Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
Mozes gevraagd over de dochters van Zelafead, gebiedt door des Heeren bevel, dat zij trouwen zullen onder haar vaderlijken stam, vs. 1, enz. Een gelijk gemeen bevel over alle ervende dochters, 8. Gehoorzaamheid der dochters van Zelafead, 10. |
Huwelijksregel voor erfdochters |
1 EN de 1hoofden der vaderen van het geslacht der kinderen van Gilead, den zoon van Machir, den zoon van Manasse, uit de geslachten der kinderen van Jozef, traden toe en spraken voor het aangezicht van Mozes en voor het aangezicht der oversten, 2hoofden van de vaderen der kinderen Israëls, | | 1 Wien het toekwam te letten op de zaken die de gemene welvaart van den gansen stam waren aangaande. |
2 Van de instelling dezer vergadering zie Numeri 11. Numeri 11 EN het geschiedde als het volk zich was beklagende, dat het kwaad was in de oren des HEEREN; want de HEERE hoorde het, zodat Zijn toorn ontstak en het vuur des HEEREN onder hen ontbrandde en verteerde in het uiterste des legers. |
2 En zeiden: aDe HEERE heeft 3mijn heer 4geboden dat land door het lot den kinderen Israëls in erfenis te geven; ben mijn heer is door den HEERE 5geboden de erfenis van onzen 6broeder 7Zeláfead te geven aan zijn dochters. | | a Num. 26:55, 56; 33:54. Num. 26:55 Het land nochtans zal door het lot gedeeld worden; naar de namen der stammen hunner vaderen zullen zij erven. Num. 26:56 Naar het lot zal elks erfenis gedeeld worden, tussen de velen en de weinigen. Num. 33:54 En gij zult het land in erfelijke bezitting nemen door het lot, naar uw geslachten; dengenen die velen zijn, zult gij hun erfenis meerder maken, en dien die weinigen zijn, zult gij hun erfenis minder maken; waarheen voor iemand het lot zal uitgaan, dat zal hij hebben; naar de stammen uwer vaderen zult gij de erfenis nemen. |
3 Dat is, u Mozes. |
4 Zie Num. 26:55, 56; 33:54. Num. 26:55 Het land nochtans zal door het lot gedeeld worden; naar de namen der stammen hunner vaderen zullen zij erven. Num. 26:56 Naar het lot zal elks erfenis gedeeld worden, tussen de velen en de weinigen. Num. 33:54 En gij zult het land in erfelijke bezitting nemen door het lot, naar uw geslachten; dengenen die velen zijn, zult gij hun erfenis meerder maken, en dien die weinigen zijn, zult gij hun erfenis minder maken; waarheen voor iemand het lot zal uitgaan, dat zal hij hebben; naar de stammen uwer vaderen zult gij de erfenis nemen. |
b Num. 27:7. Joz. 17:3, 4. Num. 27:7 De dochters van Zeláfead spreken recht; gij zult haar ganselijk geven de bezitting ener erfenis in het midden van de broeders haars vaders; en gij zult de erfenis haars vaders op haar doen komen. Joz. 17:3 Zeláfead nu, de zoon van Hefer, den zoon van Gilead, den zoon van Machir, den zoon van Manasse, had geen zonen, maar dochters; en dit zijn de namen zijner dochters: Machla en Noa, Hogla, Milka en Tirza. Joz. 17:4 Dezen dan traden toe voor het aangezicht van Eleázar, den priester, en voor het aangezicht van Jozua, den zoon van Nun, en voor het aangezicht der oversten, zeggende: De HEERE heeft Mozes geboden dat men ons een erfdeel geven zou in het midden onzer broederen. Daarom gaf hij haar, naar den mond des HEEREN, een erfdeel in het midden der broederen van haar vader. |
5 Zie Num. 27:7. Zij willen zeggen dat het voorgaande gebod, van de erfenissen bij loting uit te delen, hiermede niet wel zou accorderen, indien de dochters door het huwelijk de erfenissen aan andere stammen zouden overbrengen; als in het volgende blijkt. Num. 27:7 De dochters van Zeláfead spreken recht; gij zult haar ganselijk geven de bezitting ener erfenis in het midden van de broeders haars vaders; en gij zult de erfenis haars vaders op haar doen komen. |
6 Dat is, bloedverwant, zijnde van onzen stam. |
7 Hebr. Tselofchad. |
3 Wanneer zij een van de zonen der andere stammen der kinderen Israëls 8tot vrouwen zouden worden, zo zou haar erfenis van de erfenis onzer vaderen afgetrokken worden en toegedaan tot de erfenis van dien stam aan denwelken zij geworden zouden; alzo zou van het lot onzer erfenis worden afgetrokken. | | 8 Dat is, trouwen; alzo in het volgende. |
4 Als ook de kinderen Israëls een 9jubeljaar zullen hebben, zo zou haar erfenis toegedaan zijn tot de erfenis van dien stam aan denwelken zij zouden geworden zijn; alzo zou haar erfenis van de erfenis van den stam onzer vaderen afgetrokken worden. | | 9 Waarin eenieder wederkeerde tot zijn bezitting, zie Lev. 25:13, welke wet door zulke huwelijken zou tenietgedaan worden. Lev. 25:13 Op dat jubeljaar zult gij ieder wederkeren tot zijn bezitting. |
5 Toen gebood Mozes den kinderen Israëls naar des HEEREN 10mond, zeggende: De stam der kinderen van Jozef spreekt recht. | | 10 Dat is, bevel; waarmede te kennen wordt gegeven dat Mozes den HEERE hierover eerst heeft raad gevraagd. |
6 Dit is het woord dat de HEERE van de dochters van Zeláfead geboden heeft, zeggende: Laat haar dien tot vrouwen worden, die in haar 11ogen goed zal zijn; alleenlijk, dat zij aan het geslacht van haars vaders stam tot vrouwen worden. | | 11 Dat is, die haar zal mogen bevallen; aan welken het haar zal goeddunken. |
7 Zo zal de erfenis van de kinderen Israëls niet omgewend worden van stam tot stam; want de kinderen Israëls zullen aanhangen, eenieder aan de erfenis van den stam zijner vaderen. | | |
8 12Voorts zal elke dochter die erfenis erft, van de stammen der kinderen Israëls, ter vrouw worden aan een van het geslacht van den stam haars vaders; opdat de kinderen Israëls erfelijk bezitten, eenieder de erfenis zijner vaderen. | | 12 Dit is nu een generale wet, die het Gode beliefd heeft bij deze gelegenheid te geven voor de regering van Israël, aangaande de dochters die bij gebreke van mannelijke erven zouden komen te erven in haar vaderlijk huis. |
9 Zo zal de erfenis niet omgewend worden van den enen stam tot den anderen; want de stammen der kinderen Israëls zullen aanhangen, eenieder aan zijn erfenis. | | |
10 Gelijk als de HEERE Mozes geboden had, alzo deden de dochters van Zeláfead. | | |
11 cWant Machla, Tirza en Hogla en Milka en Noa, dochters van Zeláfead, zijn den zonen harer ooms tot vrouwen geworden. | | c Num. 27:1. Num. 27:1 TOEN naderden de dochters van Zeláfead, den zoon van Hefer, den zoon van Gilead, den zoon van Machir, den zoon van Manasse, onder de geslachten van Manasse, den zoon van Jozef (en dit zijn de namen zijner dochters: Machla, Noa en Hogla en Milka en Tirza); |
12 Onder de geslachten van de kinderen van Manasse, Jozefs zoon, zijn zij tot vrouwen geworden; alzo 13bleef haar erfenis aan den stam van het geslacht haars vaders. | | 13 Hebr. was of is geweest. Zie Ps. 37 op vers 18. Ps. 37:18 (kt.) Jod. De HEERE kent de dagen der oprechten, en hun erfenis zal in eeuwigheid blijven. |
13 Dat zijn de geboden en de rechten, die de HEERE door den 14dienst van Mozes aan de kinderen Israëls geboden heeft, in de vlakke velden der Moabieten, aan de Jordaan van Jericho. | | 14 Hebr. hand. |