Statenvertaling.nl

sample header image

Numeri 9 – Statenvertaling

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenParallelZonder kanttekeningenAlleen Bijbeltekst

Numeri 9

Dit hoofdstuk voorgelezen (v):

 

Het pascha in de woestijn Sinaï
1 EN de HEERE sprak tot Mozes in de woestijn Sinaï, in het tweede jaar nadat zij uit Egypteland uitgetogen waren, in de eerste maand, zeggende:
2 Dat de kinderen Israëls het apascha houden zouden op zijn gezetten tijd; a Ex. 12:1, enz. Lev. 23:5. Num. 28:16. Deut. 16:2. verwijsteksten
3 Op den veertienden dag in deze maand, tussen de twee avonden, zult gij dat houden, op zijn gezetten tijd; naar al zijn inzettingen en naar al zijn rechten zult gij dat houden.
4 Mozes dan sprak tot de kinderen Israëls, dat zij het pascha zouden houden.
5 En zij hielden het pascha op den veertienden dag der eerste maand, tussen de twee avonden, in de woestijn Sinaï; naar alles wat de HEERE Mozes geboden had, alzo deden de kinderen Israëls.
6 Toen waren er lieden geweest, die over het dode lichaam eens mensen onrein waren en op denzelven dag het pascha niet hadden kunnen houden; daarom naderden zij voor het aangezicht van Mozes en voor het aangezicht van Aäron op dienzelven dag.
7 En diezelve lieden zeiden tot hem: Wij zijn onrein over het dode lichaam eens mensen; waarom zouden wij verkort worden, dat wij de offerande des HEEREN op zijn gezetten tijd niet zouden offeren in het midden van de kinderen Israëls?
8 En Mozes zeide tot hen: Blijft staande, dat ik hoor wat de HEERE u gebieden zal.
9 Toen sprak de HEERE tot Mozes, zeggende:
10 Spreek tot de kinderen Israëls, zeggende: Wanneer iemand onder u, of onder uw geslachten, over een dood lichaam onrein of op een verren weg zal zijn, hij zal dan nog den HEERE het pascha houden.
11 In de tweede maand, op den veertienden dag, tussen de twee avonden, zullen zij dat houden; met ongezuurde broden en bittere saus zullen zij dat eten.
12 Zij zullen bdaarvan niet overlaten tot den morgen en zullen daaraan geen been breken; naar alle inzetting van het pascha zullen zij dat houden. b Ex. 12:46. Joh. 19:33, 36. verwijsteksten
13 Als een man die rein is, en op den weg niet is, en nalaten zal het pascha te houden, zo zal diezelve ziel uit haar volken uitgeroeid worden; want hij heeft de offerande des HEEREN op zijn gezetten tijd niet geofferd; diezelve man zal zijn zonde dragen.
14 En wanneer een vreemdeling bij u als vreemdeling verkeert en hij het pascha den HEERE ook houden zal, naar de inzetting van het pascha en naar zijn wijze, alzo zal hij het houden; chet zal enerlei inzetting voor ulieden zijn, beide den vreemdeling en den inboorling des lands. c Ex. 12:49. verwijsteksten
 
De wolk- en vuurkolom
15 En dop den dag van het oprichten des tabernakels bedekte de wolk den tabernakel, op de tent der getuigenis; en in den avond was over den tabernakel als een gedaante des vuurs, tot aan den morgen. d Ex. 40:34. verwijsteksten
16 Alzo geschiedde het geduriglijk; de wolk bedekte denzelven, en des nachts was er een gedaante des vuurs.
17 Maar naar dat de wolk opgeheven werd van boven de tent, alzo verreisden ook daarna de kinderen Israëls; en in de plaats waar de wolk bleef, daar legerden zich de kinderen Israëls.
18 Naar den mond des HEEREN verreisden de kinderen Israëls, en naar des HEEREN mond legerden zij zich; eal de dagen in dewelke de wolk over den tabernakel bleef, legerden zij zich. e 1 Kor. 10:1. verwijsteksten
19 En als de wolk vele dagen over den tabernakel verbleef, zo namen de kinderen Israëls de wacht des HEEREN waar en verreisden niet.
20 Als het nu was dat de wolk weinige dagen op den tabernakel was, naar den mond des HEEREN legerden zij zich en naar den mond des HEEREN verreisden zij.
21 Maar was het dat de wolk van den avond tot den morgen daar was en de wolk in den morgen opgeheven werd, zo verreisden zij; of des daags of des nachts, als de wolk opgeheven werd, zo verreisden zij.
22 Of als de wolk twee dagen of een maand of vele dagen vertoog op den tabernakel, blijvende daarop, fzo legerden zich de kinderen Israëls en verreisden niet; en als zij verheven werd, verreisden zij. f Ex. 40:36, 37. verwijsteksten
23 Naar den mond des HEEREN legerden zij zich en naar den mond des HEEREN verreisden zij; zij namen de wacht des HEEREN waar, naar den mond des HEEREN, door de hand van Mozes.

Einde Numeri 9