Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
Wetten rakende de offerande van het feest der trompetten, vs. 1, enz. Zijn brandoffer, 2. En zijn zondoffer, 5. Van het feest der verzoening, 7. Zijn offers, 8. Van het feest der loofhutten, gedurende zeven dagen, 12. Met het offer van elken dag, van den eersten dag, 13. Van den tweede, 17. Van den derde, 20. Van den vierde, 23. Van den vijfde, 26. Van den zesde, 29. Van den zevende, 32. Van den achtsten dag, dewelke was een grote vierdag, 35. Zijn offers, 36. Besluit van het hoofdstuk, bestaande in een bevel en zijn uitvoering, 39. |
De offers in de zevende maand |
1 DESGELIJKS in de 1zevende maand, op den eerste der maand, zult gij een heilige samenroeping hebben; geen dienstwerk zult gij doen; ahet zal u een dag 2des geklanks zijn. |
| 1 Zie van deze maand Lev. 23 op vers 24. |
| Lev. 23:24 (kt.) Spreek tot de kinderen Israëls, zeggende: In de zevende maand, op den eerste der maand, zult gij een rust hebben, een gedachtenis des geklanks, een heilige samenroeping. |
| a Lev. 23:24. |
| Lev. 23:24 Spreek tot de kinderen Israëls, zeggende: In de zevende maand, op den eerste der maand, zult gij een rust hebben, een gedachtenis des geklanks, een heilige samenroeping. |
| 2 Dit feest wordt alzo genoemd omdat het den volke met het blazen der trompetten aangekondigd en te kennen gegeven werd. Zie Lev. 23 op vers 24. |
| Lev. 23:24 (kt.) Spreek tot de kinderen Israëls, zeggende: In de zevende maand, op den eerste der maand, zult gij een rust hebben, een gedachtenis des geklanks, een heilige samenroeping. |
|
2 Dan zult gij een brandoffer ten lieflijken reuk den HEERE bereiden: één 3jongen var, één ram, zeven volkomen 4eenjarige lammeren; |
| 3 Hebr. een zoon des runds. Alzo vss. 8, 13, 17. Zie Lev. 1 op vers 14. |
| vers 8 Maar gij zult brandoffer ten lieflijken reuk den HEERE offeren: één jongen var, één ram; zeven eenjarige lammeren, volkomen zullen zij u zijn; vers 13 En gij zult een brandoffer ten vuuroffer offeren, ten lieflijken reuk den HEERE: dertien jonge varren, twee rammen; veertien eenjarige lammeren, zij zullen volkomen zijn; vers 17 Daarna op den tweeden dag twaalf jonge varren, twee rammen, veertien volkomen eenjarige lammeren; Lev. 1:14 (kt.) En indien zijn offerande voor den HEERE een brandoffer van gevogelte is, zo zal hij zijn offerande van tortelduiven of van jonge duiven offeren. |
| 4 Hebr. zonen des jaars; dat is, een jaar oud. Alzo vss. 8, 13, 17, enz. Zie Lev. 23 op vers 18. |
| vers 8 Maar gij zult brandoffer ten lieflijken reuk den HEERE offeren: één jongen var, één ram; zeven eenjarige lammeren, volkomen zullen zij u zijn; vers 13 En gij zult een brandoffer ten vuuroffer offeren, ten lieflijken reuk den HEERE: dertien jonge varren, twee rammen; veertien eenjarige lammeren, zij zullen volkomen zijn; vers 17 Daarna op den tweeden dag twaalf jonge varren, twee rammen, veertien volkomen eenjarige lammeren; Lev. 23:18 (kt.) Gij zult ook met het brood zeven volkomen eenjarige lammeren en een var, het jong van een rund, en twee rammen offeren; zij zullen den HEERE een brandoffer zijn, met hun spijsoffer en hun drankoffers, een vuuroffer tot een lieflijken reuk den HEERE. |
|
3 En hun spijsoffer van meelbloem, met olie gemengd: drie 5tienden tot den var, twee tienden tot den ram, |
| 5 Te weten van een efa. Alzo in het volgende. Zie Num. 28 op vers 5. |
| Num. 28:5 (kt.) En een tiende deel ener efa meelbloem ten spijsoffer, gemengd met het vierendeel van een hin van gestoten olie. |
|
4 En één tiende tot 6één lam, tot die zeven lammeren toe; |
| 6 Dat is, elk lam. Zie Num. 28 op vers 13. Alzo onder, vss. 10, 15. |
| Num. 28:13 (kt.) En telkens een tiende deel meelbloem ten spijsoffer, met olie gemengd, tot het ene lam; het is een brandoffer tot een lieflijken reuk, een vuuroffer den HEERE. vers 10 Telkens een tiende tot één lam, tot die zeven lammeren toe; vers 15 En telkens een tiende tot één lam, tot die veertien lammeren toe; |
|
5 En één geitenbok ten zondoffer, om over ulieden verzoening te doen; |
6 Behalve 7het brandoffer der maand en zijn spijsoffer, en het 8gedurig brandoffer en zijn spijsoffer, met hun drankoffers, 9naar hun wijze, ten lieflijken reuk, ten vuuroffer den HEERE. |
| 7 Hetwelk geofferd moest worden op den eersten dag van iedere maand, Num. 28:11, 12, enz. 2 Kron. 2:4. Zodat dit gewone offer der nieuwe maanden door het voormelde niet moest nagelaten worden. |
| Num. 28:11 En in de beginselen uwer maanden zult gij een brandoffer den HEERE offeren: twee jonge varren en één ram, zeven volkomen eenjarige lammeren; Num. 28:12 En drie tienden meelbloem ten spijsoffer, met olie gemengd, tot den enen var; en twee tienden meelbloem ten spijsoffer, met olie gemengd, tot den enen ram; 2 Kron. 2:4 Zie, ik zal een huis voor den Naam des HEEREN mijns Gods bouwen om Hem te heiligen, om reukwerk der welriekende specerijen voor Zijn aangezicht aan te steken, en voor de toerichting des gedurigen broods en voor de brandoffers des morgens en des avonds, op de sabbatten en op de nieuwe maanden en op de gezette hoogtijden des HEEREN onzes Gods; hetwelk voor eeuwig is in Israël. |
| 8 Zie Num. 28 op vers 6 en onder, vss. 11, 16, enz. |
| Num. 28:6 (kt.) Het is het gedurig brandoffer, hetwelk op den berg Sinaï ingesteld was tot een lieflijken reuk, een vuuroffer den HEERE. vers 11 Eén geitenbok ten zondoffer, behalve het zondoffer der verzoeningen en het gedurig brandoffer en zijn spijsoffer, met hun drankoffers. vers 16 En één geitenbok ten zondoffer, behalve het gedurig brandoffer, zijn spijsoffer en zijn drankoffer. |
| 9 Dat is, naar de wet die God daarvan bevolen en ingesteld had. Zie Lev. 5 op vers 10. |
| Lev. 5:10 (kt.) En de andere zal hij ten brandoffer maken, naar de wijze; zo zal de priester voor hem vanwege zijn zonde die hij gezondigd heeft, verzoening doen, en het zal hem vergeven worden. |
|
7 En op den 10tiende dezer zevende maand zult gij een heilige samenroeping hebben, en bgij zult 11uw zielen verootmoedigen; geen werk zult gij doen; |
| 10 Deze dag was de dag der verzoening, waarvan men lezen kan Lev. 16:29, 30; 23:27. |
| Lev. 16:29 En dit zal voor u tot een eeuwige inzetting zijn: gij zult in de zevende maand, op den tiende der maand, uw zielen verootmoedigen en geen werk doen, inboorling noch vreemdeling die in het midden van u als vreemdeling verkeert. Lev. 16:30 Want op dien dag zal hij voor u verzoening doen om u te reinigen; van al uw zonden zult gij voor het aangezicht des HEEREN gereinigd worden. Lev. 23:27 Doch op den tiende dezer zevende maand zal de verzoendag zijn, een heilige samenroeping zult gij hebben; dan zult gij uw zielen verootmoedigen, en zult den HEERE een vuuroffer offeren. |
| b Lev. 16:29, 31; 23:27. |
| Lev. 16:29 En dit zal voor u tot een eeuwige inzetting zijn: gij zult in de zevende maand, op den tiende der maand, uw zielen verootmoedigen en geen werk doen, inboorling noch vreemdeling die in het midden van u als vreemdeling verkeert. Lev. 16:31 Dat zal u een sabbat der rust zijn, opdat gij uw zielen verootmoedigt; het is een eeuwige inzetting. Lev. 23:27 Doch op den tiende dezer zevende maand zal de verzoendag zijn, een heilige samenroeping zult gij hebben; dan zult gij uw zielen verootmoedigen, en zult den HEERE een vuuroffer offeren. |
| 11 Dat is, uw personen vernederen voor den Heere, met de overlegging en bekentenis van uw zonden, met vasten, met bidden, en met een voornemen om uw leven te beteren. Zie Lev. 16 op vers 29. |
| Lev. 16:29 (kt.) En dit zal voor u tot een eeuwige inzetting zijn: gij zult in de zevende maand, op den tiende der maand, uw zielen verootmoedigen en geen werk doen, inboorling noch vreemdeling die in het midden van u als vreemdeling verkeert. |
|
8 Maar gij zult brandoffer ten lieflijken reuk den HEERE offeren: één jongen var, één ram; zeven eenjarige lammeren, cvolkomen zullen zij u zijn; |
| c Num. 28:19. |
| Num. 28:19 Maar gij zult een vuuroffer ten brandoffer den HEERE offeren: twee jonge varren en één ram; daartoe zeven eenjarige lammeren, volkomen zullen zij u zijn. |
|
9 En hun spijsoffer van meelbloem, met olie gemengd: drie tienden tot den var, twee tienden tot den enen ram; |
10 12Telkens een tiende tot één lam, tot die zeven lammeren toe; |
| 12 Hebr. Een tiende, een tiende tot een lam. Alzo vers 15 en Num. 28:13. |
| vers 15 En telkens een tiende tot één lam, tot die veertien lammeren toe; Num. 28:13 En telkens een tiende deel meelbloem ten spijsoffer, met olie gemengd, tot het ene lam; het is een brandoffer tot een lieflijken reuk, een vuuroffer den HEERE. |
|
11 Eén geitenbok ten zondoffer, behalve het 13zondoffer der verzoeningen en het gedurig brandoffer en zijn spijsoffer, met hun drankoffers. |
| 13 Waarvan men lezen kan Lev. 16:11, 15; hetwelk, niettegenstaande de andere offeranden hier op den verzoendag geboden, evenwel ook op denzelven geofferd moest worden. Gelijk telkens verhaald wordt dat het dagelijks offer moest blijven, hoewel op enige dagen nog andere offeranden daarenboven verordend waren. Zie vss. 16, 22, 25, 28, 31, 34, 38, 39. |
| Lev. 16:11 Aäron dan zal den var des zondoffers die voor hemzelven zal zijn, toebrengen en voor zichzelven en voor zijn huis verzoening doen, en zal den var des zondoffers die voor hemzelven zal zijn, slachten. Lev. 16:15 Daarna zal hij den bok des zondoffers die voor het volk zal zijn, slachten en zal zijn bloed tot binnen in den voorhang dragen, en zal met zijn bloed doen, gelijk als hij met het bloed van den var gedaan heeft, en zal dat sprengen op het verzoendeksel en vóór het verzoendeksel. vers 16 En één geitenbok ten zondoffer, behalve het gedurig brandoffer, zijn spijsoffer en zijn drankoffer. vers 22 En één bok ten zondoffer, behalve het gedurig brandoffer en zijn spijsoffer en zijn drankoffer. vers 25 En één geitenbok ten zondoffer, behalve het gedurig brandoffer, zijn spijsoffer en zijn drankoffer. vers 28 En één bok ten zondoffer, behalve het gedurig brandoffer en zijn spijsoffer en zijn drankoffer. vers 31 En één bok ten zondoffer, behalve het gedurig brandoffer, zijn spijsoffer en zijn drankoffers. vers 34 En één bok ten zondoffer, behalve het gedurig brandoffer, zijn spijsoffer en zijn drankoffer. vers 38 En één bok ten zondoffer, behalve het gedurig brandoffer en zijn spijsoffer en zijn drankoffer. vers 39 Deze dingen zult gij den HEERE doen op uw gezette hoogtijden; behalve uw geloften en uw vrijwillige offers, met uw brandoffers en met uw spijsoffers en met uw drankoffers en met uw dankoffers. |
|
12 Insgelijks op den vijftienden dag dezer zevende maand zult gij een 14heilige samenroeping hebben; geen dienstwerk zult gij doen; maar zeven dagen zult gij den HEERE een feest vieren. |
| 14 Versta het feest der tabernakelen of loofhutten; van hetwelk zie Lev. 23:34. Deut. 16:13. |
| Lev. 23:34 Spreek tot de kinderen Israëls, zeggende: Op den vijftienden dag van deze zevende maand zal het feest der loofhutten zeven dagen den HEERE zijn. Deut. 16:13 Het feest der loofhutten zult gij u zeven dagen houden, als gij zult hebben ingezameld van uw dorsvloer en van uw wijnpers. |
|
13 En gij zult een brandoffer ten vuuroffer offeren, ten lieflijken reuk den HEERE: 15dertien jonge varren, twee rammen; veertien eenjarige lammeren, zij zullen volkomen zijn; |
| 15 Te weten op den eersten dag van dit feest. Want op den tweede moesten maar twaalf varren geofferd zijn, op den derde maar elf, en alzo doorgaans één var minder dan op den voorgaanden geofferd was. Zie vss. 17, 20, 23, 26, 29, 32. |
| vers 17 Daarna op den tweeden dag twaalf jonge varren, twee rammen, veertien volkomen eenjarige lammeren; vers 20 En op den derden dag elf varren, twee rammen, veertien volkomen eenjarige lammeren; vers 23 Verder, op den vierden dag tien varren, twee rammen, veertien volkomen eenjarige lammeren; vers 26 En op den vijfden dag negen varren, twee rammen, en veertien volkomen eenjarige lammeren; vers 29 Daarna op den zesden dag acht varren, twee rammen, veertien volkomen eenjarige lammeren; vers 32 En op den zevenden dag zeven varren, twee rammen, veertien volkomen eenjarige lammeren; |
|
14 En hun spijsoffer van meelbloem, met olie gemengd: drie tienden tot 16één var, tot die dertien varren toe; twee tienden tot één ram, onder die twee rammen; |
| 16 Dat is, tot elken var, als vers 4. Zo in het volgende. |
| vers 4 En één tiende tot één lam, tot die zeven lammeren toe; |
|
15 En telkens een tiende tot één lam, tot die veertien lammeren toe; |
16 En één geitenbok ten zondoffer, behalve het gedurig brandoffer, zijn spijsoffer en zijn drankoffer. |
17 Daarna 17op den tweeden dag twaalf jonge varren, twee rammen, veertien volkomen eenjarige lammeren; |
| 17 Te weten van het feest der tabernakelen; en alzo in het volgende. |
|
18 En hun spijsoffer en hun drankoffers tot de varren, tot de rammen en tot de lammeren in hun getal, 18naar de wijze; |
| 18 Zie op vers 6. |
| vers 6 (kt.) Behalve het brandoffer der maand en zijn spijsoffer, en het gedurig brandoffer en zijn spijsoffer, met hun drankoffers, naar hun wijze, ten lieflijken reuk, ten vuuroffer den HEERE. |
|
19 En één geitenbok ten zondoffer, behalve het gedurig brandoffer en zijn spijsoffer, met hun drankoffers. |
20 En 19op den derden dag elf varren, twee rammen, veertien volkomen eenjarige lammeren; |
| 19 Te weten van het voormelde feest, en alzo in het volgende. |
|
21 En hun spijsoffers en hun drankoffers tot de varren, tot de rammen en tot de lammeren in hun getal, naar de wijze; |
22 En één bok ten zondoffer, behalve het gedurig brandoffer en zijn spijsoffer en zijn drankoffer. |
23 Verder, op den vierden dag tien varren, twee rammen, veertien volkomen eenjarige lammeren; |
24 Hun spijsoffer en hun drankoffers tot de varren, tot de rammen en tot de lammeren in hun getal, naar de wijze; |
25 En één geitenbok ten zondoffer, behalve het gedurig brandoffer, zijn spijsoffer en zijn drankoffer. |
26 En op den vijfden dag negen varren, twee rammen, en veertien volkomen eenjarige lammeren; |
27 En hun spijsoffer en hun drankoffers tot de varren, tot de rammen en tot de lammeren in hun getal, naar de wijze; |
28 En één bok ten zondoffer, behalve het gedurig brandoffer en zijn spijsoffer en zijn drankoffer. |
29 Daarna op den zesden dag acht varren, twee rammen, veertien volkomen eenjarige lammeren; |
30 En hun spijsoffer en hun drankoffers tot de varren, tot de rammen en tot de lammeren in hun getal, naar de wijze; |
31 En één bok ten zondoffer, behalve het gedurig brandoffer, zijn spijsoffer en zijn drankoffers. |
32 En op den zevenden dag zeven varren, twee rammen, veertien volkomen eenjarige lammeren; |
33 En hun spijsoffer en hun drankoffers tot de varren, tot de rammen en tot de lammeren in hun getal, naar hun wijze; |
34 En één bok ten zondoffer, behalve het gedurig brandoffer, zijn spijsoffer en zijn drankoffer. |
35 Op den achtsten dag dzult gij een 20verbodsdag hebben; geen dienstwerk zult gij doen. |
| d Lev. 23:36. |
| Lev. 23:36 Zeven dagen zult gij den HEERE vuuroffer offeren; op den achtsten dag zult gij een heilige samenroeping hebben en zult den HEERE vuuroffer offeren; het is een verbodsdag, gij zult geen dienstwerk doen. |
| 20 Hebr. verbod of ophouding. Omdat op dien dag alle dienstwerk verboden was. Zie Lev. 23 op vers 36. Dit was de grote dag van het feest, op welken Christus stond in den tempel en riep de dorstige zielen tot Zich, belovende denzelven verkwikking, Joh. 7:37. |
| Lev. 23:36 (kt.) Zeven dagen zult gij den HEERE vuuroffer offeren; op den achtsten dag zult gij een heilige samenroeping hebben en zult den HEERE vuuroffer offeren; het is een verbodsdag, gij zult geen dienstwerk doen. Joh. 7:37 En op den laatsten dag, zijnde de grote dag van het feest, stond Jezus en riep, zeggende: Zo iemand dorst, die kome tot Mij en drinke. |
|
36 En gij zult een brandoffer ten vuuroffer offeren, ten lieflijken reuk den HEERE: één var, één ram, zeven volkomen eenjarige lammeren; |
37 Hun spijsoffer en hun drankoffers tot den var, tot den ram en tot de lammeren in hun getal, naar de wijze; |
38 En één bok ten zondoffer, behalve het gedurig brandoffer en zijn spijsoffer en zijn drankoffer. |
39 Deze dingen zult gij den HEERE doen op uw gezette hoogtijden; behalve uw 21geloften en uw vrijwillige offers, met uw brandoffers en met uw spijsoffers en met uw drankoffers en met uw dankoffers. |
| 21 Deze geloften en de offeranden hier in den tekst verhaald, waren gewone godsdienstige werken, welke om de buitengewone in dit hoofdstuk vermeld, die op zekere dagen des jaars naar Gods bevel geschiedden, niet moesten nagelaten worden. Zie op vers 11. |
| vers 11 (kt.) Eén geitenbok ten zondoffer, behalve het zondoffer der verzoeningen en het gedurig brandoffer en zijn spijsoffer, met hun drankoffers. |
|
40 En Mozes sprak tot de kinderen Israëls, naar al wat de HEERE Mozes geboden had. |