Statenvertaling.nl

sample header image

Numeri 24 – Statenvertaling

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenParallelZonder kanttekeningenAlleen Bijbeltekst

Numeri 24

Dit hoofdstuk voorgelezen (v):

 

Bileam zijn huichelarij verlatende, profeteert den voorspoed van Israël, vs. 1, enz. Balak verlaat hem met toorn, 10. Maar eerst profeteert Bileam van de ster die uit Jakob zou voortgaan, en van den ondergang van sommige natiën, 14. Daarna scheiden Bileam en Balak van elkander, 25.
 
1 TOEN Bíleam zag dat het goed was in de ogen des HEEREN dat hij Israël zegende, zo ging hij 1ditmaal niet heen, gelijk meermalen, 2tot de toverijen, maar hij stelde zijn aangezicht 3naar de woestijn.1 Hebr. gelijk maal in maal.
2 Hebr. de toverijen tegemoet. Versta de onbehoorlijke manier van voorzeggingen die hij gebruikt had en die van God voor toverij gehouden wordt.
3 Waar de kinderen Israëls hun leger hadden in het veld der Moabieten.
2 Als Bíleam zijn ogen ophief en Israël zag, wonende naar 4zijn stammen, zo 5was de Geest Gods op hem.4 Te weten, in zulke orde afgedeeld als de HEERE bevolen had, Numeri 2. verwijsteksten
5 Dat is, God gaf hem in wat hij spreken zou.
3 En hij hief zijn spreuk op en zeide: Bíleam, de zoon van Beor, spreekt, en de man wien 6de ogen geopend zijn, spreekt.6 Te weten de ogen des verstands, om te zien wat in toekomende tijden den kinderen Israëls bejegenen zou. Hebr. het oog.
4 De hoorder der redenen Gods spreekt; die het gezicht des Almachtigen ziet, die 7verrukt wordt en wien de ogen ontdekt worden.7 Hebr. vallende.
5 Hoe goed zijn uw tenten, Jakob! uw woningen, Israël!
6 Gelijk de beken breiden 8zij zich uit, als de hoven aan de rivieren; de HEERE heeft ze geplant als de 9sandelbomen, als de 10cederbomen aan het water.8 Te weten de kinderen Israëls.
9 Of: aloë. Dit is een boom welks hout, als het dor wordt, een lieflijken reuk van zich geeft.
10 Het hout van dezen boom is schoon, het wast hoog en dik, en het verrot niet lichtelijk. Van dit hout was de tempel van Salomo getimmerd, 1 Kon. 6:9, 10. verwijsteksten
7 Er zal water uit 11zijn emmeren vloeien en zijn zaad zal 12in vele wateren zijn; en zijn koning zal boven 13Agag verheven worden en zijn koninkrijk zal verhoogd worden.11 Te weten uit Israëls.
12 Dat is, het zal zeer vermenigvuldigen.
13 Dit is de naam van den koning, ja, van alle koningen der Amalekieten, welk koninkrijk te dezen tijde zeer heerlijk en groot was. Zie 1 Sam. 15:8. verwijsteksten
8 God heeft hem uit Egypte uitgevoerd; zijn krachten zijn als van aeen eenhoorn; hij zal de heidenen, zijn vijanden, verteren en hun gebeente 14breken en met zijn pijlen doorschieten.a Num. 23:22. verwijsteksten
14 Hebr. uitbenen, dat is, het been uit het vlees trekken.
9 bHij heeft zich gekromd, hij heeft zich nedergelegd gelijk een leeuw en als een oude leeuw; wie zal hem 15doen opstaan? 16Zo wie u zegent, die zij gezegend, en vervloekt zij wie u vervloekt.b Gen. 49:9. Num. 23:24. verwijsteksten
15 Of: opwekken.
16 Volgens de belofte Gods, Gen. 12:3. verwijsteksten
 
De vierde zegening: de ster uit Jakob
10 Toen ontstak de toorn van Balak tegen Bíleam en 17hij sloeg zijn handen tezamen; en Balak zeide tot Bíleam: Ik heb u geroepen om mijn vijanden te vloeken, maar zie, 18gij hebt hen nu driemaal geduriglijk gezegend.17 Tot een teken van toorn en verdriet.
18 Hebr. zegenende hebt gij hen gezegend.
11 En nu, 19pak u weg 20naar uw plaats. Ik had gezegd 21dat ik u hoog vereren zou; maar zie, de 22HEERE heeft die eer van u geweerd.19 Hebr. vlucht u.
20 Te weten naar Mesopotamië, tot uw stad Pethor.
21 Hebr. vererende vereren zou, te weten met grote geschenken.
22 Hebr. de HEERE heeft u geweerd van de eer.
12 Toen zeide Bíleam tot Balak: Heb ik ook niet tot uw boden, die gij tot mij gezonden hebt, gesproken, zeggende:
13 cWanneer mij Balak zijn huis vol zilver en goud gave, zo kan ik het bevel des HEEREN niet overtreden, doende goed of kwaad 23uit mijn eigen hart; wat de HEERE spreken zal, dat zal ik spreken.c Num. 22:18. verwijsteksten
23 Dat is, van mijzelven. Zie Num. 16:28. verwijsteksten
14 En nu, zie, ik ga tot mijn volk; kom, 24ik zal u raad geven en zeggen wat dit volk uw volk doen zal 25in de laatste dagen.24 Dat is, ik zal u raad geven en meteen waarschuwen. Sommigen verstaan door den raad alhier de navolgende profetie, anderen den goddelozen raad waarvan Numeri 25, vgl. met Num. 31:16 en Openb. 2:14. verwijsteksten
25 Te weten ten tijde van David, gelijk er geschreven staat 2 Sam. 8:2. verwijsteksten
15 Toen hief hij zijn spreuk op en zeide: Bíleam, de zoon van Beor, spreekt, en die man wien de ogen geopend zijn, spreekt.
16 De hoorder der redenen Gods spreekt en die de wetenschap des Allerhoogsten weet; die het gezicht des Almachtigen ziet, die verrukt wordt en wien de ogen ontdekt worden.
17 Ik 26zal 27Hem zien, maar 28nu niet; ik zal Hem aanschouwen, maar niet nabij. Er zal een 29ster voortgaan uit Jakob, en er zal een 29scepter uit Israël opkomen; die zal de 30palen der Moabieten verslaan en zal al de 31kinderen van Seth 32verstoren.26 Anders: Ik zie Hem of het.
27 Dit is een profetie op Christus, den toekomenden Messias, van Wien David een voorbeeld geweest is.
28 Dat is, nog niet.
29 . 29 Door de woorden ster en scepter verstaat Bileam het heerlijk koninkrijk van het volk Gods, hetwelk ten dele wereldlijk in David, maar voornamelijk in het geestelijk Koninkrijk van onzen HEERE Jezus Christus vervuld is. Zie Openb. 22:16. verwijsteksten
30 Hebr. hoeken, zijden, dat is, de grenzen. Zie de vervulling dezer profetie 2 Sam. 8:2. Doch voornamelijk is dit vervuld door de roeping der heidenen door de apostelen. Sommigen verstaan door de hoeken of palen de vorsten des lands. verwijsteksten
31 Dat is, alle andere volken uit dewelke de HEERE Christus Zijn kerk vergaderen zou, want de nakomelingen van Kaïn zijn in den zondvloed omgekomen.
32 Eigenlijk ontwallen, ontmuren.
18 En 33Edom zal een erfelijke bezitting zijn, en 34Seïr zal 35zijn vijanden een erfelijke bezitting zijn; doch Israël zal 36kracht doen.33 Zie de vervulling hiervan 1 Kron. 18:13, en voorts aangaande het geestelijke in de beroeping der heidenen en demping der vijanden van Gods kerk. verwijsteksten
34 Dit is de naam van het gebergte waar de Edomieten woonden, Gen. 36:7, 8. verwijsteksten
35 Te weten den kinderen Israëls.
36 Anders: macht betonen, dat is, kloekelijk handelen.
19 dEn er zal 37een uit Jakob heersen, en hij zal de overigen 38uit de steden ombrengen.d 2 Sam. 8:14. verwijsteksten
37 Versta David en Christus.
38 Hebr. uit de stad, dat is, uit elke stad, of al de steden, te weten der Edomieten, vers 18. verwijsteksten
20 Toen hij de Amalekieten zag, zo hief hij zijn spreuk op en zeide: Amalek is de 39eersteling der heidenen, 40maar zijn uiterste is ten verderve.39 Of: de eerste, dat is, een zeer treffelijk koninkrijk, of de eerste die tegen de Israëlieten oorlog gevoerd heeft.
40 Dat is, de Amalekieten zullen verdelgd worden naar den raad en het besluit Gods. Zie Ex. 17:14. 1 Samuël 15. verwijsteksten
21 Toen hij de 41Kenieten zag, zo hief hij zijn spreuk op en zeide: Uw woning is vast en gij hebt uw 42nest in een steenrots gelegd.41 Dezen woonden onder de Amalekieten, 1 Sam. 15:6. verwijsteksten
42 Dat is, woning, als Job 29:18. verwijsteksten
22 Evenwel zal 43Kaïn verteerd worden, 44totdat u Assur gevankelijk wegvoeren zal.43 Anders: de Kaïnieten of de Kenieten, die, zo het schijnt, van een, genoemd Kaïn, hun oorsprong hebben.
44 Anders: zolang als Assur u zal gevankelijk houden.
23 Voorts hief hij zijn spreuk op en zeide: Och, 45wie zal leven, als God 46dit 47doen zal?45 Dat is, wie zal levend blijven? Alsof hij zeide: Och, wat een grote jammer en ellende zal alsdan velen volken overkomen!
46 Te weten wat hier volgt, vers 24, of hem (te weten Israël) stellen zal, of Zich zetten zal. verwijsteksten
47 Hebr. zetten, ordineren zal.
24 En de schepen van den 48oever van 49Chittim, die zullen Assur plagen, zij zullen ook 50Heber plagen; en 51hij zal ook ten verderve zijn.48 Hebr. hand, dat is, kust of oever.
49 Kittim of Chittim is geweest een van de zonen van Javan, den zoon van Jafeth, die Noachs zoon was, Gen. 10:4. Zijn nakomelingen hebben zich nedergezet in Cilicië, Macedonië, Cyprus en Italië; Josephus, Oudheden, boek 4, hfdst. 22. Zodat onder het woord Chittim somtijds dit, somtijds dat volk of natie verstaan wordt. verwijsteksten
50 Dat is, de Hebreeën of nakomelingen van Heber, van denwelken zie Gen. 10:22, 24. Al de Joden of Israëlieten zijn Hebers nakomelingen, die van de Romeinen en Grieken zijn geplaagd geweest. verwijsteksten
51 Te weten de Chittiet.
25 Toen stond Bíleam op en ging heen en keerde weder 52tot zijn plaats; Balak ging ook zijn weg.52 Te weten naar Mesopotamië. Dit was wel Bileams mening en voornemen, maar hij is van de Midianieten opgehouden en daarna van de Israëlieten met het zwaard verslagen, Num. 31:8. Anderen menen, dat wel Bileam is te huis gekomen, maar naderhand wederom tot de Midianieten gekeerd en met hen omgekomen. verwijsteksten

Einde Numeri 24