Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
Ontucht en afgoderij te Sittim |
1 EN aIsraël verbleef te Sittim, en het volk begon te hoereren met de dochteren der Moabieten. a Num. 31:16; 33:49. |
a Num. 31:16 Zie, dezen waren door Bíleams raad den kinderen Israëls om oorzaak der overtreding tegen den HEERE te geven, in de zaak van Peor; waardoor die plaag werd onder de vergadering des HEEREN. Num. 33:49 En zij legerden zich aan de Jordaan, van Beth-Jesimôth tot aan Abel-Sittim in de vlakke velden der Moabieten. |
2 bEn zij nodigden het volk tot de slachtoffers harer goden; en het volk at en het boog zich voor haar goden. b Ps. 106:28. Hos. 9:10. |
b Ps. 106:28 Ook hebben zij zich gekoppeld aan Baäl-Peor, en zij hebben de offeranden der doden gegeten. Hos. 9:10 Ik vond Israël als druiven in de woestijn, Ik zag uw vaderen als de eerste vrucht aan den vijgenboom in haar beginsel; maar zij gingen in tot
Baäl-Peor, en zonderden zich af tot die schaamte, en werden gans verfoeilijk naar hun boelerij. |
3 Als nu Israël zich koppelde aan Baäl-Peor, contstak de toorn des HEEREN tegen Israël. c Ps. 106:29. |
c Ps. 106:29 En zij hebben den HEERE tot toorn verwekt met hun daden, zodat de plaag een inbreuk onder hen deed. |
4 En de HEERE zeide tot Mozes: dNeem al de hoofden des volks en hang hen den HEERE tegen de zon; zo zal de hittigheid van des HEEREN toorn gekeerd worden van Israël. d Deut. 4:3. Joz. 22:17. |
d Deut. 4:3 Uw ogen, die hebben gezien wat God om Baäl-Peor gedaan heeft; want alle man die Baäl-Peor navolgde, dien heeft de HEERE uw God uit het midden van u verdaan. Joz. 22:17 Is ons de ongerechtigheid van Peor te weinig, van dewelke wij niet gereinigd zijn tot op dezen dag, hoewel de plaag in de vergadering des HEEREN geweest is? |
5 Toen zeide Mozes tot de rechters van Israël: Eenieder dode zijn mannen die zich aan Baäl-Peor gekoppeld hebben. |
6 En zie, een man uit de kinderen Israëls kwam en bracht een Midianietin tot zijn broederen voor de ogen van Mozes en voor de ogen van de ganse vergadering der kinderen Israëls, toen zij weenden voor de deur van de tent der samenkomst. |
7 Toen Pínehas, de zoon van Eleázar, den zoon van Aäron den priester, dat zag, ezo stond hij op uit het midden der vergadering en nam een spies in zijn hand; e Ps. 106:30. |
e Ps. 106:30 Toen stond Pínehas op en hij oefende gericht, en de plaag werd opgehouden. |
8 En hij ging den Israëlitischen man na in den hoerenwinkel en doorstak hen beiden, den Israëlitischen man en de vrouw, door haar buik. Toen werd de plaag van over de kinderen Israëls opgehouden. |
9 fDegenen nu die aan de plaag stierven, waren vier en twintig duizend. f 1 Kor. 10:8. |
f 1 Kor. 10:8 En laat ons niet hoereren, gelijk sommigen van hen gehoereerd hebben, en er vielen op één dag drie en twintig duizend. |
10 Toen sprak de HEERE tot Mozes, zeggende: |
11 Pínehas, de zoon van Eleázar, den zoon van Aäron den priester, heeft Mijn grimmigheid van over de kinderen Israëls afgewend, dewijl hij gMijn ijver geijverd heeft in het midden derzelve, zodat Ik de kinderen Israëls in Mijn ijver niet vernield heb. g 2 Kor. 11:2. |
g 2 Kor. 11:2 Want ik ben ijverig over u met een ijver Gods; want ik heb ulieden toebereid om u als een reine maagd aan één Man voor te stellen, namelijk aan Christus. |
12 Daarom, spreek: Zie, Ik hgeef hem Mijn verbond des vredes. h Ps. 106:31. |
h Ps. 106:31 En het is hem gerekend tot gerechtigheid, van geslacht tot geslacht, tot in eeuwigheid. |
13 En hij zal hebben en zijn zaad na hem, het verbond des eeuwigen priesterdoms, daarom dat hij voor zijn God geijverd en verzoening gedaan heeft voor de kinderen Israëls. |
14 De naam nu des verslagenen Israëlitischen mans, die verslagen was met de Midianietin, was Zimri, de zoon van Salu, een overste van een vaderlijk huis der Simeonieten. |
15 En de naam der verslagen Midianitische vrouw was Kozbi, een dochter van Zur, die een hoofd was der volken van een vaderlijk huis onder de Midianieten. |
16 Verder sprak de HEERE tot Mozes, zeggende: |
17 Handelt ivijandelijk met de Midianieten, en verslaat hen; i Num. 31:2. |
i Num. 31:2 Neem de wraak der kinderen Israëls van de Midianieten; daarna zult gij verzameld worden tot uw volken. |
18 Want zij hebben vijandelijk ktegen ulieden gehandeld door hun listen, die zij listiglijk tegen u bedacht hebben in de zaak van Peor, en in de zaak van Kozbi, de dochter van den overste der Midianieten, hun zuster, die verslagen is ten dage der plaag om de zaak van Peor. k Openb. 18:6. |
k Openb. 18:6 Vergeldt haar gelijk als zij ulieden vergolden heeft, en verdubbelt haar dubbel naar haar werken; in den drinkbeker waarin zij geschonken heeft, schenkt haar dubbel. |