Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
1 TOEN sprak de HEERE tot Mozes, zeggende: |
2 Spreek tot de kinderen Israëls en neem van hen voor elk vaderlijk huis één staf van al hun oversten, naar het huis hunner vaderen, twaalf staven; eens iegelijken naam zult gij schrijven op zijn staf. |
3 Doch Aärons naam zult gij schrijven op den staf van Levi; want één staf zal er zijn voor het hoofd van het huis hunner vaderen. |
4 En gij zult ze wegleggen in de tent der samenkomst, vóór de getuigenis, waarheen Ik met ulieden samenkomen zal. |
5 En het zal geschieden dat de staf des mans welken Ik zal verkoren hebben, zal bloeien; en Ik zal stillen de murmureringen van de kinderen Israëls tegen Mij, dewelke zij tegen ulieden murmureren. |
6 Mozes dan sprak tot de kinderen Israëls, en al hun oversten gaven aan hem een staf, voor elken overste één staf, naar het huis hunner vaderen, twaalf staven; Aärons staf was ook onder hun staven. |
7 En Mozes legde deze staven weg voor het aangezicht des HEEREN, in de tent der getuigenis. |
8 Het geschiedde nu des anderen daags, dat Mozes in de tent der getuigenis inging; en zie, Aärons staf, voor het huis van Levi, bloeide; want hij bracht bloeisel voort en bloesemde bloesem en droeg amandelen. |
9 Toen bracht Mozes al deze staven uit van voor het aangezicht des HEEREN tot al de kinderen Israëls; en zij zagen het en namen elk zijn staf. |
10 Toen zeide de HEERE tot Mozes: Breng den staf van Aäron weder vóór de getuigenis in bewaring, tot een teken voor de wederspannige kinderen; alzo zult gij een einde maken van hun murmureringen tegen Mij, dat zij niet sterven. |
11 En Mozes deed het; gelijk als de HEERE hem geboden had, alzo deed hij. |
12 Toen spraken de kinderen Israëls tot Mozes, zeggende: Zie, wij geven den geest, wij vergaan, wij allen vergaan. |
13 Al wie enigszins nadert tot den tabernakel des HEEREN, zal sterven; zullen wij dan den geest gevende verdaan worden? |