Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
Jeruzalems nood en uitredding |
1 ZIE, de dag komt den HEERE, dat uw roof zal uitgedeeld worden in het midden van u, o Jeruzalem. |
2 Want Ik zal alle heidenen tegen Jeruzalem ten strijde verzamelen; en de stad zal ingenomen, en ade huizen zullen geplunderd, en de vrouwen zullen geschonden worden; en de helft der stad zal uitgaan in de gevangenis, maar het overige des volks zal uit de stad niet uitgeroeid worden. a Jes. 13:16. |
a Jes. 13:16 Ook zullen hun kinderkens voor hun ogen verpletterd worden; hun huizen zullen geplunderd en hun vrouwen geschonden worden. |
3 bEn de HEERE zal uittrekken, en Hij zal strijden tegen die heidenen, gelijk ten dage als Hij gestreden heeft, ten dage des strijds. b Jes. 42:13. |
b Jes. 42:13 De HEERE zal uittrekken als een held, Hij zal den ijver opwekken als een krijgsman; Hij zal juichen, ja, Hij zal een groot getier maken; Hij zal Zijn vijanden overweldigen. |
4 En Zijn voeten zullen te dien dage staan op den Olijfberg, die vóór Jeruzalem ligt, tegen het oosten; en de Olijfberg zal in tweeën gespleten worden, naar het oosten en naar het westen, zodat er een zeer grote vallei zal zijn; en de ene helft des bergs zal wijken naar het noorden, en de helft deszelven naar het zuiden. |
5 Dan zult gijlieden vlieden door de vallei Mijner bergen (want deze vallei der bergen zal reiken tot Azal), en gij zult vlieden gelijk als gij vloodt cvoor de aardbeving in de dagen van Uzzia, den koning van Juda; dan zal de HEERE mijn God komen, en al de heiligen met U, o HEERE. c Amos 1:1. |
c Amos 1:1 DE woorden van Amos, die onder de veeherders was, van Tekóa, dewelke hij gezien heeft over Israël, in de dagen van Uzzia, koning van Juda, en in de dagen van Jeróbeam, zoon van Joas, koning van Israël; twee jaren voor de aardbeving. |
6 En het zal te dien dage geschieden, dat er niet zal zijn het kostelijk licht en de dikke duisternis. |
7 Maar dhet zal een enige dag zijn, die den HEERE bekend zal zijn; het zal noch dag noch nacht zijn; en het zal geschieden ten tijde des avonds, dat het licht zal wezen. d Openb. 21:25. |
d Openb. 21:25 En haar poorten zullen niet gesloten worden des daags; want aldaar zal geen nacht zijn. |
8 Ook zal het te dien dage geschieden edat er levende wateren uit Jeruzalem vlieten zullen: de helft van die naar de oostzee, en de helft van die naar de achterste zee aan; zij zullen des zomers en des winters zijn. e Ez. 47:1, enz. Joël 3:18. Openb. 22:1. |
e Ez. 47:1 DAARNA bracht Hij mij weder tot de deur des huizes, en zie, er vloten wateren uit, van onder den dorpel des huizes naar het oosten, want het voorste deel des huizes was in het oosten; en de wateren daalden af van onderen, uit de rechterzijde des huizes, van het zuiden des altaars. Joël 3:18 En het zal te dien dage geschieden dat de bergen van zoeten wijn zullen druipen, en de heuvelen van melk vlieten en alle stromen van Juda vol van water gaan; en er zal een fontein uit het huis des HEEREN uitgaan, en zal het dal van Sittim bewateren. Openb. 22:1 EN hij toonde mij een zuivere rivier van het water des levens, klaar als kristal, voortkomende uit den troon Gods en des Lams. |
9 En de HEERE zal tot Koning over de ganse aarde zijn; te dien dage zal de HEERE één zijn, en Zijn Naam één. |
10 Dit ganse land zal rondom als een vlak veld gemaakt worden, van Geba tot Rimmon toe, zuidwaarts van Jeruzalem; en zij zal verhoogd en bewoond worden in haar plaats, van de poort van Benjamin af tot aan de plaats van de eerste poort, tot aan de Hoekpoort toe, en van den toren Hanáneël tot aan des konings wijnbakken toe. |
11 En zij zullen daarin wonen, en er zal geen verbanning meer zijn, want Jeruzalem zal zeker wonen. |
12 En dat zal de plaag zijn waarmede de HEERE al de volken plagen zal die tegen Jeruzalem krijg gevoerd zullen hebben: Hij zal eens iegelijks vlees, daar hij op zijn voeten staat, doen uitteren, en eens iegelijks ogen zullen uitteren in hun holen, en eens iegelijks tong zal in hun mond uitteren. |
13 Ook zal het te dien dage geschieden, dat er een groot gedruis van den HEERE onder hen zal wezen, zodat zij eenieder zijns naasten hand zullen aangrijpen, en eenieders hand zal tegen de hand zijns naasten opgaan. |
14 En ook zal Juda te Jeruzalem strijden; en het vermogen aller heidenen rondom zal verzameld worden, goud en zilver, en klederen in grote menigte. |
15 Alzo zal ook de plaag der paarden, der muildieren, der kemels en der ezels en aller beesten zijn, die in diezelve heirlegers geweest zullen zijn, gelijk de plaag van genen geweest is. |
16 En het zal geschieden dat al de overgeblevenen van alle heidenen die tegen Jeruzalem zullen gekomen zijn, die zullen van jaar tot jaar optrekken fom aan te bidden den Koning, den HEERE der heirscharen, en om te vieren het feest der loofhutten. f Jes. 66:23. |
f Jes. 66:23 En het zal geschieden dat van de ene nieuwe maan tot de andere en van den enen sabbat tot den anderen, alle vlees komen zal om aan te bidden voor Mijn aangezicht, zegt de HEERE. |
17 En het zal geschieden, zo wie van de geslachten der aarde niet zal optrekken naar Jeruzalem, om den Koning, den HEERE der heirscharen, te aanbidden, zo zal er over henlieden geen regen wezen. |
18 En indien het geslacht der Egyptenaars, over dewelke de regen niet is, niet zal optrekken noch komen, zo zal die plaag over hen zijn met dewelke de HEERE die heidenen plagen zal die niet optrekken zullen om te vieren het feest der loofhutten. |
19 Dit zal de zonde der Egyptenaars zijn, mitsgaders de zonde van alle heidenen die niet optrekken zullen om te vieren het feest der loofhutten. |
20 Te dien dage zal op de bellen der paarden staan: DE HEILIGHEID DES HEEREN. En de potten in het huis des HEEREN zullen zijn als de sprengbekkens voor het altaar; |
21 Ja, al de potten in Jeruzalem en in Juda zullen den HEERE der heirscharen heilig zijn, zodat allen die offeren willen, zullen komen en van dezelve nemen en in dezelve koken; en er zal ggeen Kanaäniet meer zijn in het huis des HEEREN der heirscharen te dien dage. g Jes. 35:8. Joël 3:17. Openb. 21:27; 22:15. |
g Jes. 35:8 En aldaar zal een verheven baan en een weg zijn, welke de heilige weg zal genaamd worden; de onreine zal daar niet doorgaan, maar hij zal voor dezen zijn; die dezen weg wandelt, zelfs de dwazen zullen niet dwalen. Joël 3:17 En gijlieden zult weten dat Ik de HEERE uw God ben, wonende op Sion, den berg Mijner heiligheid; en Jeruzalem zal een heiligheid zijn, en vreemden zullen niet meer door haar doorgaan. Openb. 21:27 En in haar zal niet inkomen iets dat ontreinigt en gruwelijkheid doet en leugen spreekt; maar die geschreven zijn in het boek des levens des Lams. Openb. 22:15 Maar buiten zullen zijn de honden, en de tovenaars, en de hoereerders, en de doodslagers, en de afgodendienaars, en een iegelijk die de leugen liefheeft en doet. |