Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
De Israëlieten begaan hoerdom te Sittim met de dochteren der Moabieten, en afgoderij met Baäl-Peor, vs. 1, enz. De Heere beveelt Mozes de afgodendienaars om te brengen, 4. Pinehas doodt Zimri en Kozbi, 7. Daarom belooft hem God het priesterdom in eeuwigheid, 11. God beveelt de Midianieten te slaan, 17. Omdat zij arglistiglijk tegen Israël gehandeld hadden, 18. |
Ontucht en afgoderij te Sittim |
1 EN aIsraël verbleef te 1Sittim, en 2het volk begon te hoereren met de dochteren der 3Moabieten. | | a Num. 31:16; 33:49. Num. 31:16 Zie, dezen waren door Bíleams raad den kinderen Israëls om oorzaak der overtreding tegen den HEERE te geven, in de zaak van Peor; waardoor die plaag werd onder de vergadering des HEEREN. Num. 33:49 En zij legerden zich aan de Jordaan, van Beth-Jesimôth tot aan Abel-Sittim in de vlakke velden der Moabieten. |
1 Een plaats in de woestijn, in de lage landen der Moabieten, bij de Jordaan. Num. 33:48, 49 wordt deze plaats genoemd Abel-Sittim. Hier bleef Israël tot na den dood van Mozes; toen heeft Jozua hetzelve vandaar gebracht tot aan de Jordaan, waarover zij te Gilgal passeerden, Joz. 2:1; 3:1. Num. 33:48 En zij verreisden van de bergen van Abárim, en legerden zich in de vlakke velden der Moabieten, aan de Jordaan van Jericho. Num. 33:49 En zij legerden zich aan de Jordaan, van Beth-Jesimôth tot aan Abel-Sittim in de vlakke velden der Moabieten. Joz. 2:1 JOZUA nu, de zoon van Nun, had twee mannen die heimelijk verspieden zouden, gezonden van Sittim, zeggende: Gaat heen, bezichtigt het land en Jericho. Zij dan gingen en kwamen ten huize van een vrouw, een hoer, wier naam was Rachab, en zij sliepen daar. Joz. 3:1 JOZUA dan maakte zich des morgens vroeg op, en zij reisden van Sittim en kwamen tot aan de Jordaan, hij en al de kinderen Israëls; en zij vernachtten aldaar, eer zij overtrokken. |
2 Te weten velen onder de Israëlieten (1 Kor. 10:8), want allen die deze zonde begingen, zijn omgekomen, maar die den HEERE aanhingen, bleven in het leven, Deut. 4:3, 4. 1 Kor. 10:8 En laat ons niet hoereren, gelijk sommigen van hen gehoereerd hebben, en er vielen op één dag drie en twintig duizend. Deut. 4:3 Uw ogen, die hebben gezien wat God om Baäl-Peor gedaan heeft; want alle man die Baäl-Peor navolgde, dien heeft de HEERE uw God uit het midden van u verdaan. Deut. 4:4 Gij daarentegen, die den HEERE uw God aanhingt, gij zijt heden allen levend. |
3 Versta hierbij ook der Midianieten, als blijkt uit vss. 6, 17, 18. vers 6 En zie, een man uit de kinderen Israëls kwam en bracht een Midianietin tot zijn broederen voor de ogen van Mozes en voor de ogen van de ganse vergadering der kinderen Israëls, toen zij weenden voor de deur van de tent der samenkomst. vers 17 Handelt vijandelijk met de Midianieten, en verslaat hen; vers 18 Want zij hebben vijandelijk tegen ulieden gehandeld door hun listen, die zij listiglijk tegen u bedacht hebben in de zaak van Peor, en in de zaak van Kozbi, de dochter van den overste der Midianieten, hun zuster, die verslagen is ten dage der plaag om de zaak van Peor. |
2 bEn 4zij nodigden het volk tot de slachtoffers 5harer goden; en 6het volk 7at en het boog zich voor haar goden. | | b Ps. 106:28. Hos. 9:10. Ps. 106:28 Ook hebben zij zich gekoppeld aan Baäl-Peor, en zij hebben de offeranden der doden gegeten. Hos. 9:10 Ik vond Israël als druiven in de woestijn, Ik zag uw vaderen als de eerste vrucht aan den vijgenboom in haar beginsel; maar zij gingen in tot
Baäl-Peor, en zonderden zich af tot die schaamte, en werden gans verfoeilijk naar hun boelerij. |
4 Te weten de dochteren der Moabieten. |
5 Anders: haars gods, te weten Baäl-Peors. |
6 Te weten een deel van het Israëlitische volk. |
7 Alzo gemeenschap hebbende met haar afgoderij, 1 Kor. 10:18. Hiervoor had God de HEERE hen gewaarschuwd, Ex. 34:14. 1 Kor. 10:18 Ziet Israël dat naar het vlees is: hebben niet degenen die de offeranden eten, gemeenschap met het altaar? Ex. 34:14 (Want gij zult u niet buigen voor een anderen god; want des HEEREN Naam is IJveraar, een ijverig God is Hij); |
3 Als nu Israël zich koppelde aan Baäl-Peor, contstak de toorn des HEEREN tegen Israël. | | c Ps. 106:29. Ps. 106:29 En zij hebben den HEERE tot toorn verwekt met hun daden, zodat de plaag een inbreuk onder hen deed. |
4 En de HEERE zeide tot Mozes: dNeem 8al de hoofden des volks en hang hen 9den HEERE tegen de 10zon; zo zal de hittigheid van des HEEREN toorn gekeerd worden van Israël. | | d Deut. 4:3. Joz. 22:17. Deut. 4:3 Uw ogen, die hebben gezien wat God om Baäl-Peor gedaan heeft; want alle man die Baäl-Peor navolgde, dien heeft de HEERE uw God uit het midden van u verdaan. Joz. 22:17 Is ons de ongerechtigheid van Peor te weinig, van dewelke wij niet gereinigd zijn tot op dezen dag, hoewel de plaag in de vergadering des HEEREN geweest is? |
8 Te weten, die aan deze zonde schuld hebben. Zie een voorbeeld vers 14. Sommigen verstaan dat deze hoofden des volks genomen zijn geweest als rechters om de schuldigen op te hangen. vers 14 De naam nu des verslagenen Israëlitischen mans, die verslagen was met de Midianietin, was Zimri, de zoon van Salu, een overste van een vaderlijk huis der Simeonieten. |
9 Anders: voor den HEERE. Den HEERE, dat is, ter ere van God den Rechtvaardige, Die de zonden haat en straft. |
10 Dat is, in het openbaar, voor allemans ogen, zolang als de zon dezen dag schijnen zal. |
5 Toen zeide Mozes tot de rechters van Israël: Eenieder dode 11zijn mannen die zich aan Baäl-Peor gekoppeld hebben. | | 11 Die onder hem behoren, naar de orde daarvan gegeven Ex. 18:25. Ex. 18:25 En Mozes verkoos kloeke mannen uit gans Israël en maakte hen tot hoofden over het volk: oversten der duizenden, oversten der honderden, oversten der vijftigen en oversten der tienen; |
6 En zie, een man uit de kinderen Israëls kwam en bracht een Midianietin tot 12zijn broederen voor de ogen van Mozes en voor de ogen van de ganse vergadering der kinderen Israëls, toen zij weenden voor de deur van de tent der samenkomst. | | 12 Te weten, tot de Israëlieten die in het leger waren. |
7 Toen Pínehas, de zoon van Eleázar, den zoon van Aäron den priester, dat zag, ezo stond hij op uit het midden der vergadering en nam een spies in zijn hand; | | e Ps. 106:30. Ps. 106:30 Toen stond Pínehas op en hij oefende gericht, en de plaag werd opgehouden. |
8 En hij ging den Israëlitischen man na in den hoerenwinkel en doorstak hen beiden, den Israëlitischen man en de vrouw, door haar buik. Toen werd de plaag van over de kinderen Israëls opgehouden. | | |
9 fDegenen nu die aan de plaag stierven, waren 13vier en twintig duizend. | | f 1 Kor. 10:8. 1 Kor. 10:8 En laat ons niet hoereren, gelijk sommigen van hen gehoereerd hebben, en er vielen op één dag drie en twintig duizend. |
13 De apostel 1 Kor. 10:8 zegt drie en twintig duizend. Het is te vermoeden dat er de rechters eenduizend gestraft hebben, vers 5, en dat God er drie en twintig duizend geslagen heeft, of eenduizend is er gehangen, de rest is van Gods hand geslagen. 1 Kor. 10:8 En laat ons niet hoereren, gelijk sommigen van hen gehoereerd hebben, en er vielen op één dag drie en twintig duizend. vers 5 Toen zeide Mozes tot de rechters van Israël: Eenieder dode zijn mannen die zich aan Baäl-Peor gekoppeld hebben. |
10 Toen sprak de HEERE tot Mozes, zeggende: | | |
11 Pínehas, de zoon van Eleázar, den zoon van Aäron den priester, heeft Mijn grimmigheid van over de kinderen Israëls afgewend, dewijl hij gMijn ijver geijverd heeft in het midden derzelve, zodat Ik de kinderen Israëls in Mijn ijver niet vernield heb. | | g 2 Kor. 11:2. 2 Kor. 11:2 Want ik ben ijverig over u met een ijver Gods; want ik heb ulieden toebereid om u als een reine maagd aan één Man voor te stellen, namelijk aan Christus. |
12 Daarom, spreek: Zie, 14Ik hgeef hem Mijn verbond 15des vredes. | | 14 Dat is, Ik geef hem het priesterdom, dat hij dat vredelijk en voorspoediglijk erve en bezitte, hij en zijn nakomelingen, omdat hij Mij door zijn ijver heeft tevredengesteld. |
h Ps. 106:31. Ps. 106:31 En het is hem gerekend tot gerechtigheid, van geslacht tot geslacht, tot in eeuwigheid. |
15 Of: te weten den vrede. |
13 En hij zal hebben en zijn zaad na hem, het 16verbond des eeuwigen priesterdoms, daarom dat hij voor zijn God geijverd en verzoening gedaan heeft voor de kinderen Israëls. | | 16 Dat is, een eeuwig priesterdom, met een eeuwig verbond bevestigd. Doch versta door eeuwig: totdat de Messias komt. Zie Hebr. 7:11. Hebr. 7:11 Indien dan nu de volkomenheid door het Levitische priesterschap ware (want onder hetzelve heeft het volk de wet ontvangen), wat nood was het nog, dat een ander Priester, naar de ordening van Melchizédek, zou opstaan, en Die niet zou gezegd worden te zijn naar de ordening van Aäron? |
14 De naam nu des verslagenen Israëlitischen mans, die verslagen was met de Midianietin, was Zimri, de zoon van Salu, een overste van een vaderlijk huis der Simeonieten. | | |
15 En de naam der verslagen Midianitische vrouw was Kozbi, een dochter van Zur, die een 17hoofd was der volken van een vaderlijk huis onder de Midianieten. | | 17 Ja, hij wordt onder de koningen der Midianieten gesteld, Num. 31:8. Num. 31:8 Daartoe doodden zij boven hun verslagenen de koningen der Midianieten, Evi en Rekem en Zur en Hur en Reba, vijf koningen der Midianieten; ook doodden zij met het zwaard Bíleam, den zoon van Beor. |
16 Verder sprak de HEERE tot Mozes, zeggende: | | |
17 Handelt ivijandelijk met de Midianieten, en verslaat hen; | | i Num. 31:2. Num. 31:2 Neem de wraak der kinderen Israëls van de Midianieten; daarna zult gij verzameld worden tot uw volken. |
18 Want zij hebben vijandelijk ktegen ulieden gehandeld door hun listen, die zij listiglijk tegen u bedacht hebben in de zaak van Peor, en in de zaak van Kozbi, de dochter van den overste der Midianieten, hun 18zuster, die verslagen is ten dage der plaag om de zaak van Peor. | | k Openb. 18:6. Openb. 18:6 Vergeldt haar gelijk als zij ulieden vergolden heeft, en verdubbelt haar dubbel naar haar werken; in den drinkbeker waarin zij geschonken heeft, schenkt haar dubbel. |
18 Dat is, die van hunlieder natie was. |