeide tot hen: Het is hun niet van node heen te gaan; geeft gij hun te eten.
17 Doch zij zeiden tot Hem: Wij hebben hier niet dan vijf broden en twee vissen.
18 En Hij zeide: Brengt Mij dezelve hier.
19 En Hij beval de scharen neder te zitten op het gras, en nam de vijf broden en de twee vissen, en opwaarts ziende naar den hemel, lzegende dezelve; en als Hij ze gebroken had, gaf Hij de broden den discipelen, en de discipelen gaven ze den scharen. l 1 Sam. 9:13. verwijsteksten
20 En zij aten allen en werden verzadigd; en zij namen op het overschot der brokken, twaalf volle korven.
21 Die nu gegeten hadden, waren omtrent vijfduizend mannen, zonder de vrouwen en kinderen.
 
Jezus wandelt op de zee
22 mEn terstond dwong Jezus Zijn discipelen in het schip te gaan en vóór Hem af te varen naar de andere zijde, terwijl Hij de scharen van Zich zou laten. m Mark. 6:45. Joh. 6:17. verwijsteksten
23 nEn als Hij nu de scharen van Zich gelaten had, klom Hij op den berg alleen, om te bidden. En als het nu avond was geworden, zo was Hij daar alleen. n Mark. 6:46. Joh. 6:15. verwijsteksten
24 En het schip was nu midden in de zee, zijnde in nood van de baren; want de wind was hun tegen.
25 Maar te vierde wake des nachts kwam Jezus af tot hen, wandelende op de zee.
26 En de discipelen ziende Hem op de zee wandelen, werden ontroerd, zeggende: Het is een spooksel. En zij schreeuwden van vrees.
27 Maar terstond sprak Jezus hen aan, zeggende: Zijt goedsmoeds, Ik ben het, vreest niet.
28 En Petrus antwoordde Hem en zeide: Heere, indien Gij het zijt, zo gebied mij tot U te komen op het water.
29 En Hij zeide: Kom. En Petrus klom neder van het schip en wandelde op het water, om tot Jezus te komen.
30 Maar ziende den sterken wind, werd hij bevreesd, en als hij begon neder te zinken, riep hij, zeggende: Heere, behoud mij!
31 En Jezus terstond de hand uitstekende, greep hem aan en zeide tot hem: Gij kleingelovige, waarom hebt gij gewankeld?
32 En als zij in het schip geklommen waren, stilde de wind.
33 Die nu in het schip waren, kwamen en aanbaden Hem, zeggende: Waarlijk, Gij zijt Gods Zoon.
34 oEn overgevaren zijnde, kwamen zij in het land Gennésaret. o Mark. 6:53. verwijsteksten
35 En als de mannen van die plaats Hem werden kennende, zonden zij in dat gehele omliggende land, en brachten tot Hem allen die kwalijk gesteld waren;
36 En baden Hem dat zij alleenlijk den zoom Zijns kleeds zouden mogen aanraken; en zovelen als Hem aanraakten, werden gezond.

Einde Mattheüs 14